Op 19 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een vonnis gewezen in een incident betreffende een oproeping in vrijwaring. De zaak betreft een geschil tussen de besloten vennootschap GOED B.V. en AANDACHT ARBO B.V. GOED B.V. heeft AANDACHT ARBO B.V. aangesproken op basis van een overeenkomst voor verzuimbegeleiding, waarbij GOED stelt dat AANDACHT ARBO tekort is geschoten in haar verplichtingen. Dit tekortschieten heeft geleid tot schade voor GOED, waaronder loonkosten en een loonsanctie van het UWV ter hoogte van € 44.320,72.
In het incident heeft AANDACHT ARBO verzocht om Bedrijfsartsen-flex B.V., Bedrijfsartsengroep B.V. en een derde, aangeduid als [betrokkene], in vrijwaring op te roepen. De rechtbank heeft geoordeeld dat voor de toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring vereist is dat de eiser in het incident zich beroept op een rechtsverhouding met een derde die meebrengt dat deze derde verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling in de hoofdzaak te dragen. De rechtbank heeft de vordering van AANDACHT ARBO toegewezen, omdat de grondslag niet is weersproken door GOED.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 30 november 2022 opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.S.J. Thijs.