ECLI:NL:RBNHO:2022:9188

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
15.196657.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het medeplegen van voorbereidingshandelingen van een feit bedoeld in de Opiumwet met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in verdovende middelen, specifiek cocaïne, en van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 4 november 2019 tot en met 8 maart 2021, samen met anderen handelingen heeft verricht die gericht waren op de invoer van cocaïne in Nederland. Dit omvatte het gebruik van PGP-telefoons, het maken van afspraken over opslagplaatsen en het verstrekken van inlichtingen over de handel in cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen met betrekking tot MDMA, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte op 18 december 2020 een bedrag van € 254.000,- voorhanden heeft gehad, waarvan de herkomst verborgen werd gehouden, en dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van een in beslag genomen Nokia-telefoon en onttrekking aan het verkeer van twee Google-telefoons bevolen, omdat deze gebruikt zijn bij de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.196657.21
Uitspraakdatum: 6 oktober 2022
Tegenspraak ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 september 2022 in de zaak tegen:
[…],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, te Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
mr. A. van Loon, en van hetgeen door mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op één of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 4 november 2019 tot en met 8 maart 2021 te Zaandam en/of Baarle-Hertog (België) en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
-
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of anderen (telkens)
- één of meer PGP/crypto-telefoon(s) verkregen en/of voorhanden gehad, en/of
- (telefonische) afspraken gemaakt en/of inlichtingen verkregen en/of (door)gegeven betrekking hebbende op een of meer stashplaatsen/opslagplekken van verdovende middelen en/of dekladingen, en/of
- (telefonische) afspraken gemaakt en/of inlichtingen verkregen en/of (door)gegegeven en/of onderhandelingen gevoerd met (ver)koper(s) en/of (een) ander(en) om cocaïne, althans (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I te vervoeren en/of in te voeren en/of te kopen en/of te verkopen, en/of
- foto's van verdovende middelen ontvangen en/of verstuurd en/of uitgewisseld en/of voorhanden gehad, en/of
- een stashplek/opslagplek in de woning gelegen aan [plaats] voorhanden gehad, en/of
- inlichtingen (door)gegeven aan en/of (telefonische) afspraken gemaakt met en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met (een) (ver)koper(s) en/of een ander om MDMA, althans (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I te kopen en/of te verkopen, en/of
- (telefonische) afspraken gemaakt met en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten verkregen en/of (door)gegeven en/of gevraagd aan zijn mededader(s) en/of één of meer anderen om cocaïne, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, (per boot) vanuit Zuid-Amerika in te voeren in Europa en/of om cocaïne, althans
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, te kopen en/of verkopen en/of in ontvangst te nemen en/of omtrent de wijze waarop die cocaïne, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, zou worden gekocht en/of geleverd en/of afgenomen en/of vervoerd en/of verkocht, en/of
- een hoeveelheid (wederrechtelijk verkregen) geld voorhanden gehad;
Feit 2hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 november 2019 tot en met 8 maart 2021 te Zaandam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten:
- een hoeveelheid (contant) geld (te weten 281.250 euro en/of 5000 euro en/of 254.000 euro) (telkens) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat geld gebruik heeft/hebben gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of (telkens) heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren en/of wie dat geld voorhanden had(den), terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

2.Voorvragen

2.1
Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid van de rechtbank
De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten
2.2
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdenking tegen de verdachte is ontstaan na ontsleuteling van data die is verkregen in een strafrechtelijk onderzoek naar aanbieder Sky ECC. Door middel van een interceptietool zijn chatberichten van gebruikers van Sky ECC telefoontoestellen verzameld. Deze Sky-data zijn verzameld in het kader van een Frans onderzoek en met toestemming van de Franse autoriteiten. De Sky-berichten zijn vervolgens in het kader van een gemeenschappelijk onderzoek (Joint Investigation Team van opsporingsautoriteiten van Frankrijk, België en Nederland, hierna: JIT) gedeeld met de Nederlandse autoriteiten. De basis voor zo’n JIT is de EU-rechtshulpovereenkomst en de daaruit voortvloeiende artikelen 5.2.1 en 5.2.2 Wetboek van Strafvordering.
Door de verdediging is (samengevat) aangevoerd dat de verkrijging en het gebruik van de Sky-berichten onrechtmatig is geweest omdat daarvoor geen wettelijke basis bestond, er een inbreuk is gemaakt op artikel 8 en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), het beginsel van ‘equality of arms’ is geschonden en niet kan worden gesproken van een eerlijk proces.
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het interstatelijk/internationaal vertrouwensbeginsel van toepassing is en heeft onder meer verwezen naar jurisprudentie op dit punt (die overigens voor een deel betrekking heeft op EncroChat-zaken en niet op strafzaken waarin Sky-berichten deel uitmaken van het dossier). Dat vertrouwensbeginsel maakt dat moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het in Frankrijk uitgevoerde onderzoek, aldus de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat het niet behoort tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te oordelen over de rechtmatigheid van het onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten uitgevoerde onderzoek. Er zijn door de verdediging in onderhavige zaak geen
concreteaanwijzingen aangedragen dat de Sky-berichten die aan het procesdossier tegen verdachte zijn toegevoegd, onrechtmatig zijn verkregen. Relevant is voorts dat de verdediging de beschikking heeft gehad over een cd-rom met alle voor het onderzoek tegen verdachte relevant geachte chatberichten en niet om nader onderzoek of gegevens (met betrekking tot het JIT of het onderzoek Argus) heeft verzocht zodat evenmin aanleiding bestaat om strijd met het beginsel van ‘equality of arms’ aanwezig te achten of de ‘procedure as a whole’ als ‘unfair’ te bestempelen. Er is dan ook onvoldoende grond voor het oordeel dat artikel 6 EVRM is geschonden, en de verweren dienaangaande worden verworpen.
2.3
Redenen voor schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 gerekwireerd tot vrijspraak van voorbereidingshandelingen voor zover die betrekking hebben op de handel in MDMA, aangezien daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. Voor het overige dient feit 1 bewezen te worden verklaard. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak van witwassen van de geldbedragen van € 5.000,- en € 281.250,- en tot bewezenverklaring van het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 254.000,-.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ook de raadsman acht ten aanzien van feit 1 onvoldoende bewijs aanwezig om te komen tot de vaststelling dat er voorbereidingshandelingen door de verdachte zijn gepleegd in het kader van de handel in MDMA en daarom verzoekt hij om de verdachte voor dat deel van de tenlastelegging vrij te spreken.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de verdenking is gebaseerd op enkel de Sky-berichten, die uit één en dezelfde bron komen en dat daarnaast iedere vorm van steunbewijs ontbreekt. Aan het bewijsminimum is daarmee niet voldaan en daarom dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Daarnaast dient de inhoud van de chatberichten te worden gezien als slechts “oriënterende gesprekken”, die onvoldoende concreet zijn en daardoor geen bewijs leveren voor strafbare voorbereidingshandelingen ten aanzien van de invoer van verdovende middelen (cocaïne).
Ten aanzien van het tweede feit sluit de raadsman zich aan bij het standpunt van de officier van justitie dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van het witwassen van de geldbedragen van € 5.000,- en € 281.250,-.
Voorts heeft de raadsman bepleit dat het medeplegen van witwassen van het bedrag van € 254.000,- niet kan worden bewezen, omdat uit het chatbericht van 18 december 2020 “ja, als ik de stapels tel kom ik op 254” niet kan worden afgeleid dat over geld wordt gesproken. De verstuurde foto’s van geld zeggen bovendien niets over het daadwerkelijk voorhanden hebben van geld, aangezien er geen geld is aangetroffen.
Indien de rechtbank daar anders over denkt, dan geldt dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door een verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, niet kan bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan, zodat die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden aangemerkt, waardoor ontslag van rechtsvervolging zou moeten volgen.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Vrijspraak voorbereidingshandelingen voor de handel in MDMA (feit 1)
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorbereidingshandeling ten aanzien van de handel in MDMA heeft gepleegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de beschikbare chatgesprekken en de rest van het dossier geen bewijs naar voren komt dat sprake was van voorbereiding van de handel in MDMA.
4.2
Vrijspraak van het witwassen van € 5.000 en € 281.250,- en van het medeplegen van het witwassen van €254.000.- (feit 2)
Met betrekking tot feit 2 is de rechtbank van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier geen aanknopingspunten zijn voor verdachte’s betrokkenheid bij het witwassen van de geldbedragen van € 5.000,- en € 281.250,-, zodat de verdachte van deze feiten zal worden vrijgesproken
De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte een bedrag van € 254.000,- heeft witgewassen, maar kan niet vaststellen dat hij dat in vereniging met een ander heeft gedaan. Uit de chatberichten op pagina 55 volgt dat de gebruiker van Sky-ID ECXVPB op de hoogte is van de aanwezigheid van het geldbedrag, maar niet dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking bij het voorhanden hebben van dat bedrag en het verbergen van de herkomst en vindplaats daarvan.
4.3
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.3
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt voorop – op de gronden die zijn weergegeven in de overweging over de ontvankelijkheid van de officier van justitie – dat er geen reden is de in het dossier opgenomen chatgesprekken van het bewijs uit te sluiten.
Ten aanzien van het door de raadsman gevoerde betoog dat de bewezenverklaring van
feit 1 niet alleen op de chatgesprekken kan worden gebaseerd, overweegt de rechtbank als volgt.
De Sky-berichten hebben bewijstechnisch de status van “een ander geschrift” als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 5 Sv en dat betekent dat de inhoud daarvan alleen als bewijsmiddel kan dienen als er ook een ander bewijsmiddel is. Aangezien er sprake is van vele berichtenwisselingen tussen de verdachte en andere gebruikers van PGP-telefoons, onder andere in groepschats, bestaat het bewijs niet uitsluitend uit één ander geschrift maar uit meerdere bewijsmiddelen. De inhoud van de Sky-berichten staat beschreven in ambtsedig opgemaakte processen-verbaal.
De bewezenverklaring berust bovendien niet slechts op de Sky-berichten, maar ook op de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] dat hij met zijn broer (de verdachte) contact heeft via een PGP-telefoon en op de inbeslagname van de mobiele telefoon in de woning van de verdachte, die gekoppeld is aan het account SKY-ID 884C3A en waarvan is vastgesteld dat de verdachte de gebruiker is.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat de inhoud van de chats zien op oriënterende gesprekken en niet op concrete voorbereidingshandelingen, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de voorbereiding en/of bevordering van een misdrijf als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (korter gezegd: drugshandel), in artikel 10a, eerste lid van die wet als zelfstandig delict strafbaar is gesteld teneinde in een vroeg stadium van de organisatie van de (internationale) handel in drugs in te kunnen grijpen. Dit betekent dat reeds strafbaar is het uiting geven van de intentie om verdovende middelen te vervoeren of in te voeren door het plegen van daarop gerichte voorbereidings- of bevorderingshandelingen. Het resultaat van die handelingen doet daaraan niet af.
Bij het interpreteren van chatgesprekken in dat kader moet uiteraard terughoudendheid worden betracht als uit de inhoud daarvan geen blijk geeft van een duidelijke intentie.
Indien een verklaring van de verdachte ontbreekt, mag echter wel worden bezien of aan die gesprekken, gelet op de samenhang en chronologie daarvan en de persoon van de verdachte en de gesprekspartner(s), een betekenis kan worden ontleend. Daarbij is het gebruik van de PGP-telefoons van belang, aangezien het gebruik daarvan voor reguliere economische activiteit niet zonder meer aannemelijk is. Het gebruik van een PGP-telefoon is immers bedoeld om de inhoud van de daarmee gevoerde gesprekken af te schermen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte een PGP-toestel gebruikte, de gebruiker was van het Sky-account ID 884C3A en dat dit account aan 152 verschillende groepschats heeft deelgenomen.
Op foto’s die in deze Sky-gesprekken werden verzonden, zijn wit poeder, verpakte en onverpakte witte blokken, al dan niet met een logostempel, zichtbaar.
Verder wordt in een gesprek met de verdachte over het vervoeren van “cc” in pakken koffiebonen benoemd dat met “cc” cocaïne wordt bedoeld.
In de chats wordt tevens gesproken over dekladingen en manieren van verstoppen van cocaïne (zoals in pakken koffiebonen en hout en tussen ananassen, bananen en ‘tuna’), over de geldende prijzen van cocaïne in Nederland en in het buitenland en over het koken met ‘baking soda’ (de rechtbank begrijpt: om cocaïne te destilleren). Ook zijn er afbeeldingen van vrachtbrieven, stapels geldbiljetten en chatgesprekken waarin het gaat over uithalers, rederijen en Bill’s of Lading (BL), namen van boten en havens, zoals Rotterdam, Antwerpen, Bremen en Hamburg. Er wordt tevens gesproken over (grote) geldbedragen, tokens, controles, politie en douane.
De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en dus geen uitleg gegeven met betrekking tot de inhoud van de chatberichten, maar naar het oordeel van de rechtbank gaan deze groepschats onmiskenbaar over de internationale handel in cocaïne.
De rechtbank overweegt voorts dat de inhoud van de Sky-berichten voldoende concreet is om te kunnen spreken van strafbare voorbereidingshandelingen. De berichten betreffen niet slechts het uitwisselen van algemene kennis en informatie. Er zijn voorts aanwijzingen dat er daadwerkelijk cocaïne is getransporteerd, gelet op bijvoorbeeld chatberichten van 12 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte naar de haven is gegaan om een container open te boren, en een chatbericht van 6 januari 2021, waarin de verdachte schrijft dat er ‘10 t’ binnen is gekomen. Anders dan in de strafzaken waarnaar de raadsman heeft verwezen, hebben de chatberichten in deze zaak niet slechts een oriënterend karakter.
De Sky-berichten tonen aan dat de verdachte in samenwerking met anderen een coördinerende rol vervulde bij het uitvoeren van de voorbereidingshandelingen, die zagen op de invoer van cocaïne.
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte op 18 december 2020 € 254.000,- voorhanden heeft gehad. In chatberichten van die datum (pagina 55) schrijft hij dat hij ‘het’ bij zijn moeder zal leggen in de kast onder de grond en dat hij een foto zal sturen van de plek waar hij het legt. Hij stuurt ongeveer 20 minuten later een foto van bundels contant geld en schrijft enkele minuten daarna: ‘als ik stapels tel kom ik op 254’. Op de foto is een wasmachine met opvallende draaiknop en een laminaatvloer zichtbaar, die overeenkomen met die in de woning van de ouders van de verdachte. Achter de wasmachine is onder diverse goederen een soort luik gevonden.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de verdachte de beschikking heeft gehad over een bedrag van € 254.000,- en dat hij, door dat bedrag in andermans woning in een verborgen ruimte te plaatsen, de herkomst en vindplaats van dat geld heeft willen verbergen.
Uit het dossier volgt verder dat hij geen legaal inkomen heeft en dat hij betrokken is bij de voorbereiding van de handel in drugs. Eén en ander maakt dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat het bedrag van € 254.000,- uit misdrijf afkomstig is. Van de verdachte mag dan worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de legale herkomst van het geldbedrag. Een dergelijke verklaring van de verdachte is uitgebleven.
Onder deze omstandigheden is er geen andere conclusie mogelijk, dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte daarvan wetenschap had.
De rechtbank acht het tenlastegelegde daarom bewezen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1hij op tijdstippen in de periode van 2 februari 2020 tot en met 4 maart 2021 te België en Nederland en Duitsland, telkens, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden cocaïne voor te bereiden en te bevorderen,
- anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, mede te plegen, en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe inlichtingen te verschaffen en
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen,
hebbende verdachte en/of anderen
- een PGP/crypto-telefoon voorhanden gehad en
- inlichtingen verkregen en (door)gegeven betrekking hebbende op opslagplekken van verdovende middelen en dekladingen en
- inlichtingen verkregen en (door)gegeven om cocaïne te vervoeren en/of in te voeren en
- foto's van verdovende middelen ontvangen en verstuurd en
- inlichtingen en/of aanwijzingen (door)gegeven aan zijn mededaders om cocaïne vanuit Zuid-Amerika in te voeren in Europa en omtrent de wijze waarop die cocaïne zou worden vervoerd.
Feit 2hij op 18 december 2020 te Zaandam 254.000 euro voorhanden heeft gehad en de herkomst en de vindplaats heeft verborgen, terwijl hij wist, dat dat geld
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Door de verdediging is aangevoerd dat het tenlastegelegde onder 2 (indien bewezen) niet zou kunnen worden gekwalificeerd als witwassen. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat niet het enkele voorhanden hebben is bewezenverklaard, maar het verbergen van het geld. Overigens heeft de verdachte ook niet gesteld dat het geld afkomstig is uit eigen misdrijf.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd.
Feit 2witwassen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregel

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Wat betreft de in beslag genomen goederen heeft zij verbeurdverklaring gevorderd van het telefoontoestel van het merk Nokia (goednummer 690508) en onttrekking aan het verkeer van de twee telefoontoestellen van het merk Google (goednummers 690200 en 688038).
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voorgesteld om de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de periode die hij al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals uit het dossier naar voren komt en door de raadsman tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van circa dertien maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen die zagen op de invoer van cocaïne. De verdachte vervulde daarbij een coördinerende rol en voorzag andere personen die bij de drugstransporten betrokken waren van van essentiële informatie. De verdachte had met veel verschillende personen telefonische contacten, werd door hen geïnformeerd, bracht hen op de hoogte van de stand van zaken en instrueerde hen. In vele chatberichten hebben de verdachte en zijn mededaders contact met elkaar gehad over het vervoer, wijze van verpakken, prijzen, hoeveelheden en de kwaliteit van de cocaïne. De chatberichten geven een ontluisterende inkijk in de organisatie van grootschalige, internationale cocaïnetransporten en de daarmee gepaard gaande illegale opbrengsten.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten ernstig. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Om de volksgezondheid te beschermen en om de andere vormen van criminaliteit met betrekking tot verdovende middelen te beperken, zijn voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van drugs met hoge straffen bedreigd. Dat geldt ook voor witwassen, omdat daarmee illegaal verkregen opbrengsten in het economisch verkeer worden gebracht, en crimineel gedrag in financieel opzicht aanlokkelijk maakt.
Voor de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen zijn binnen de rechtspraak thans geen oriëntatiepunten ontwikkeld. De rechtbank heeft daarom aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken door de rechtbanken en gerechtshoven in het land worden opgelegd. De rechtbank komt tot de conclusie dat de aard, ernst en de negatieve maatschappelijke gevolgen van de bewezenverklaarde feiten zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, en dat slechts een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt een passende straf is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 14 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van veertig maanden moet worden opgelegd, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8.Verbeurdverklaring

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoontoestel van het merk Nokia, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder feit 1 bewezenverklaarde met behulp van dat telefoontoestel, dat aan de verdachte toebehoort, is begaan.

9.Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee telefoontoestellen van het merk Google, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze telefoontoestellen behoren verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten of tot de belemmering van de opsporing daarvan omdat het PGP-telefoons betreft.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
10a van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 (cumulatief) is ten laste gelegd met betrekking tot MDMA en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VEERTIG (40) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een telefoontoestel van het merk Nokia (goednummer|: 690508).
Onttrekt aan het verkeer:
- een telefoontoestel van het merk Google (goednummer: 690200),
- een telefoontoestel van het merk Google (goednummer 688038).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. M. Ramondt en M. Lolkema, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2022.