ECLI:NL:RBNHO:2022:9252

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/325422 / HA ZA 22-136
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over geluidsoverlast en contactverboden tussen buren

In deze zaak, die zich afspeelt in een appartementencomplex, hebben de eisers, wonende boven de gedaagden, een burengeschil aanhangig gemaakt. De eisers ervaren geluidsoverlast van de gedaagden, die onder andere aanbellen en op het plafond bonken. De eisers vorderen een verbod op deze gedragingen, alsook een contactverbod en een verbod om onrechtmatige uitlatingen te doen over hen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van wederzijdse overlast, maar heeft geoordeeld dat de gedaagden ontoelaatbare geluidsoverlast veroorzaken. De rechtbank heeft een aantal vorderingen van de eisers toegewezen, waaronder een verbod voor de gedaagden om zich binnen een straal van drie meter van de eisers en hun kinderen te begeven. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagden zich niet aan de opgelegde verboden houden. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank benadrukt dat de normen voor de gedaagden ook gelden voor de eisers, die zich ook moeten onthouden van het bezorgen van overlast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/325422 / HA ZA 22-136
Vonnis van 12 oktober 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. K. Dirlik te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. D.A. IJpelaar te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna in enkelvoud [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.
De zaak in het kort
Deze zaak is een burengeschil. De woning van [eisers] bevindt zich boven de woning van [gedaagden] . [eisers] en [gedaagden] ondervinden (geluids)overlast van elkaar. [eisers] ervaart onder meer overlast van [gedaagden] omdat [gedaagden] bij [eisers] aanbelt en/of op het plafond bonkt. Ook hebben zich incidenten tussen [eisers] en [gedaagden] voorgedaan. [eisers] vordert in deze procedure dat het [gedaagden] wordt verboden om (geluids)overlast bij [eisers] te veroorzaken. Daarnaast vordert [eisers] dat het [gedaagden] wordt verboden om contact met hem op te nemen, hem te benaderen en onrechtmatige uitlatingen over [eisers] tegenover medebewoners te doen. De rechtbank wijst een gedeelte van de vorderingen van [eisers] toe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 februari 2022 tevens houdende een provisionele voorziening ex. artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met producties 1 t/m 8,
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 223 Rv,
  • het vonnis in incident van 13 april 2022;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 7,
  • het tussenvonnis van 8 juni 2022,
  • de brief van 31 augustus 2022 met producties 9 t/m 11 van [eisers] ,
  • het bericht van 31 augustus 2022 met producties 8 en 9 van [gedaagden] ,
  • de mondelinge behandeling van 14 september 2022.
Alle partijen en hun advocaten (mr. J. Pearson namens gedaagden) zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Mr. Dirlik heeft daarbij gebruikgemaakt van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Al ruim 27 jaar woont [gedaagden] op het adres [adres 1] te [plaats] . Sinds 1 mei 2018 woont [eisers] samen met zijn drie kinderen op het adres [adres 2] te [plaats] . De woning van [eisers] bevindt zich boven de woning van [gedaagden] .
2.2.
Op 4 maart 2019 en op 1 mei 2019 is [eisers] in gesprek geweest met de verhuurder, woningcorporatie Kennemer Wonen. Tijdens deze gesprekken heeft [eisers] onder andere aangegeven dat hij overlast ervaart van [gedaagden] .
2.3.
Op 9 mei 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van Kennemer Wonen met zowel [eisers] als [gedaagden] . Tijdens dit gesprek hebben [eisers] en [gedaagden] allebei aangegeven dat zij overlast van elkaar ervaren. Partijen hebben afspraken met elkaar gemaakt.
2.4.
Bij de brieven van 7 september 2021 respectievelijk 14 januari 2022 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagden] gesommeerd om de overlast te staken.
2.5.
De onenigheid tussen partijen is niet opgelost.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, na eiswijziging – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk:
zal verbieden om aan te bellen bij [eisers] of met een voorwerp tegen het plafond te bonken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per keer dat [gedaagden] dit verbod overtreedt met een maximum van € 10.000,-;
zal verbieden om op enige andere manier geluidsoverlast te veroorzaken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per keer dat [gedaagden] dit verbod overtreedt met een maximum van € 10.000,-;
zal verbieden om zich binnen een straal van 3 meter van zowel [eisers] en zijn kinderen, alsmede van de woning van [eisers] te begeven (met uitzondering van de woning van [gedaagden] ) op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per keer dat [gedaagden] dit verbod overtreedt met een maximum van € 10.000,-;
zal verbieden om op enigerlei wijze contact met [eisers] te zoeken of hem aan te spreken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per keer dat [gedaagden] dit verbod overtreedt met een maximum van € 10.000,-;
zal verbieden om onrechtmatige uitlatingen over [eisers] te doen bij andere bewoners in het complex (zowel via briefjes als mondeling) op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per keer dat [gedaagden] dit verbod overtreedt met een maximum van € 10.000,-;
veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit vonnis tot en met de dag van algehele voldoening.
3.2.
[eisers] legt aan de vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] klaagt over door [eisers] veroorzaakte geluidsoverlast door zelf overlast bij [eisers] te veroorzaken. [gedaagden] doet dit door met een bezemsteel of een ander voorwerp tegen het plafond te bonken en gedurende langere periodes aan te bellen. Ten onderbouwing hiervan heeft [eisers] een geschreven logboek op A4 papier overgelegd. Hierin is opgenomen dat [gedaagden] van 14 november 2020 tot en met 9 december 2020 veelvuldig heeft aangebeld en/of tegen het plafond heeft gebonkt. Daarnaast heeft [eisers] een USB-stick overgelegd waarop drie videofragmenten staan. Op ieder van deze videofragmenten is te zien dat [gedaagden] aanbelt bij [eisers] .
Op 6 februari 2021 heeft [gedaagden] [eisers] bovendien aangevallen met pepperspray. [eisers] heeft als onderbouwing hiervan het proces-verbaal van de aangifte van dit incident overgelegd.
3.3.
[gedaagden] c.s. voert als verweer hiertegen het volgende aan. Het is [eisers] die ernstige en structurele geluidsoverlast veroorzaakt. Op 9 december 2021 heeft [eisers] [gedaagden] bespuugd nadat [gedaagden] bij [eisers] had aangebeld om te vragen of er minder lawaai kan worden gemaakt. Nadien heeft deze gebeurtenis zich volgens [gedaagden] herhaald. Ook wordt hij uitgescholden en bedreigd door [eisers] , zo stelt [gedaagden]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleidende opmerkingen

4.1.
Partijen zijn elkaars boven- en onderburen. Over en weer wordt overlast van elkaar ondervonden, terwijl alleen [eisers] vorderingen heeft ingesteld. Vanwege het feit dat partijen elkaars buren zijn zullen de vorderingen van [eisers] worden besproken tegen de achtergrond dat partijen als buren altijd wel enige hinder van elkaar ondervinden. Wat partijen van elkaar te dulden hebben is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dit geval gaat het om een appartementencomplex dat gehorig is. Daarom zullen buren leef geluiden van elkaar moeten accepteren. Daarnaast geldt dat in het maatschappelijk verkeer van een ieder mag worden verlangd dat hij of zij het woongenot van de buren in acht neemt en anderen daarin niet stoort, ten minste niet meer dan nodig. Uit de stellingen en onderbouwing van beide partijen leidt de rechtbank af dat de ene partij reageert op een gedraging van de andere partij. Van partijen mag over en weer worden verwacht dat zij elkaars woongenot respecteren en zich ertoe inspannen de ander daarin niet te storen.
Vordering 1
Geluidsoverlast
4.2.
[eisers] heeft gevorderd dat het [gedaagden] wordt verboden om aan te bellen bij [eisers] of met een voorwerp tegen het plafond te bonken. Deze vordering steunt op de stelling van [eisers] dat [gedaagden] geluidsoverlast veroorzaakt.
4.3.
Zoals de rechtbank in het incidentele vonnis van 13 april 2022 heeft overwogen geldt als uitgangspunt dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen. [1] Het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden. [2]
4.4.
Voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagden] op ontoelaatbare wijze geluidsoverlast voor [eisers] veroorzaakt. Bij dit oordeel heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat uit de door [eisers] overgelegde producties, te weten het overgelegde logboek en de overgelegde videofragmenten, volgt dat zich een aantal incidenten heeft voorgedaan die als geluidsoverlast kunnen worden gekwalificeerd. Daarnaast heeft [gedaagden] tijdens de mondelinge behandeling erkend dat hij tot anderhalf jaar geleden bij [eisers] aanbelde en/of tegen de muur bonkte als hij geluidsoverlast van [eisers] ervaarde. [gedaagden] heeft ook verklaard dat hij dit gedrag op dit moment niet vertoont. [eisers] beoogt met deze vorderingen te bewerkstelligen dat de gedragingen van [gedaagden] zich in de toekomst niet zullen voordoen. Het voorgaande leidt ertoe dat [gedaagden] belang heeft bij toewijzing van het onder 1 gevorderde. Dit zal dan ook worden toegewezen.
Hierbij verdient opmerking dat er van de kant van [eisers] geen aanleiding moet zijn om een reactie aan de zijde van [gedaagden] op te wekken.
Vordering 2
4.5.
De vordering van [eisers] om [gedaagden] te verbieden ‘
om op enige manier geluidsoverlast te veroorzaken’ is naar het oordeel van de rechtbank te ruim en onbepaald omschreven. Daarom zal deze vordering worden afgewezen.
Vordering 3
Locatieverbod
4.6.
[eisers] heeft gevorderd dat het [gedaagden] wordt verboden om zich binnen een straal van drie meter van zowel [eisers] als zijn kinderen (met uitzondering van de eigen woning van [gedaagden] ) en de woning van [eisers] te begeven.
4.7.
Een straat- of locatieverbod en, als afgeleide daarvan een contactverbod, vormen een inbreuk op het aan een ieder toekomende recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk kunnen rechtvaardigen. De vraag of een contactverbod gerechtvaardigd is, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval en met inachtneming van de bij de beantwoording van deze vraag betrokken belangen van partijen.
4.8.
Voor de beoordeling van de vraag of de ingrijpende maatregel van een locatieverbod/benaderingsverbod gerechtvaardigd is, is vooral van belang wat zich de afgelopen tijd tussen partijen heeft afgespeeld en of het handelen van [gedaagden] kan worden aangemerkt als een wederrechtelijke inbreuk op de privésfeer van [eisers] , die het opleggen van het gevorderde gebiedsverbod rechtvaardigt.
4.9.
Uit de stellingen (en onderbouwing daarvan) van partijen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een stelselmatige, ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eisers] door [gedaagden] . Zoals blijkt uit de door [eisers] overgelegde stukken heeft [gedaagden] [eisers] herhaaldelijk benaderd in november en december 2020 en in februari 2021. Daarnaast acht de rechtbank het aannemelijk dat er tussen partijen confrontaties hebben plaatsgevonden, zoals onder andere blijkt uit de door [eisers] gedane aangifte en het vermeende spuugincident. Het voorgaande rechtvaardigt de conclusie dat sprake is van zodanig onrechtmatig handelen dat dit een beperking van [gedaagden] in zijn bewegingsvrijheid rechtvaardigt. Ook is gebleken van een reële dreiging van vergelijkbaar toekomstig handelen. Daarbij weegt mee, mede gelet op het spuugincident, het belang van [gedaagden] zelf om zich niet in de buurt van [eisers] te begeven. Daarom zal het onderdeel van de vordering dat erop ziet dat het [gedaagden] wordt verboden om zich binnen een straal van drie meter van zowel [eisers] als zijn kinderen te begeven worden toegewezen.
4.10.
Het onderdeel van de vordering dat het [gedaagden] wordt verboden om zich binnen een straal van drie meter van de woning van [eisers] te begeven is niet volledig uitvoerbaar omdat de woning van [gedaagden] zich onder de woning van [eisers] bevindt. [gedaagden] zou een dergelijk verbod dus al overtreden als hij zijn eigen woning binnengaat.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers] verklaard dat hij met dit onderdeel van de vordering wil bewerkstelligen dat [gedaagden] niet bij de voordeur van zijn woning op zijn verdieping kan komen. Op deze manier wordt er in fysieke vorm nadere invulling gegeven aan het gevorderde dat het [gedaagden] wordt verboden bij [eisers] aan te bellen. Dit onderdeel van de vordering zal dienovereenkomstig worden toegewezen.
Vordering 4
Contactverbod
4.11.
[eisers] heeft gevorderd dat [gedaagden] wordt verboden om op enig wijze fysiek, verbaal of schriftelijk contact met [eisers] te zoeken. Deze vordering is een andere vorm van een contactverbod. De verboden die al zullen worden toegewezen dragen er naar het oordeel van de rechtbank voldoende aan bij dat tussen partijen rust tot stand zal komen. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om een verdergaand contactverbod toe te wijzen. Daarbij weegt mee dat partijen buren van elkaar zijn en dat zij om die reden met elkaar zullen worden geconfronteerd. Ter bewaring van de rust zullen beide partijen moeten proberen elkaar zo weinig mogelijk te ontmoeten.
Vordering 5
Verbod om onrechtmatige uitlatingen te doen bij medebewoners
4.12.
[eisers] heeft gevorderd dat [gedaagden] wordt verboden om onrechtmatige uitlatingen te doen over [eisers] (zowel via briefjes als mondeling) bij andere bewoners van het appartementencomplex. Toewijzing van deze vordering zou een beperking inhouden op het grondrecht van vrijheid van meningsuiting van [gedaagden] dat aan hem toekomt. [3] Dit recht kan worden beperkt als deze beperking bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is. Dat is het geval als de uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW.
Bij de beantwoording van de vraag of dit zich hier voordoet, staan deze twee fundamentele rechten tegenover elkaar, aan de ene kant het recht van [eisers] op bescherming van zijn eer en goede naam en aan de andere kant het recht van [gedaagden] op vrijheid van meningsuiting. Het antwoord op de vraag welk van deze rechten zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval.
Niet iedere negatieve uitlating is onrechtmatig. Bij de beoordeling of een uiting al dan niet onrechtmatig is, spelen verschillende omstandigheden een rol, zoals de aard van de gepubliceerde verdenking, de ernst van de beschuldiging en de te verwachten gevolgen daarvan, maar ook de ernst van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen, de mate waarin de beschuldigingen steun vinden in het daarvoor beschikbare feitenmateriaal, de wijze waarop de uitingen zijn gedaan en de inkleding van de verdenkingen.
4.13.
[eisers] stelt dat de brief die [gedaagden] heeft opgehangen in de hal van het appartementencomplex smadelijke en lasterlijke uitlatingen bevat. [eisers] heeft deze brief als productie 3 bij dagvaarding overgelegd. [gedaagden] heeft niet betwist dat hij de door [eisers] overgelegde brief heeft opgehangen in het appartementencomplex.
4.14.
De brief die [gedaagden] heeft opgehangen vermeldt het volgende:

Beste familie [eisers] [nummer 1]
Jullie maken al 2,5 jaar heel veel overlast wilt aub rustiger worden. Wij aanbellen al 5 manden en bij juli niet en julli maken elke dag heel veel overlast dat we gek kan worden we kunnen niet meer tegen. Als julli niet stoppen we aanbellen bij julli omda hebben we geen andere keuz. Als julli stoppen met overlast bedankt. Bedankt. [nummer 2]
Wij vragenhulpvan alle mensen voor oplossing van overlast van mensen [nummer 1] .
4.15.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de uitlatingen op de brief niet onrechtmatig. Het is een oproep aan [eisers] om met de door [gedaagden] gestelde geluidsoverlast te stoppen en aan de medebewoners om daaraan mee te werken. Gezien de maatstaf zoals weergegeven in rechtsoverweging 4.12 moet deze oproep niet als onrechtmatig aangemerkt worden. Daarom zal deze vordering worden afgewezen.
Dwangsommen
4.16.
De geschiedenis van partijen maakt dat het opleggen van een dwangsom hier aangewezen is. Deze zal worden opgelegd zoals hierna in de beslissing vermeld.
Proceskosten
4.17.
Gelet op de aard van het geschil en aangezien elk van partijen deels in het ongelijk is gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
4.18.
Ten slotte merkt de rechtbank nog het volgende op. Zoals hiervoor overwogen, zijn er alleen door [eisers] vorderingen ingesteld. De hierna uit te spreken veroordelingen zien daarom uitsluitend op [gedaagden] . De rechtbank wijst er echter nadrukkelijk op, dat de voor [gedaagden] geldende normen ook voor [eisers] gelden. Hij zal zich dus ook moeten onthouden van het bezorgen van overlast.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verbiedt [gedaagden] hoofdelijk om aan te bellen bij [eisers] of met een voorwerp tegen het plafond te bonken,
5.2.
verbiedt [gedaagden] hoofdelijk om zich binnen een straal van drie meter van [eisers] en zijn kinderen te begeven,
5.3.
verbiedt [gedaagden] hoofdelijk om zich op de verdieping van [eisers] en bij de voordeur van de woning van [eisers] te begeven,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere keer dat hij zich niet houdt aan de in 5.1, 5.2 of 5.3 uitgesproken hoofdveroordelingen, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022. [4]

Voetnoten

1.Artikel 5:37 BW.
2.HR 3 mei 1991,
3.Artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de individuele vrijheden (EVRM) en artikel 7 Grondwet.
4.type: IK