ECLI:NL:RBNHO:2022:9253

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/331998 HA RK 22/149
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechters in strafzaak

In deze zaak heeft verzoeker, een verdachte in een strafzaak, op 19 september 2022 een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechters van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Holland. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van de afwijzing van zijn onderzoekswensen tijdens een regiezitting op 8 september 2022. De wrakingskamer heeft het verzoek op 17 oktober 2022 afgewezen, omdat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd kon worden. De rechters hebben in hun eerdere beslissingen geen blijk gegeven van vooringenomenheid, en de wrakingskamer oordeelde dat de motivering van de afwijzende beslissingen niet als zodanig kon worden opgevat. De wrakingskamer benadrukte dat wraking geen verkapt hoger beroep is en dat de motivering van de rechters niet kan leiden tot een wrakingsverzoek, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De wrakingskamer concludeerde dat de gronden voor wraking, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, niet voldoende waren om het verzoek te rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/331998 HA RK 22/149
Beslissing van 17 oktober 2022
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
gedetineerd in de Penitentaire Inrichting te Alphen aan den Rijn,
verzoeker,
raadsman mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. C.S. Schoorl, mr. P.E. van der Veen en mr. M.E. Allegro,
hierna te noemen: de rechters.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 19 september 2022 schriftelijk de wraking verzocht van de rechters in de bij deze rechtbank, team Straf, locatie Alkmaar aanhangige zaak met als parketnummer 15.336572.21, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechters hebben niet in de wraking berust en hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd. De officier van justitie heeft eveneens schriftelijk gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 3 oktober 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Namens de rechters is verschenen: mr. Allegro voornoemd. De officier van justitie is met afbericht niet verschenen.

2.De uitgangspunten

2.1
Verzoeker is verdachte in een strafzaak. De aan hem ten laste gelegde feiten zien, kort gezegd, op onder meer betrokkenheid bij de productie van drugs in een laboratorium in België. Vanwege de verdenkingen is verzoeker in voorlopige hechtenis genomen.
2.2
Op 8 september 2022 is bij de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, waarvan de rechters deel uitmaken, in de zaak van verzoeker een regiezitting gehouden. Voorafgaande aan deze regiezitting heeft verzoeker verschillende onderzoekswensen ingediend bij de rechtbank. Deze zijn op de regiezitting behandeld. Op de regiezitting heeft verzoeker ook een verzoek gedaan tot het opheffen dan wel schorsen van de voorlopige hechtenis. De rechters hebben het verzoek tot opheffen en het verzoek tot schorsen van de voorlopige hechtenis afgewezen. Ook de door verzoeker ingediende onderzoekswensen zijn (grotendeels) afgewezen.
2.3
Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal, bevat de volgende passages:
“De voorzitter deelt als beslissingen en overwegingen van de rechtbank mee dat:
  • De verzoeken, zoals opgenomen in de brief van de raadsman van 4 juli 2022 onder 1 tot en met 9, die zien op het verstrekken van aanvullende stukken met betrekking tot EncroChat en Sky ECC onderzoeken, worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat in alle uitspraken waar de raadsman zich aan refereert die zien op de rechtmatigheid van het onderzoek, geen enkele aanwijzing is geconstateerd op basis waarvan kan worden vastgesteld dat de interceptie van EncroChat- en Sky-ECC data onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Namens de verdediging is voorts niets nieuws, concreet aangevoerd dat in het kader daarvan in deze zaak tot een ander oordeel zou kunnen leiden.(…)
  • De verzoeken met betrekking tot het horen van de in het laboratorium te Lendele door de Belgische autoriteiten aangehouden personen, zoals opgenomen in de brief van de raadsman onder 83 tot en met 87, worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat het Openbaar Ministerie bij de verdenking jegens verdachte uitgaat van het feit dat hij fysiek zelf niet te plaatsen is in dit drugstaboratorium. Op basis van het dossier waaronder de inhoud van de chatgesprekken lijkt de verdenking dat de rol van verdachte een meer leidende, sturende rol was bij de productie in dit laboratorium, waarbij hij op de ‘werkvloer’ niet in beeld is gekomen. Aangezien de raadsman zijn verzoek op dit punt niet nader heeft onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat het horen van deze getuigen irrelevant is voor het onderzoek naar de betrokkenheid van de verdachte bij de hem ten laste gelegde feiten.
-
Het verzoek tot het horen van [naam] (…) wordt toegewezen.

3.Het standpunt van verzoeker

3.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – het volgende aangevoerd. Bij verzoeker is de vrees ontstaan dat de rechters een vooringenomenheid jegens hem koesteren, die maakt dat zij niet meer onbevooroordeeld zijn. Deze vrees is veroorzaakt door: (i) de bewoordingen van de rechtbank in de afwijzende beslissingen van 8 september 2022 in combinatie met (ii) de (eind)stand van het onderzoek en (iii) het streven van de rechtbank om de strafzaak van verzoeker op korte termijn op een volgende zitting inhoudelijk door dezelfde rechters te laten behandelen.
De rechters zijn in de motivering van de afwijzing van de met betrekking tot EncroChat en Sky ECC gedane verzoeken ten onrechte vooruitgelopen op de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zonder daarbij enig voorbehoud te maken. Blijkens de bewoording in de motivering en de context zijn de rechters al van oordeel dat de interceptie van de EncroChat- en Sky-ECC-data rechtmatig is en dat van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv geen sprake is. Aldus bestaat de vrees dat de rechters - nog voordat de verdediging in de gelegenheid is geweest bij pleidooi verweren te voeren - al een definitief oordeel hebben over de rechtmatigheid van de bewijsvergaring.
Daarnaast is de (bewoording in de) motivering van de afwijzing van het verzoek tot het horen van getuigen zo summier en onbegrijpelijk dat deze blijk geeft van de (schijn van) vooringenomenheid. De rechters hebben het verzoek tot het horen van de getuigen afgewezen op de grond dat het horen van deze getuigen irrelevant zou zijn voor het onderzoek naar de betrokkenheid van verzoeker bij de hem ten laste gelegde feiten. Deze motivering valt niet te rijmen met het oordeel van de rechters dat er tegen verzoeker ernstige bezwaren bestaan en dat verzoeker bij de drugsproductie in België een ‘meer sturende en leidende rol heeft gehad’, op grond waarvan de rechters het verzoek tot het opheffen van de voorlopige hechtenis hebben afgewezen. Daarbij komt dat de rechters zonder nadere motivering het verzoek tot het horen van getuige [naam], die als enige verzochte getuige in Nederland verblijft, wel hebben toegewezen. In het feit dat de rechters zonder enige motivering ten aanzien van deze getuige wel het verdedigingsbelang van verzoeker inzien, maar ten aanzien van de andere getuigen niet, ligt besloten dat de rechters niet open staan voor een eerlijk proces voor verzoeker. Zij laten zich bij hun beslissing enkel leiden door overwegingen van efficiëntie. Verder zijn de rechters met hun motivering vooruitgelopen op wat de verzochte getuigen kunnen verklaren.
Dit alles aldus verzoeker.

4.Het standpunt van de rechters

4.1
De rechters stellen zich, kort gezegd, op het standpunt dat het verzoek tot wraking neerkomt op een verkapt hoger beroep tegen de afwijzende beslissing van de rechters op de door verzoeker ingediende onderzoekswensen.

5.De beoordeling

5.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
5.2
Ter zitting heeft de raadsman van verzoeker aangevoerd dat het in deze alleen gaat om de bij verzoeker aanwezige vrees voor partijdigheid. De hiervoor onder 5.1. omschreven subjectieve toets speelt in deze zaak dus geen rol.
5.3
Over de door verzoeker ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek aangedragen gronden overweegt de wrakingskamer als volgt. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechters die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast zijn met de behandeling van de zaak.
5.4
Uitgangspunt is dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich er tevens tegen verzet dat de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechters die haar hebben gegeven.
Met inachtneming van het voorgaande overweegt de wrakingskamer als volgt.
5.5
De wraking wordt met name gegrond op de bewoordingen in de motivering van twee door de rechters genomen afwijzende tussenbeslissingen op gedane verzoeken. De eerste afwijzende beslissing ziet op verzoeken met betrekking tot EncroChat en Sky-ECC. De tweede afwijzende beslissing waar verzoeker zijn verzoek tot wraking op grondt, ziet op de weigering van de rechters om een aantal getuigen in het strafonderzoek te horen.
5.6
De wrakingskamer is van oordeel dat, naar objectieve maatstaven en alle relevante omstandigheden in acht nemende, de motivering van de beslissing inzake EncroChat en Sky-ECC geen blijk geeft van vooringenomenheid van de rechters. De rechters hebben deze beslissing gebaseerd op bestendige jurisprudentie op dit onderdeel en op hetgeen namens verzoeker op de zitting van 8 september 2022 ter onderbouwing nader naar voren is gebracht. De rechters hebben blijkens de motivering vastgesteld dat – naar hun oordeel – uit deze jurisprudentie op zichzelf niet kan worden afgeleid dat de interceptie van de EncroChat- en Sky ECC-data onrechtmatig heeft plaatsgevonden en dat namens verzoeker geen nieuwe, concrete omstandigheden zijn aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. Dit betreft volgens de wrakingskamer niet meer dan een voorlopig oordeel (tussenbeslissing) op basis van de op dat moment bekende jurisprudentie en de namens verzoeker op dat moment aangevoerde omstandigheden. Hiermee is geen sprake van een ontoelaatbaar vooruitlopen op beantwoording van vragen die zijn neergelegd in de artikelen 348 en 350 Sv. De wrakingsgrond is vergeefs aangevoerd.
5.7
De wrakingskamer is evenmin van oordeel dat de schijn van partijdigheid redelijkerwijs kan worden afgeleid uit de afwijzende beslissing van de rechters tot het horen van de door verzoeker gewenste getuigen. De wrakingskamer stelt daarbij vast dat de rechters bij hun afwijzende beslissing hebben betrokken dat het Openbaar Ministerie er bij de verdenking jegens verzoeker van uitgaat dat verzoeker fysiek zelf niet te plaatsen is in het drugslaboratorium in België, terwijl is verzocht om het horen van de in het laboratorium aangehouden personen. De rechters hebben geoordeeld dat -mede vanwege het ontbreken van een nadere onderbouwing - de relevantie van het verzochte getuigenverhoor voor het te voeren onderzoek naar de betrokkenheid van verzoeker bij de ten laste gelegde strafbare feiten, ontbreekt.
5.8
Deze motivering en de bewoordingen die de rechters daarvoor hebben gebruikt, geven naar het oordeel van de wrakingskamer geen blijk van enige vooringenomenheid van de rechters ten aanzien van verzoeker. Er is sprake van een inhoudelijk oordeel waartegen verzoeker gemotiveerde bezwaren heeft, maar deze kunnen in deze wrakingsprocedure niet ten volle worden getoetst, omdat deze procedure geen verkapt rechtsmiddel tegen de betreffende beslissing is. Anders dan verzoeker, is de wrakingskamer niet van oordeel dat de motivering van de rechters op dit verzoek zo summier en onbegrijpelijk is, dat deze de vrees voor het ontbreken van onpartijdigheid rechtvaardigt. De hiervoor in 5.4 bedoelde uitzonderingssituatie doet zich hier niet voor. Dat het verzoek tot het horen van de getuige [naam] zonder nadere motivering (wel) is toegewezen maakt dat niet anders.
5.9
De slotsom van het voorgaande is dat de aangedragen gronden, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, de wraking niet rechtvaardigen. De wrakingskamer zal het verzoek afwijzen.

6.Beslissing

De wrakingskamer
6.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechters af,
6.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechters en de officier van justitie een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
6.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van de meervoudige strafkamer.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.S. Lamboo, voorzitter, mr. I.H. Lips en mr. B. Voogd, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.