Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.De uitgangspunten
“De voorzitter deelt als beslissingen en overwegingen van de rechtbank mee dat:
- De verzoeken, zoals opgenomen in de brief van de raadsman van 4 juli 2022 onder 1 tot en met 9, die zien op het verstrekken van aanvullende stukken met betrekking tot EncroChat en Sky ECC onderzoeken, worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat in alle uitspraken waar de raadsman zich aan refereert die zien op de rechtmatigheid van het onderzoek, geen enkele aanwijzing is geconstateerd op basis waarvan kan worden vastgesteld dat de interceptie van EncroChat- en Sky-ECC data onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Namens de verdediging is voorts niets nieuws, concreet aangevoerd dat in het kader daarvan in deze zaak tot een ander oordeel zou kunnen leiden.(…)
- De verzoeken met betrekking tot het horen van de in het laboratorium te Lendele door de Belgische autoriteiten aangehouden personen, zoals opgenomen in de brief van de raadsman onder 83 tot en met 87, worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat het Openbaar Ministerie bij de verdenking jegens verdachte uitgaat van het feit dat hij fysiek zelf niet te plaatsen is in dit drugstaboratorium. Op basis van het dossier waaronder de inhoud van de chatgesprekken lijkt de verdenking dat de rol van verdachte een meer leidende, sturende rol was bij de productie in dit laboratorium, waarbij hij op de ‘werkvloer’ niet in beeld is gekomen. Aangezien de raadsman zijn verzoek op dit punt niet nader heeft onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat het horen van deze getuigen irrelevant is voor het onderzoek naar de betrokkenheid van de verdachte bij de hem ten laste gelegde feiten.
Het verzoek tot het horen van [naam] (…) wordt toegewezen.
3.Het standpunt van verzoeker
De rechters zijn in de motivering van de afwijzing van de met betrekking tot EncroChat en Sky ECC gedane verzoeken ten onrechte vooruitgelopen op de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zonder daarbij enig voorbehoud te maken. Blijkens de bewoording in de motivering en de context zijn de rechters al van oordeel dat de interceptie van de EncroChat- en Sky-ECC-data rechtmatig is en dat van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv geen sprake is. Aldus bestaat de vrees dat de rechters - nog voordat de verdediging in de gelegenheid is geweest bij pleidooi verweren te voeren - al een definitief oordeel hebben over de rechtmatigheid van de bewijsvergaring.
Daarnaast is de (bewoording in de) motivering van de afwijzing van het verzoek tot het horen van getuigen zo summier en onbegrijpelijk dat deze blijk geeft van de (schijn van) vooringenomenheid. De rechters hebben het verzoek tot het horen van de getuigen afgewezen op de grond dat het horen van deze getuigen irrelevant zou zijn voor het onderzoek naar de betrokkenheid van verzoeker bij de hem ten laste gelegde feiten. Deze motivering valt niet te rijmen met het oordeel van de rechters dat er tegen verzoeker ernstige bezwaren bestaan en dat verzoeker bij de drugsproductie in België een ‘meer sturende en leidende rol heeft gehad’, op grond waarvan de rechters het verzoek tot het opheffen van de voorlopige hechtenis hebben afgewezen. Daarbij komt dat de rechters zonder nadere motivering het verzoek tot het horen van getuige [naam], die als enige verzochte getuige in Nederland verblijft, wel hebben toegewezen. In het feit dat de rechters zonder enige motivering ten aanzien van deze getuige wel het verdedigingsbelang van verzoeker inzien, maar ten aanzien van de andere getuigen niet, ligt besloten dat de rechters niet open staan voor een eerlijk proces voor verzoeker. Zij laten zich bij hun beslissing enkel leiden door overwegingen van efficiëntie. Verder zijn de rechters met hun motivering vooruitgelopen op wat de verzochte getuigen kunnen verklaren.
Dit alles aldus verzoeker.