ECLI:NL:RBNHO:2022:926

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
9504384 \ M VERZ 21-2583
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.Th. Goossens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind vanwege onvoldoende bewijs van zelfstandigheid van betrokkene

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van betrokkene. Verzoekers, de bewindvoerders en ouders van betrokkene, stelden dat betrokkene zich zodanig had ontwikkeld dat het bewind niet meer nodig was. Ze gaven aan dat ze alle financiële zaken met betrokkene bespraken en dat ze niet langer verantwoording aan de kantonrechter wilden afleggen.

De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat bij de instelling van het bewind in 2017, de lichamelijke en geestelijke toestand van betrokkene, die lijdt aan een progressieve ziekte, zodanig was dat bewind noodzakelijk was. Verzoekers konden niet aannemelijk maken dat de noodzaak voor het bewind niet meer aanwezig was, aangezien zij geen deskundigenverklaring of andere relevante stukken overlegden. Bovendien gaven zij in eerdere correspondentie aan dat betrokkene wel een mentor nodig had, wat de noodzaak van het bewind onderstreept.

De kantonrechter concludeerde dat het verzoek tot opheffing van het bewind voornamelijk was ingegeven door de jaarlijkse verantwoording die verzoekers moesten afleggen, en dat zij overwegen om de financiële administratie uit handen te geven aan een administratiekantoor of het bewind over te dragen aan een professionele bewindvoerder. Aangezien de bewindvoerders niet konden aantonen dat de grond voor het bewind niet meer aanwezig was, werd het verzoek afgewezen. De kantonrechter gaf aan dat een eventueel volgend verzoek tot opheffing alleen in behandeling zou worden genomen als er een deskundigenverklaring werd overlegd die aantoont dat betrokkene in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelfstandig waar te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 9504384 \ BM VERZ 21-2583 jb
Uitspraakdatum: 2 februari 2022

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
en
[verzoekster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
hierna ook te noemen: verzoekers,
bewindvoerders van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
hierna ook te noemen: betrokkene,
van wie allen het adres bekend is bij deze rechtbank.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek met bijlage, ter griffie ingekomen op 18 oktober 2021;
  • de akkoordverklaring van betrokkene, ingekomen op 28 oktober 2021.
Op 3 januari 2022 heeft een telefonische behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
Hierbij zijn alleen verzoekers gehoord.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 22 juli 2017 ingestelde bewind over de goederen die aan betrokkene (zullen) toebehoren. Verzoekers hebben daartoe aangevoerd dat betrokkene zich tijdens het bewind zodanig heeft ontwikkeld, dat het bewind niet meer nodig is. Zij bespreken alle financiële zaken met betrokkene en vinden het daarom niet nodig om zich daarover steeds te moeten verantwoorden aan de kantonrechter.
Na opheffing van het bewind zullen verzoekers betrokkene blijven ondersteunen op financieel gebied.
De kantonrechter oordeelt thans als volgt. De kantonrechter dient te toetsen bij een opheffingsverzoek of de noodzaak voor het bewind nog aanwezig is. Bij de instelling van het bewind bleek uit de deskundigenverklaringen die bij het verzoek waren gevoegd dat de lichamelijke of geestelijke toestand van betrokkene, de grond van het bewind, zodanig was dat bewind noodzakelijk was. Betrokkene is sinds zijn geboorte geestelijk en lichamelijk gehandicapt. Hij lijdt aan een progressieve ziekte. Vastgesteld is dat betrokkene niet in staat is om de rekening en verantwoording te begrijpen. Tot 2020 heeft verzoeker ook de rekening en verantwoording niet meegetekend. Verzoekers gaven daarbij als argumentatie dat betrokkene verstandelijk en lichamelijk gehandicapt is.
Verzoekers geven nu aan dat betrokkene gegroeid is en wel in staat is zijn financiën te beheren.
Verzoekers maken dit niet aannemelijk door het overleggen van een deskundigenverklaring of andere stukken waaruit blijkt dat de grond voor het bewind niet meer aanwezig is.
Overigens geven verzoekers in de vijfjaars-evaluatie en in andere correspondentie met de rechtbank aan dat betrokkene wel een mentor nodig blijft hebben, zonder aan te geven waarom het mentorschap wel noodzakelijk blijft.
Het komt de kantonrechter voor dat het onderhavige verzoek is ingegeven vanwege de jaarlijkse verantwoording die verzoekers verplicht zijn af te leggen en waarvan verzoekers aangeven het nut niet in te zien..
Deze verantwoording leidt, sinds het instellen van het bewind, jaarlijks tot discussie met de rechtbank en de verantwoording vindt ook pas plaats na de nodige herinneringen.
Als dit de eigenlijke reden is van het verzoek kunnen verzoekers overwegen om de financiële administratie uit handen te geven aan een administratiekantoor of het bewind geheel over te dragen aan een professionele bewindvoerder.
Nu door de bewindvoerders niet aannemelijk is gemaakt dat de grond van het bewind niet meer aanwezig is zal het verzoek worden afgewezen.
De kantonrechter zal een eventueel volgend verzoek tot opheffing van het bewind alleen in behandeling nemen als daarbij een deskundigenverklaring is gevoegd, waaruit blijkt dat betrokkene in staat is zelf zijn vermogensrechtelijke belangen zelfstandig waar te nemen.
Wanneer het inleveren van de rekening en verantwoording over het jaar 2021 niet tijdig en volledig geschiedt, zal de kantonrechter verzoekers ontslaan als bewindvoerders en een professionele bewindvoerder aanstellen.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.Th. Goossens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter