In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de opheffing van een bewind. Het bewind was ingesteld op 21 mei 2014 vanwege problematische schulden van de betrokkene. De bewindvoerders, H.H. Daniël-van Randwijk en N.S. Daniël, hebben echter nagelaten om tijdig een verzoek tot opheffing van het bewind in te dienen, ondanks dat de grond voor het bewind, namelijk de problematische schulden, al in maart 2020 was komen te vervallen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerders zich niet als goede bewindvoerders hebben gedragen door het bewind te laten doorlopen zonder dat daar enige grond voor was. Dit leidde tot de conclusie dat het bewind per direct moest worden opgeheven.
Tijdens de zitting verklaarde de bewindvoerder dat de betrokkene het bewind wilde laten doorlopen, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen reden meer was om het bewind voort te zetten. De betrokkene had in augustus 2019 een schone lei ontvangen, wat betekende dat de bewindvoerders een verzoek tot opheffing of wijziging van de grond hadden moeten indienen. De kantonrechter vond het onbegrijpelijk dat de bewindvoerders deze stappen niet hadden ondernomen en bovendien niet hadden gereageerd op correspondentie van de rechtbank.
De beslissing van de kantonrechter was om het bewind met ingang van de uitspraak op te heffen en te bepalen dat de bewindvoerders geen beloning toekwam voor het opmaken van de eindrekening en verantwoording, gezien hun onzorgvuldige handelen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.