ECLI:NL:RBNHO:2022:9374

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
10091123 \ KG EXPL 22-78
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning door een woningstichting na opzegging van de huurovereenkomst door de bewindvoerder

In deze zaak heeft de woningstichting Van Alckmaer een kort geding aangespannen tegen de bewindvoerder van een huurder die onder bewind is gesteld. De woningstichting vorderde ontruiming van de woning, omdat de huurder zonder recht of titel in de woning verbleef. De bewindvoerder had eerder de huur opgezegd, maar dit was gebeurd zonder machtiging van de kantonrechter en tegen de wens van de huurder. De kantonrechter oordeelde dat de woningstichting mocht uitgaan van een rechtsgeldige opzegging door de bewindvoerder, ondanks dat de machtiging achteraf niet was verleend. De kantonrechter vond het aannemelijk dat de machtiging zou zijn verleend als deze tijdig was aangevraagd. De omstandigheden, waaronder de slechte staat van de woning en het gedrag van de huurder, rechtvaardigden de opzegging van de huur door de bewindvoerder. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, en de bewindvoerder werd veroordeeld tot betaling van proceskosten en een dwangsom voor elke maand dat de woning niet werd ontruimd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10091123 \ KG EXPL 22-78
Uitspraakdatum: 18 oktober 2022
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (vonnis) van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
De stichting
Woningstichting Van Alckmaer voor Wonen,
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Van Alckmaer
gemachtigde: mr. M.J. Dekker
tegen
[bewindvoerder]
,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[huurder] ,
[woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: de bewindvoerder en [huurder]
de bewindvoerder verschenen in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. L.J. Saarloos, kantonrechter,
en C.M. Brinkkemper-Ruiter, griffier.
1.2.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- namens eiseres, [B], woonconsulent, bijgestaan door mr. M.J. Dekker voornoemd,
- gedaagde ( [bewindvoerder] ) in persoon.
1.3.
Partijen hebben ter zitting verklaard dat de partijen zoals hierboven vermeld de partijen zijn die in deze procedure zijn betrokken.
1.4.
Partijen hebben het woord gevoerd. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
Aan de primair gevorderde veroordeling tot ontruiming van de woning ligt ten grondslag dat [huurder] daar zonder recht of titel verblijft, omdat de huurovereenkomst tussen Van Alckmaer en [huurder] is beëindigd door opzegging door de bewindvoerder.
2.2.
Bij beschikking van 19 februari 2013 is bewind ingesteld over de goederen die aan [huurder] toebehoren. De rechten die uit de huurovereenkomst tussen Van Alckmaer en [huurder] voor [huurder] voortvloeien vallen ook onder dit bewind. Die rechten zijn immers volgens vaste rechtspraak aan te merken als goederen. [1] Het beheer van de huurovereenkomst komt daarom aan de bewindvoerder toe. [2] De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de bewindvoerder daarom ook bevoegd was om de huurovereenkomst op te zeggen.
2.3.
Gelet op de volgende omstandigheden was er voor de bewindvoerder ook alle aanleiding om de huur op te zeggen:
- Bij een inval door de politie in april 2022 werden in de woning restanten van een hennepkwekerij aangetroffen. Beschreven wordt dat het in de woning een ongelofelijke puinhoop was en zeer smerig en uitgewoond.
- Daarna is geprobeerd om met bemiddeling van de gemachtigde van [huurder] toegang tot de woning te verkrijgen om met hem afspraken te maken. [huurder] heeft in totaal vier maal een afspraak gemaakt, maar Van Alckmaer en de wijkagent troffen hem telkens niet thuis.
- De bewindvoerder heeft [huurder] aangeschreven en hem verzocht om ter voorkoming van een gerechtelijke procedure mee te werken aan opzegging van de huur. Dat heeft [huurder] geweigerd.
- Na de opzegging van de huur heeft [huurder] alsnog een medewerkster van Van Alckmaer tot de woning toegelaten, samen met de gemachtigde van [huurder] . Zij troffen opnieuw een enorme puinhoop aan.
- Met [huurder] werd een aantal voorwaarden overeengekomen op grond waarvan hij “zonder recht of titel” nog in de woning mocht blijven. De voorwaarden hielden onder meer in het laten schoonmaken van de woning, het feitelijk verblijven in de woning en zich – opnieuw – aanmelden bij de stichting Brijder Verslavingszorg. Na uitvoering van die voorwaarden zou Van Alckmaer besluiten of met (de bewindvoerder van) [huurder] een nieuwe huurovereenkomst zou worden gesloten.
- [huurder] heeft zich aan geen van de voorwaarden gehouden.
- De politie heeft in een bestuurlijke rapportage aan de gemeente in overweging gegeven passende bestuurlijke maatregelen te treffen.
2.4.
In deze procedure speelt de vraag of de bewindvoerder een machtiging van de kantonrechter nodig had om tot opzegging van de huur over te gaan. [3] Duidelijk was immers wel dat [huurder] het daar niet mee eens was. Het antwoord op die vraag kan echter in het midden blijven. Naar het oordeel van de kantonrechter voert Van Alckmaer terecht aan dat zij mocht uitgaan van de bevoegdheid van de bewindvoerder tot opzegging, zeker gelet op de omstandigheden van het geval. Uit de wet volgt dat regels die de bevoegdheid van een bewindvoerder betreffen niet aan de verhuurder kunnen worden tegengeworpen indien deze daarmee niet bekend had behoren te zijn. [4] Van Alckmaer mocht erop vertrouwen dat de bewindvoerder gerechtigd was om de huur op te zeggen. [5]
2.5.
Daarnaast geldt nog het volgende. Nadat de bewindvoerder de huur had opgezegd, heeft zij aan de kantonrechter verzocht om alsnog (met terugwerkende kracht) een machtiging te verlenen voor die huuropzegging. De kantonrechter heeft daarop het standpunt van [huurder] gevraagd en vernomen. Die was het er nog steeds niet mee eens. Vervolgens heeft de kantonrechter in een brief aan de bewindvoerder te kennen gegeven dat geen machtiging werd verleend, omdat de bewindvoerder de kwestie voorafgaand aan de kantonrechter had moeten voorleggen. Inhoudelijk is er dus geen beslissing gegeven over het verzoek van de bewindvoerder. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat het zeer aannemelijk is dat de kantonrechter deze machtiging zou hebben verleend, indien deze tijdig zou zijn verzocht. Gelet op de hiervoor onder 2.3. omschreven omstandigheden was het ter voorkoming van verdere kosten voor de bewindvoerder aangewezen om zelf de huur op te zeggen en [huurder] aan te zeggen de woning te verlaten.
2.5.
[huurder] weigert als feitelijke huurder om mee te werken aan de opzegging en de woning te verlaten. Daarom is Van Alckmaer genoodzaakt om deze procedure in te stellen tegen de bewindvoerder. Zij heeft dus de juiste partij gedagvaard. [6] Vast staat dat [huurder] in de woning verblijft zonder recht of titel. De tegen de bewindvoerder ingestelde vorderingen zullen daarom worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde dwangsom.
2.6.
Dit vonnis levert voor Van Alckmaer een ontruimingstitel op. Het vonnis kan ook worden tenuitvoergelegd tegen de feitelijke huurder, [huurder] . [7]
2.7.
De bewindvoerder is het op zichzelf eens met de vorderingen. Toch zal zij formeel als de in het ongelijk gesteld partij moeten worden beschouwd. Zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. te ontruimen en ontruimd te houden en te verlaten de woning inclusief aanhorigheden aan de [adres] met alle daarin van [huurder] , de zijnen en derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning inclusief aanhorigheden leeg en bezemschoon wordt opgeleverd aan Van Alckmaer en wel binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, een en ander onder afgifte van alle sleutels aan Van Alckmaer;
3.2.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. tot betaling aan Van Alckmaer van een bedrag van € 631,85 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de woning inclusief aanhorigheden niet is ontruimd, met ingang van 1 oktober 2022 zulks totdat de woning inclusief aanhorigheden is ontruimd te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop deze termijnen opeisbaar worden tot aan de dag der algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Van Alckmaer tot en met vandaag vaststelt op € 759,57:
dagvaarding € 133,57
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 498,00;
3.4.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Van Alckmaer worden gemaakt;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J. Saarloos en op 18 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Sinds Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525, WR 2014/69, m.nt. mr. G.J. Scholten
2.Artikel 1:438 BW
3.Artikel 1:441 lid 2, onder a. BW
4.Artikel 1:442 BW
5.Artikel 3:61 BW
6.Zie arrest uit noot 1, rov. 3.3.2 en 3.4.3
7.Conclusie AG Wesseling-van Gent 3 januari 2014, ECLI:NL:PHR:2014:105, nr. 2.35