Op 24 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.C. Duin, verzet zich tegen het conservatoire beslag dat is gelegd op een bedrag van € 50.000,-. Dit beslag is gelegd in het kader van een strafzaak waarin de klager samen met vier anderen wordt verdacht van openlijke geweldpleging op 18 juni 2022, waarbij ernstig letsel is toegebracht aan een slachtoffer. De officier van justitie had eerder een machtiging aangevraagd voor het leggen van beslag, welke door de rechter-commissaris is verleend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag rechtmatig is gelegd en dat er voldoende grond is voor de verdenking van een misdrijf waarvoor een schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd. De klager betoogde dat hij niet aansprakelijk is voor de schade, omdat hij niet het strafverzwarende artikel 141 lid 2 Sr ten laste is gelegd. De rechtbank oordeelde echter dat de klager ook hoofdelijk aansprakelijk kan zijn op basis van groepsaansprakelijkheid volgens artikel 6:166 BW. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Daarnaast werd het beroep op proportionaliteit van het beslag verworpen. De rechtbank oordeelde dat de klager op de hoogte was van het beslag en dat hij de koopovereenkomst voor een woning had kunnen ontbinden binnen de wettelijke bedenktijd. De rechtbank verklaarde het beklag ongegrond, waardoor het beslag op het bedrag van € 50.000,- gehandhaafd blijft. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. L.J. Saarloos, rechter, in aanwezigheid van drs. M. Essing-van den Berg, griffier.