ECLI:NL:RBNHO:2022:9432

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
9173528
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers wegens vertraging door onhandelbare passagier

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met United Airlines, een vordering ingesteld wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Costa Rica. De vertraging was het gevolg van een onhandelbare passagier op een voorafgaande vlucht, die leidde tot een tussenlanding in Newark. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor vertragingen en annuleringen van vluchten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het gedrag van de onhandelbare passagier. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet aannemelijk had gemaakt dat hij aan het gedrag van de passagier had bijgedragen en dat de vertraging als gevolg van de onhandelbare passagier een buitengewone omstandigheid opleverde. De rechter concludeerde dat de passagiers geen recht hadden op compensatie, omdat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De vordering van de passagiers werd afgewezen en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9173528 \ CV EXPL 21-2730
Uitspraakdatum: 7 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: K.R. Bottema (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
United Airlines Inc.
gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. J.I.J. van Pelt (Van Traa advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 8 april 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via George Bush Intercontinental Airport, Houston Texas (Verenigde Staten) naar Juan Santamaría (Costa Rica) op 22 en 23 april 2019.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht van Amsterdam naar Houston (UA21) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht (UA1565) gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar vlucht UA1096, waarmee zij met ruim vijftien uur vertraging op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 180,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers verzoeken gelijktijdig met het wijzen van een vonnis een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012 (Brussel I bis-Verordening).
3.3.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij doet een beroep op buitengewone omstandigheden en voert daartoe aan dat tijdens de uitvoering van de direct voorafgaande vlucht een van de passagiers zich in zodanige mate misdroeg dat de gezagvoerder het niet verantwoord achtte om de vlucht voort te zetten. De vlucht heeft een tussenstop moeten maken te Newark Liberty International Airport (Verenigde Staten). Door de beslissing van de gezagvoerder tot het uitwijken naar Newark omwille van de vliegveiligheid was het voor de vervoerder onmogelijk om vlucht UA21 volgens schema uit te voeren, aldus de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is om de compensatie zoals bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de direct voorafgaande vlucht (UA20) te maken kreeg met een onhandelbare passagier aan boord van het toestel. Ter onderbouwing daarvan heeft de vervoerder het ‘
notable flight detail’van vlucht UA20 met vertrekdatum 22 april 2019 overgelegd. Hieruit volgt dat een
‘unruly passenger’zodanig verstorend gedrag vertoonde dat de gezagvoerder zich genoodzaakt zag uit te wijken naar Newark om de passagier en zijn bagage van boord te laten halen door de autoriteiten
(‘Flight diverting to EWR due to level 2. Passenger in seat 19J 1K not complying with crew instructions. Verbally abusive to other passengers and Crew members. Passenger is flexing his muscles and walking around a/c (…) EWR Port Authority will meet a/c on arrival”). De passagiers hebben gesteld dat de vervoerder geen ‘cabin crew report’ en/of een ‘voyage report’ heeft overgelegd. De kantonrechter oordeelt dat het overleggen van dergelijke stukken geen vereiste is. Daarnaast betekent het enkele feit dat het ‘notable flight detail’ een intern document is, niet dat dit onvoldoende is om een beroep op een buitengewone omstandigheid te onderbouwen, zoals de passagiers betogen. De kantonrechter sluit hierbij aan bij de Richtsnoeren voor de interpretatie van de Verordening (EG) nr. 261/2004, waarin is opgenomen dat luchtvaartmaatschappijen buitengewone omstandigheden kunnen aantonen door uittreksels uit hun logboeken of incidentenrapporten en/of externe documenten en verklaringen voor te leggen.
5.4.
Op 11 juni 2020 heeft het Hof een arrest gewezen waarin uitspraak is gedaan over de vraag of een ‘unruly passenger’ een buitengewone omstandigheid oplevert, waardoor passagiers van een vlucht die door een ‘unruly passenger’ is vertraagd geen aanspraak kunnen maken op de vergoeding voor de opgelopen vertraging. Samengevat volgt uit dit arrest het volgende:
- een veiligheidsrisico kan een buitengewone omstandigheid opleveren in het kader van de Verordening;
- een onhandelbare passagier kan een veiligheidsrisico zijn voor de betreffende vlucht;
- als het storende gedrag van de onhandelbare passagier zo ernstig is dat de gezagvoerder de vlucht omleidt om de passagier van boord te laten halen is dat een buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening, mede in verband met het feit dat een luchtvaarmaatschappij maar beperkte middelen heeft om een onhandelbare passagier in bedwang te houden;
- uitzonderingen hierop kunnen zijn als de luchtvaartmaatschappij aan het onhandelbare gedrag heeft bijgedragen of op basis van voortekenen op het gedrag had kunnen anticiperen en aangepaste maatregelen had kunnen nemen.
5.5.
Toegepast op het voorliggende geschil komt de kantonrechter tot het oordeel dat de beslissing van de gezagvoerder van de voorgaande vlucht uit te wijken naar Newark in beginsel heeft te gelden als een buitengewone omstandigheid, tenzij de vervoerder aan het gedrag heeft bijgedragen en/of op basis van voortekenen de passagier had moeten weigeren.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet aannemelijk dat de vervoerder er zelf aan heeft bijgedragen dat de passagier zich niet hield aan instructies van het cabinepersoneel en/of verbaal agressief werd naar het cabinepersoneel en andere passagiers. Ook is niet gebleken dat er reeds voortekenen waren, dat de passagier onhandelbaar zou worden. Volgens de vervoerder heeft hij niet op dit gedrag kunnen anticiperen, nu het gedrag van de passagier zich pas tijdens de uitvoering van vlucht UA20 openbaarde. Nu geen van de door het Hof genoemde uitzonderingen van toepassing zijn, is de (tussen)conclusie dat de vertraging als gevolg van de onhandelbare passagier in dit geval een buitengewone omstandigheid oplevert.
5.6.
Bij aankomst in Newark diende de onhandelbare passagier met zijn bagage van boord te worden gehaald. Omdat de crew vanwege de tussenlanding de toegestane werktijden zou overschrijden, stond op de luchthaven Newark een nieuwe crew paraat om de vlucht voort te zetten. Tevens moest het toestel als gevolg van de tussenlanding voorzien worden van extra brandstof. Gelet op de vervanging van de crew dienden alle passagiers het toestel tijdelijk te verlaten. De vlucht stond op 23 april 2019 om 00:15 uur lokale tijd (04:15 uur UTC) gereed om de passagiers weer aan boord te laten. Dit blijkt onder andere uit het door de vervoerder overgelegde ‘delay report’ van vlucht UA20 (‘
boarding to commence at 0015’).
5.7.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging vervolgens nog verder is opgelopen wegens een gebrek aan brandstofvoorzieningen op de luchthaven van Newark. De vervoerder moest als gevolg van de tussenlanding extra brandstof tanken. Hoewel naar het oordeel van de kantonrechter niet is gebleken dat er op de luchthaven van Newark sprake was van een ‘
fuel shortage’of brandstofstoring, heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat hij afhankelijk was van de faciliteiten op de luchthaven welke niet direct beschikbaar waren. Dit blijkt uit het door de vervoerder overgelegde ‘
delay report’(‘
Two hour MX delay for fuel pump’). Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat ook deze aanvullende vertraging het gevolg is van de onhandelbare passagier. De aanvullende vertraging was immers niet opgetreden als de gezagvoerder zich niet genoodzaakt had gezien om uit te wijken naar Newark. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de volledige vertraging van vlucht UA20 te wijten is aan buitengewone omstandigheden.
5.8.
Vlucht UA20 is op 23 april 2019 om 04:54 uur lokale tijd vertrokken vanuit Newark en om 18:08 uur lokale tijd (met bijna 9 uur vertraging) in Amsterdam gearriveerd. De vraag die vervolgens voorligt is of de voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar vlucht UA21. Van doorwerking van buitengewone omstandigheden kan sprake zijn als de vertraging van de voorgaande vlucht(en) direct effect heeft gehad op de uitvoering van de betreffende vlucht. Blijkens de overgelegde ‘Flight Information’ van de vlucht was er sprake van een vertraging van 530 minuten ten gevolge van een ‘late turn’. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee in het onderhavige geval voldoende gebleken dat de vertraging van vlucht UA20 direct effect heeft gehad op de uitvoering van vlucht UA21. Niet in geschil is dat de passagiers als gevolg van de vertraging van vlucht UA21 hun aansluitende vlucht hebben gemist. Gelet op het bovenstaande is de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.9.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen dat de vervoerder de vertraging had kunnen beperken door uit te wijken naar de luchthaven van Montreal (Canada) in plaats van Newark. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat Newark de dichtstbijzijnde luchthaven was. Bovendien is niet gebleken dat het mogelijk was om op Montreal te landen. De kantonrechter gaat dan ook aan deze stelling van de passagiers voorbij.
5.10.
De passagiers stellen voorts dat zij niet zijn omgeboekt naar een vlucht ‘bij eerste gelegenheid’. Volgens de passagiers had de vervoerder hen diezelfde nacht nog kunnen omboeken naar een door de vervoerder zelf uitgevoerde vlucht vanaf Amsterdam via Atalanta naar de eindbestemming Costa Rica. De passagiers zouden in dat geval met slechts twee uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder heeft daartegen aangevoerd dat op het moment van uitwijken nog niet duidelijk was hoeveel vertraging vlucht UA20 zou oplopen. Bovendien hebben de passagiers nagelaten te onderbouwen dat er nog plek beschikbaar was op deze vlucht, zodat de kantonrechter ook aan deze stelling van de passagiers voorbij gaat.
5.11.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal worden afgewezen.
5.12.
Weliswaar hebben de passagiers verzocht de vervoerder ook in het geval wordt geoordeeld dat de vervoerder bevrijd kan worden van zijn betalingsverplichting in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. De passagiers hebben gesteld dat zij niet tot dagvaarding over zou zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zouden zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Zij verwijzen in dit verband naar een vonnis van deze rechtbank van 11 oktober 2017 (zaaknummer 5648841 / CV EXPL 17-431). De kantonrechter is echter inmiddels van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de vervoerder zijn verweer niet reeds in de buitengerechtelijke fase met stukken onderbouwt, er niet per definitie toe leidt dat de passagiers daardoor nodeloos worden gedwongen een procedure te starten. De passagiers hebben ook niet gesteld welke concrete informatie de vervoerder, ondanks daartoe door de passagiers te zijn verzocht, niet in de voorfase van de procedure hebben verstrekt maar eerst na het starten van deze procedure. De passagiers hebben de vordering tot betaling van de hoofdsom evenmin ingetrokken, nadat zij de informatie die bij de conclusie van antwoord is overgelegd hebben kunnen inzien. Er is daarom onvoldoende grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.
5.14.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter