ECLI:NL:RBNHO:2022:9440

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
8240984
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie van proceskosten en vordering tot schadevergoeding bij vertraging van een vlucht

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar Duits recht, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 18 december 2019, naar aanleiding van een vertraging van de vlucht van München naar Amsterdam, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Kristiansand heeft gemist. Flightright heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vervoerder compensatie verschuldigd is. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 250,00 toegewezen, maar de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat Flightright niet voldoende had aangetoond dat de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijke incassohandelingen. Tevens heeft de kantonrechter geoordeeld dat Flightright als professionele procespartij zorgvuldiger had moeten zijn in de dagvaarding, die fouten bevatte. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 5 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8240984 \ CV EXPL 19-19858
Uitspraakdatum: 5 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht
Flightright GmbHgevestigd te Potsdam (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: Flightright
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. A. Douadi

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 18 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem diende te vervoeren van München (Duitsland) via Amsterdam Schiphol Airport naar Kristiansand (Noorwegen) op 30 juli 2018.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht van München naar Amsterdam (KL1796) is vertraagd uitgevoerd (hierna: de vlucht). De passagier heeft zijn aansluitende vlucht (KL1209) naar Kristiansand gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee hij met meer dan 3 uur vertraging op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.3.
De vervoerder betwist gehouden te zijn tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Voorts betwist hij de hoogte van het salaris gemachtigde. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder erkent dat hij compensatie is verschuldigd. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de duur van de vertraging, dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.3.
Flightright heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Flightright heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat van Flightright als professionele procespartij verwacht mag worden dat er geen storende fouten in de dagvaarding zitten. In dit geval is sprake van een zeer summiere dagvaarding. Daarbij heeft Flightright de verkeerde plaats van aankomst (München in plaats van Kristiansand) in de dagvaarding opgenomen. Dit getuigt naar het oordeel van de kantonrechter van onzorgvuldigheid. Op grond van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren. De kantonrechter kan aan de niet naleving van deze verplichting de consequenties verbinden die hij geraden acht. De kantonrechter ziet in deze situatie aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de hoogte van het liquidatietarief.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Flightright van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter