ECLI:NL:RBNHO:2022:9537

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4189
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, proceskostenvergoeding en immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De aanslag was berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) van € 16.980. Na bezwaar is de aanslag verminderd tot een biww van € 16.879. Eiser heeft echter gesteld dat hij recht heeft op een hogere aftrek voor specifieke zorgkosten, waaronder extra uitgaven voor kleding en beddengoed, als gevolg van de ziekte van zijn partner. De rechtbank heeft op 25 april 2022 uitspraak gedaan, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor de extra uitgaven en dat de inspecteur terecht geen proceskostenvergoeding had toegekend, omdat de vermindering van de aanslag niet het gevolg was van een onrechtmatigheid van de inspecteur. Eiser heeft ter zitting aanspraak gemaakt op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, waarop de rechtbank heeft besloten dat eiser recht heeft op een schadevergoeding van € 2.000. De rechtbank heeft de schadevergoeding verdeeld tussen de verweerder en de Staat der Nederlanden. Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten van eiser vastgesteld op € 759, waarbij de vergoeding enkel werd toegekend vanwege de immateriële schade. De rechtbank heeft ook het griffierecht van € 48 toegewezen, dat door verweerder en de Staat der Nederlanden moet worden vergoed.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4189

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) van € 16.980.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot een, berekend naar een biww van € 16.879.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2022 te Haarlem.
Namens eiser is de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2] .

Overwegingen

Feiten
1. Voor het jaar 2016 heeft eiser een biww aangegeven van € 16.276, bestaande uit loon of uitkering ziektewet van € 21.850, verminderd met een terugbetaald bedrag aan pensioen, lijfrente of andere uitkering van € 1.200 en een bedrag van € 4.374 aan specifieke zorgkosten.
2. Per brief van 24 juni 2017 heeft verweerder eiser vragen gesteld over de in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten. Eiser heeft daarop gereageerd per brief van 1 augustus 2017 en daarbij een specificatie van de specifieke zorgkosten gevoegd volgens welke eiser recht zou hebben op een aftrek van € 4.485.
3. Per brief van 23 februari 2018 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij voornemens was op de volgende wijze van de aangifte af te wijken:
Minder aftrek extra uitgaven kleding en beddengoed
300
Minder aftrek kosten medicijnen
-
119
Geen aftrek hulpmiddelen
-
28
Daardoor een lagere verhogingsfactor
-
178
Totaalbedrag correcties
625
4. Partijen hebben over het voornemen van verweerder gecorrespondeerd. Per brief van 29 maart 2018 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij een bedrag van € 3.670 aan specifieke zorgkosten in aftrek zou toelaten, als volgt gespecificeerd:
dieet zoon
300
kleding/beddengoed 3 x € 300
-
900
Reiskosten
-
1.372
Subtotaal
2.572
verhoging 40% over € 2,572
-
1.029
eigen bijdrage orthodontist
-
382
Tandarts
-
52
4.035
af: drempel
-
365
3.67
5. Met dagtekening 2 juni 2018 heeft verweerder eiser de aanslag opgelegd. De aanslag is berekend naar een biww van € 16.980 (€ 16.276 + € 4.374 -/- € 3.670).
6. Eiser heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Per brief van 9 december 2019 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij voornemens was het bezwaar af te wijzen, maar dat hij eiser in de gelegenheid stelde zijn bezwaar mondeling toe te lichten. Per brief van 14 februari 2020 heeft eiser verweerder een nieuwe specificatie specifieke zorgkosten doen toekomen die als volgt luidt:
dieet zoon
300
kleding/beddengoed 3 x € 300
-
900
kleding/beddengoed vrouw
-
300
Reiskosten
-
1.372
Oefenbal
-
28
eigen bijdrage orthodontist
-
689
Tandarts
52
Psychiater
-
775
Medicijnen
-
115
4.479
af: drempel
x 1,40
-
6.271
Transporteren
6.323
Transport
6.323
drempel
-
365
5.958
7. Op 9 maart 2020 is eiser door verweerder gehoord. Van het hoorgesprek is een verslag opgemaakt dat in kopie tot de gedingstukken behoort. Naar aanleiding van hetgeen aldaar is besproken heeft eiser aan verweerder nog enkele nota’s gestuurd. Per brief van 12 juni 2020 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij voornemens was voor een deel aan het bezwaar tegemoet te komen en aftrek specifieke zorgkosten zou vaststellen op € 3.771.
8. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslag verminderd tot een, berekend naar een biww van € 16.879 (€ 16.276 + € 4.374 -/- € 3.771). Omdat de vermindering van de aanslag volgens verweerder niet het gevolg was van een aan hem te wijten onrechtmatigheid heeft hij eiser geen proceskostenvergoeding toegekend.
Geschil9. In geschil is de hoogte van de aftrek specifieke zorgkosten en of eiser recht heeft op een vergoeding van de kosten van zijn bezwaar. Aangaande de specifieke zorgkosten is meer specifiek in geschil of eiser recht heeft op een hogere aftrek van extra uitgaven voor kleding van € 300 omdat zijn echtgenote te kampen heeft met nachtmerries en paniekaanvallen, hetgeen gepaard gaat met hevig zweten en onbedoeld vochtverlies. Verder stelt eiser dat verweerder een deel van de uitgaven voor medicijnen na het bezwaar in aftrek heeft toegelaten en daarom aanvankelijk een onjuiste beslissing had genomen. Volgens eiser heeft hij daarom recht op een proceskostenvergoeding.
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen recht heeft op een hogere aftrek voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed omdat dergelijke uitgaven alleen voor aftrek in aanmerking komen als ze rechtstreeks het gevolg zijn van ziekte of invaliditeit die minimaal een jaar duurt of waarschijnlijk minimaal een jaar zal duren. Uit de door eiser overgelegde verklaring van diens huisarts blijkt niet om welke ziekte van de partner het zou gaan, noch dat die ziekte minimaal een jaar duurt of zou duren. Aangaande de proceskostenvergoeding heeft verweerder aangevoerd dat de vermindering van de aanslag niet het gevolg is van een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid omdat de kosten van medicijnen pas in aftrek zijn toegelaten nadat eiser daarvan aanvullende stukken had overgelegd.
Beoordeling van het geschil
11. Naar het oordeel van de rechtbank is het in 10 weergegeven verweer van verweerder juist en doeltreffend. Eiser heeft geen stukken overgelegd en geen feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het beroep is daarom ongegrond.
Immateriële schade
12. Ter zitting heeft eiser aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Ter zitting hebben beide partijen zich op het standpunt gesteld dat eiser in aanmerking komt voor een schadevergoeding van € 2.000. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
13. Voor de bezwaarfase geldt een redelijke termijn van een halfjaar en voor de beroepsfase van anderhalf jaar. Gelet op de data van indiening van het bezwaarschrift en het beroepschrift en de data waarop door verweerder en de rechtbank uitspraak is en wordt gedaan is de bezwaartermijn met 18 maanden overschreden en de beroepstermijn met 3 maanden. Van de schadevergoeding komt daarom € 1.714 (€ 2.000 x 18/21) voor rekening van verweerder en voor € 286 (€ 2.000 x 3/21) voor rekening van de Staat der Nederlanden.
Proceskosten
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759, te weten 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en, omdat de proceskostenvergoeding slechts wordt toegekend vanwege het toekennen van de vergoeding van immateriële schade, een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten voor de bezwaarfase nu verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat dat eerst na het indien van het bezwaarschrift de relevante informatie en bescheiden aan verweerder is verstrekt. Van deze proceskostenvergoeding komt € 651 (€ 759 x 18/21) voor rekening van verweerder en voor € 108 (€ 759 x 3/21) voor rekening van de Staat der Nederlanden.
15. Eiser komt in aanmerking voor vergoeding van het griffierecht van € 48. Doelmatigheid vereist dat verweerder en de Staat der Nederlanden elk de helft daarvan aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot het vergoeden van de door eiser geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.714;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 651;
  • geeft de Staat der Nederlanden opdracht de door eiser geleden immateriële schade aan hem te vergoeden tot een bedrag van € 286;
  • geeft de Staat der Nederlanden opdracht de proceskosten van eiser aan hem te vergoeden tot een bedrag van € 108;
  • draagt verweerder op de helft, oftewel € 24, van het door eiser betaalde griffierecht aan hem vergoeden;
  • draagt de Staat der Nederlanden op de helft, oftewel € 24, van het door eiser betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.