ECLI:NL:RBNHO:2022:9572

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
15/317851-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 15-jarige jongen voor het plaatsen van zwaar vuurwerk in een brievenbus met gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel

Op 27 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 15-jarige jongen, die werd beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door zwaar vuurwerk in de brievenbus van een woning. De feiten vonden plaats op 3 november 2021 in Alkmaar, waar de verdachte, samen met anderen, een Cobra 6 vuurwerk in de brievenbus plaatste en deze aanstak. Dit leidde tot gemeen gevaar voor de woning, de inboedel en de aanwezige personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 13 oktober 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat er levensgevaar was, maar dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor de ontploffing die schade aan de woning en de auto van de bewoners veroorzaakte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om mee te werken aan hulpverlening en onderzoek door Parlan. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €250,- toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, terwijl ook rekening is gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn eerdere blanco strafblad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/317851-21
Uitspraakdatum: 27 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis(P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 13 oktober 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.J.C. Engels, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 november 2021 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk zwaar vuurwerk (van het merk Di Elio Blasio, type Cobra) in de brievenbus te plaatsen/klemmen van de woning aan de [adres] en/of (vervolgens) dat vuurwerk aan te steken en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of in die woning aanwezige inboedel en/of in de nabijheid geparkeerde auto’s, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) aanwezig in voornoemde woning te duchten was.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde, met uitzondering van het ‘levensgevaar’.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ook geconcludeerd tot vrijspraak ten aanzien van het ‘levensgevaar’ en tot bewezenverklaring van het overige ten laste gelegde.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
VrijspraakNet als de verdediging en de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat door de door verdachte teweeggebrachte ontploffing levensgevaar te duchten was, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Noch uit het proces-verbaal van het forensisch onderzoek in de woning van de slachtoffers, noch uit de verdere inhoud van het dossier, volgt dat is voldaan aan de voorwaarde dat het voor verdachte voorzienbaar was dat het tot ontploffing brengen van een Cobra 6 in de brievenbus levensgevaar voor personen in de woning tot gevolg kon hebben.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het overige tenlastegelegde op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 november 2021 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk zwaar vuurwerk van het merk Di Elio Blasio, type Cobra in de brievenbus te plaatsen van de woning aan de [adres] en vervolgens dat vuurwerk aan te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en in die woning aanwezige inboedel en een in de nabijheid geparkeerde auto en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen aanwezig in voornoemde woning te duchten was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van vierennegentig dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan negentig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zijn geadviseerd. Daarnaast heeft zij gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit verdachte een werkstraf van niet meer dan honderd uren op te leggen, waarvan veertig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar, onder de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad zijn geadviseerd en door de officier van justitie zijn gevorderd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte bevond zich op de bewuste dag na schooltijd met zes andere jongens op straat. Een van de jongens had een Cobra 6 bij zich en die is aan de groep getoond. Hierop heeft een van hen het idee geopperd om de Cobra bij de woning van de slachtoffers door de brievenbus te gooien, omdat één van de jongens eerder een conflict had met één van de bewoners (de zoon van aangever) over een kapotte telefoon. Het kennelijke motief voor de ontploffing was dus wraak nemen. Verdachte heeft, terwijl hij wist dat het om illegaal vuurwerk ging, vervolgens aangegeven dat hij de Cobra wel wilde aansteken in de brievenbus. Hierop heeft hij van de jongen die de Cobra bij zich had de Cobra en een aansteker gekregen. Van weer een ander kreeg hij een bivak-/skimuts, zodat hij niet herkend zou kunnen worden op eventuele camerabeelden. Een andere jongen heeft het huis van de slachtoffers aangewezen. Verdachte heeft daarna eerst zijn fiets op een plek gezet vanwaar hij makkelijk weg kon komen en is toen naar het huis gelopen. Daar heeft hij de Cobra in de brievenbus geklemd en aangestoken. Terwijl hij naar zijn fiets rende en wegfietste, is de Cobra ontploft.
Het hele gezin (de ouders en twee kinderen) was op het moment van de ontploffing van dit zware vuurwerk, in de woning aanwezig. Het is daarom een geluk te noemen dat niemand van hen zich in de hal bevond en dat de schade beperkt is gebleven tot goederen (de deur en een auto). Dat neemt niet weg dat het gezin heel erg geschrokken is en het nog dagelijks heeft over wat er nog meer had kunnen gebeuren. De ontploffing heeft een enorme ravage aangericht, zowel in als buiten de woning. Op de vloermat en in de hal achter de voordeur lagen glasscherven en andere onderdelen van de voordeur en de brievenbus. De klep van de brievenbus is 15 meter verderop teruggevonden. Ook de auto van de bewoners, die voor de woning geparkeerd stond, is beschadigd geraakt door de ontploffing.
Verdachte heeft zich naar eigen zeggen laten leiden door groepsdruk en adrenaline en heeft
niet stilgestaan bij de mogelijke ernstige gevolgen die de ontploffing teweeg had kunnen brengen. Het feit dat verdachte niks met het eerdere conflict over de telefoon te maken had en de zoon van de bewoners nauwelijks kende, benadrukt het gemak waarmee hij tot zijn actie lijkt te zijn overgegaan. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 september 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 4 oktober 2022 van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad.
De Raad heeft in zijn rapport geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte naar school blijft gaan en meewerkt aan onderzoek bij Parlan en daaruit voortvloeiende hulpverlening, waarbij aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Alkmaar opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarvoor te begeleiden.
Daartoe heeft de Raad onder meer op het volgende gewezen. Ten tijde van het strafbare feit was verdachte vijftien jaar en niet eerder in aanraking geweest met politie en justitie. Dat wat hem nu wordt verweten betreft evenwel een ernstig feit. Positief is dat verdachte open is over zijn aandeel, verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en excuses wil aanbieden aan de slachtoffers. Spanning en groepsdruk lijken een rol te hebben gespeeld bij zijn gedrag. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Hoewel verdachte zich, op een misstap na, goed aan de voorwaarden van zijn schorsing heeft gehouden, blijft de motivatie van verdachte om naar school te gaan een belangrijk aandachtspunt. Verdachte heeft van school moeten wisselen, is daardoor blijven zitten en zijn huidige school constateert dat zijn motivatie afneemt. Ook heeft het strafbare feit impact gehad op de relatie van verdachte met zijn ouders. Het is belangrijk dat er zicht blijft op de schoolgang van verdachte en op een juiste balans tussen school, werk en vrijetijdsbesteding, waarbij afstemming tussen verdachte, ouders, school en de jeugdreclassering van belang is. Ook is het noodzakelijk dat er aandacht is voor de stemming van verdachte en het maken van een juiste vriendenkeuze en dat verdachte daarin wordt versterkt. Het is daarnaast belangrijk dat verdachte een strafrechtelijke consequentie ervaart van zijn handelen. Ondanks de ernst van het feit, is een deels voorwaardelijke werkstraf het meest passend, omdat verdachte een first offender is en (ook) nadien niet meer in aanraking is gekomen met de politie. Het is van belang dat verdachte door de jeugdreclassering wordt begeleid en dat hij meewerkt aan onderzoek door Parlan of een soortgelijke instantie, alsook aan de hulpverlening die naar aanleiding van dat onderzoek passend wordt gevonden.
De Raad heeft zijn rapport op de zitting nader toegelicht en zijn advies over de op te leggen straf gehandhaafd. Voor het strafadvies is gekeken naar wat het meest belangrijk is, te weten onderzoek/behandeling bij Parlan zodat verdachte en zijn ouders ondersteund worden bij de aandachtspunten die er zijn in het gezin en bij verdachte. Verdachte staat daarvoor op de wachtlijst. De systeemtherapie voor het gezin kan wel al aanvangen. Er is een positieve lijn ingezet, maar de aandachtspunten zijn er nog. Een voorwaardelijke jeugddetentie is gelet op de ernst van het feit overwogen, maar wordt niet passend geacht. Een dergelijke zware straf heeft geen meerwaarde en zal eerder averechts werken voor het recidiverisico. Het risico op recidive zit in de persoon van verdachte en zijn vriendenkeuze. Verder heeft de Raad aangegeven dat het voor zowel de slachtoffers als verdachte goed zou zijn te onderzoeken of mediation na de terechtzitting wel mogelijk is.
Desgevraagd heeft de Raad tot slot aangegeven dat een proeftijd van twee jaren wordt geadviseerd en dat daarbij rekening is gehouden met de periode waarin verdachte zich reeds aan schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden. Een proeftijd van twee jaren acht de Raad proportioneel gezien de ernst van het feit en is nodig om de hulpverlening goed in te kunnen zetten.
De jeugdreclassering heeft zich op de terechtzitting aangesloten bij het advies van de Raad. Daartoe heeft de jeugdreclassering het volgende naar voren gebracht. Verdachte is over het algemeen goed in contact geweest met de jeugdreclassering. In tegenstelling tot andere jongeren, wilde verdachte zelfs wekelijks een gesprek. In die gesprekken is het veel gegaan over de veel ernstigere gevolgen die het strafbare feit gehad had kunnen hebben. Verdachte geeft aan dat zijn hoofd vol zit. Hij heeft het druk met school, werk en vrienden en het is belangrijk dat daar een goede balans in wordt gevonden. Verdachte vindt hulpverlening van Parlan niet nodig, maar wil daar wel aan meewerken. Het is de vraag in hoeverre verdachte daadwerkelijk de impact van zijn handelen inziet. In dat kader is een onderzoek door Parlan belangrijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte acht de rechtbank verder nog het volgende van belang.
Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte bij de politie direct heeft bekend en daarmee verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Ook op de terechtzitting heeft verdachte openheid van zaken gegeven en bovendien spijt betuigd. Verdachte staat daarnaast nog steeds open voor mediation en heeft zich bereid getoond een schadevergoeding te betalen. Ook neemt de rechtbank ten voordele van verdachte in aanmerking dat hij een first offender is, bij wie het recidiverisico als laag wordt ingeschat, en dat verdachte niet opnieuw in aanraking is geweest met de politie. Verder heeft verdachte zich – op een enkele misstap aan het begin na – goed aan de strenge schorsingsvoorwaarden gehouden, die hem elf maanden geleden zijn opgelegd. Verdachte heeft ook daarnaast al aanzienlijke gevolgen ondervonden van zijn actie. Hij heeft noodgedwongen van school moeten wisselen, is dit schooljaar blijven zitten en de impact binnen zijn gezin is groot. Tegen deze achtergrond kan de rechtbank zich vinden in het strafadvies van de Raad om verdachte een werkstraf op te leggen en niet ook, zoals door de officier van justitie gevorderd, een (voorwaardelijke) jeugddetentie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren passend en geboden is. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte (op tijd) naar school blijft gaan en dat hij meewerkt aan onderzoek bij Parlan en de hulpverlening die naar aanleiding van dat onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Deze voorwaarden zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De rechtbank zal aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar, de opdracht geven toezicht te houden op de naleving van die voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden. Anders dan door de verdediging bepleit, zal de rechtbank daarbij een proeftijd voor de duur van twee jaar bepalen. De rechtbank acht deze duur noodzakelijk om het nog te verrichten onderzoek door Parlan en de daaruit volgende hulpverlening goed op te kunnen zetten en af te kunnen ronden. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de jeugdreclassering de mogelijkheid heeft de begeleiding eerder af te ronden indien daartoe aanleiding is.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft (zoals ter zitting toegelicht door zijn raadsvrouw) een vordering tot schadevergoeding van € 250,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die het gezin als gevolg van het tenlastegelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, en tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de aard van het bewezenverklaarde en het verhandelde op de terechtzitting. De vordering zal dan ook als onbetwist worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 3 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen (kort gezegd: het teweeg brengen van een ontploffing met gevaar voor goederen en personen) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 47, 55, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
honderdtwintig urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door zestig dagen jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
veertig uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door twintig dagen jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ( op tijd) onderwijs blijft volgen;
- meewerkt aan hulpverlening en onderzoek van Parlan of een soortgelijke instantie, alsmede aan eventueel uit het onderzoek voortvloeiende adviezen.
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de ten uitvoer te leggen werkstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht en met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij]geleden schade tot een bedrag van
€ 250,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt veroordeelde tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt veroordeelde als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. van Mierlo, voorzitter,
mr. S. Ok en mr. M. Lolkema, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Fröberg,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2022.
Mr. M. Lolkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor dit feit worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij] van 3 november 2021 (dossierpagina’s 17-18);
  • de bekennende verklaring die verdachte op de terechtzitting van 13 oktober 2022 heeft afgelegd;
  • het proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 12 november 2021 (dossierpagina’s 19 t/m 23).