ECLI:NL:RBNHO:2022:9707

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
9779598\ CV EXPL 22-1920
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding koopovereenkomst wegens non-conformiteit van een tweedehands auto

In deze zaak heeft eiser, een particulier, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een ondernemer, wegens non-conformiteit van een tweedehands auto die hij op 31 augustus 2020 had gekocht. De auto, een BMW, vertoonde na aankoop verschillende gebreken, waaronder een motorprobleem dat leidde tot vervanging van de motor. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 8.376,38 en buitengerechtelijke incassokosten, of subsidiair ontbinding van de koopovereenkomst met terugbetaling van de aankoopprijs en de kosten voor de revisiemotor. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat eiser niet te veel van een elf jaar oude auto met hoge kilometerstand mocht verwachten. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde zijn verplichtingen had nagekomen door de auto kosteloos te repareren en dat de gebreken voortvloeiden uit de leeftijd en kilometerstand van de auto. De vordering van eiser werd afgewezen, evenals de subsidiaire vordering tot ontbinding van de overeenkomst. Eiser werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9779598\ CV EXPL 22-1920
Uitspraakdatum: 2 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1],
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. D.W.M. de Haan
tegen
[gedaagde]
h.o.d.n. [gedaagde]
wonende en zaakdoende te [plaats 2],
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M. de Jong.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 22 maart 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd en zijn eis vermeerderd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] drijft een eenmanszaak onder de naam [gedaagde] Automobielen.
2.2.
[eiser] heeft op 31 augustus 2020 een auto, merk BMW met kenteken [kenteken] uit 2011 met een kilometerstand van 209.360 (hierna: de auto) gekocht van [gedaagde] voor een bedrag van € 6.950,-.
2.3.
Op 27 december 2020 viel het vermogen van de auto weg toen [eiser] met de auto onderweg was. [eiser] heeft de ANWB gebeld om de auto op te halen.
2.4.
Op 28 december 2020 is afgesproken dat de auto voor analyse en reparatie terug zou gaan naar [gedaagde]. De auto is daarom op 31 december 2020 door de ANWB vervoerd naar [gedaagde]. Uit de analyse door [gedaagde] bleek dat de ketting van de motor was los gegaan en dat de motor daardoor kapot gegaan was en niet meer gerepareerd kon worden.
2.5.
Na overleg tussen partijen is op 8 februari 2021 in opdracht van [gedaagde] door Topcars een nieuwe revisiemotor in de auto geplaatst. Omdat met deze motor minder kilometers was gereden hebben partijen afgesproken ieder de helft van de kosten voor deze revisiemotor te dragen. [eiser] heeft op 8 februari 2021 zijn aandeel, een bedrag van
€ 1.950,-, betaald.
2.6.
Op 23 februari 2021 heeft [eiser] per WhatsApp het volgende aan [gedaagde] geschreven:
‘Hoi [betrokkene] hier weer de man van de BMW uit omgeving Breda. Paar weken gereden en even aangekeken maar er blijft continue bij het aanhebben van de blazer een motorlucht waar je niet goed van wordt uit de roosters. Als ik de airco aanzet of de blazers dan is het helemaal erg. Hoopte dat het weg zou gaan met de nieuwigheid wat je zei maar helaas.De auto is op 10 maart 2021 door [gedaagde] opgehaald voor reparatie door Topcars. De reparatie was op 17 maart 2021 klaar en de auto is op 23 maart 2021 teruggebracht bij [eiser].
2.7.
Op 19 mei 2021 viel op de snelweg het vermogen van de auto opnieuw weg. Op 20 mei 2021 is de auto door de ANWB afgezet in [plaats 1]. Op 30 mei 2021 is de auto opgehaald voor reparatie door [gedaagde]. Op 2 juni 2021 liet [gedaagde] aanvankelijk aan [eiser] weten dat reparatie aan een onderdeel van de motor niet door hem kon worden gedaan maar alleen door een BMW-dealer kon worden uitgevoerd. Vervolgens is, na overleg, de reparatie toch uitgevoerd door [gedaagde]. De auto is op 18 juni 2021 rijdend teruggebracht bij [eiser]. Op het dashboard werd nog steeds een start-stop foutmelding weergegeven.
2.8.
Op 30 juni 2021 is het vermogen van de auto opnieuw weggevallen. [eiser] heeft dit op 1 juli 2021 via whatsapp gemeld aan [gedaagde]. Hierbij heeft [eiser] ook laten weten dat hij er geen vertrouwen meer in had om de auto nog door [gedaagde] te laten repareren.
2.9.
In een brief van 13 juli 2021 heeft [eiser] [gedaagde] voorstellen gedaan om er uit te komen. Deze voorstellen luiden – samengevat - :
* ontbinding van de overeenkomst met volledige schadeloosstelling door [gedaagde] door terugbetaling van de aankoopkosten en reparatiekosten van € 6.950 + € 1.950,- = € 8.900.
* de auto wordt voor een analyse, grote beurt en reparatie in behandeling gegeven bij van Poelgeest in Heemstede waarbij de factuur wordt betaald door [gedaagde].
* het aanbieden van gelijkwaardige auto naar keuze die qua bruto inkoop gelijk staat aan schadebedrag van € 8.900.
[eiser] heeft [gedaagde] verzocht uiterlijk voor 26 juli 2021 een keuze te maken voor één van die oplossingen en hem, voor het geval hij hieraan niet (tijdig) zou voldoen alvast in gebreke gesteld. [gedaagde] heeft niet gereageerd op deze brief.
2.10.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft in een brief van 16 juli 2021 gereageerd, maar deze brief heeft [eiser] niet bereikt omdat op de brief een verkeerd adres was vermeld. [eiser] heeft [gedaagde] in een brief van 13 augustus 2021 gerappelleerd.
2.11.
In zijn reactie heeft [gedaagde] betwist dat sprake is van non-conformiteit van de auto. In een brief van 11 oktober 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] meegedeeld dat hij niet langer nakoming en herstel wenst maar dat hij de overeenkomst omzet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Hij heeft [gedaagde] een termijn gegeven van zeven dagen om het schadebedrag van € 8.376,38 aan hem te betalen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert – na vermeerdering van eis – primair dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 8.376,38 inclusief btw, te vermeerderen met wettelijke rente en tot betaling van € 756,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Subsidiair vordert [eiser] dat de kantonrechter de koopovereenkomst ontbindt met de verplichting van [eiser] om de auto terug te leveren tegen terugbetaling door [gedaagde] van de aankoopprijs van
€ 6.950,- en het bedrag van € 1.950,- dat [eiser] heeft betaald voor de revisiemotor. Zowel primair als subsidiair met veroordeling van [eiser] tot betaling van de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen ten grondslag – kort weergegeven – dat de auto die hij van [gedaagde] heeft gekocht niet voldeed aan hetgeen hij daarvan mocht verwachten. Hij stelt verder dat, omdat hij geen vertrouwen meer heeft in [gedaagde], hij niet langer nakoming wenst maar vervangende schadevergoeding vordert voor de door hem geleden schade. Hij verklaart dat de auto, ondanks meerdere reparaties, problemen bleef geven die zorgden voor verkeersgevaarlijke situaties, waardoor de veiligheid van [eiser] en zijn gezinsleden in gevaar werd gebracht. Hij voert aan dat het gaat om gebreken die niet gemakkelijk ontdekt konden worden.

4.Het verweer

[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert - samengevat - aan dat [eiser] een BMW van elf jaar oud met een hoge kilometerstand heeft gekocht voor een bedrag van € 6.950,- en dat [eiser] daarom niet teveel van deze auto mocht verwachten. [gedaagde] voert verder aan dat hij de auto meermalen kosteloos heeft hersteld. Hij betwist dat het gebrek dat zich op 30 juni 2021 heeft voorgedaan hetzelfde gebrek betrof als het gebrek van december 2020 dat werd veroorzaakt door de losgeschoten ketting. Hij wijst er op dat in december de motor was stukgegaan en vervolgens is vervangen zodat er per definitie geen sprake kan zijn van hetzelfde gebrek. Verder wijst hij er op dat [eiser] de auto met het gebrek van 30 juni 2021 niet meer heeft teruggebracht bij hem zodat hij niet in de gelegenheid is gesteld om een eventueel gebrek te verhelpen en de brief van 13 juli 2021 om die reden niet gezien kan worden als ingebrekestelling. Hij betwist dat daadwerkelijk sprake was van een gebrek, omdat [eiser] niet inzichtelijk heeft gemaakt dat er een gebrek was en ook niet dat dit gebrek al aanwezig was bij aankoop van de auto. [gedaagde] verklaart dat bij die stand van zaken van hem niet verwacht kon worden dat hij zo maar akkoord zou gaan met het dragen van de factuurkosten van een derde. [gedaagde] betwist dat eerdere reparaties door hem niet naar behoren zijn uitgevoerd en benadrukt dat als de vermeende gebreken al aanwezig waren bij aankoop dit naar voren zou zijn gekomen bij de aankoopkeuring.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter moet beoordelen of sprake was van non-conformiteit van de auto en of het [eiser] vrij stond de koopovereenkomst tussen partijen om te zetten naar een vordering tot vervangende schadevergoeding, dan wel subsidiair of er grond bestaat om de overeenkomst te ontbinden.
5.2.
De overeenkomst tussen partijen is een consumentenkoop, omdat [gedaagde] handelt in de uitoefening van een bedrijf en [eiser] een natuurlijk persoon is die met de aankoop van de auto niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Wanneer sprake is van een consumentenkoop geldt artikel 7:18 lid 2 BW, waarin ten gunste van de koper een bewijsvermoeden is neergelegd, dat door de verkoper kan worden weerlegd. De consumentkoper moet stellen en bewijzen dat het verkochte goed niet in overeenstemming is met de overeenkomst, omdat het bijvoorbeeld niet die eigenschappen bezit die de consument mocht verwachten of ongeschikt is voor het verwachte gebruik. Verder moet de consument bewijzen dat het betrokken gebrek aan overeenstemming zich binnen een termijn van zes maanden vanaf de aflevering van het goed heeft gemanifesteerd, dat wil zeggen zich werkelijk heeft voorgedaan. Indien die feiten zijn aangetoond, hoeft de consument niet te bewijzen dat het gebrek aan overeenstemming bestond bij de aflevering van het goed. Aangezien dat gebrek zich in de korte periode van zes maanden heeft voorgedaan, kan worden aangenomen dat het, ook al heeft het zich pas na de aflevering van het goed voorgedaan, bij de aflevering reeds bestond ‘in een pril stadium’. Voordat de rechter toekomt aan de toepassing van het hiervoor genoemde bewijsvermoeden, moet eerst vastgesteld worden dat sprake is van non-conformiteit.
5.3.
Bij de koop van een tweedehands auto, die bestemd is om aan het verkeer deel te nemen, wordt volgens vaste rechtspraak aangenomen dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt als het gebruik van de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert door een gebrek, dat niet eenvoudig door de koper is te ontdekken. Het feit dat een auto geen gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert wil echter niet per definitie zeggen dat deze aan de overeenkomst beantwoordt. Uit de wetsgeschiedenis valt op te maken dat het antwoord op de vraag wat de koper aan eigenschappen mag verwachten, afhankelijk is van alle omstandigheden van het geval. In deze zaak gaat het om een 11 jaar oude tweedehands auto met een kilometerstand van ruim 200.000 voor € 6.950,-. In het algemeen geldt dat de kans op mankementen groter wordt naarmate de auto ouder is, hetgeen is verdisconteerd in de koopprijs. De koper van een tweedehands auto moet, tegenover het voordeel van een veel lagere aanschafprijs, bedacht zijn op het nadeel dat een dergelijke auto eerder gebreken zal vertonen dan een nieuwe.
5.4.
Uit het hiervoor vermelde feitenrelaas blijkt dat zich binnen die termijn van zes maanden, namelijk op 27 december 2020, een probleem heeft voorgedaan met de motor van de auto. De ketting van de motor was losgeschoten, waardoor de motor kapot gegaan is en niet meer gerepareerd kon worden. Door dit gebrek reed de auto niet meer. Daarom is er in overleg tussen partijen op 8 februari 2021 een revisiemotor in de auto geplaatst. Omdat dit een motor betrof waarmee minder kilometers waren gemaakt hebben partijen afgesproken ieder de helft van de reparatiekosten voor hun rekening te nemen.
5.5.
Verder blijkt dat zich een kleine twee weken na deze reparatie, maar nog wel binnen de termijn van zes maanden, opnieuw een probleem heeft voorgedaan met de auto. Uit de overgelegde whatsappcommunicatie tussen partijen blijkt dat [eiser] op 23 februari 2021 aan [gedaagde] heeft laten weten dat hij last heeft van een motorlucht die volgens [eiser] via de blazer de auto in geblazen wordt. Naar het oordeel van de kantonrechter is de klacht die [eiser] op 23 februari 2021 via WhatsApp heeft geventileerd geen gebrek op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde. Gelet op de leeftijd van de auto en de lage aanschafprijs mocht [eiser] geen auto verwachten die gedurende een aantal maanden geen reparatie behoefde. Desondanks is de auto teruggegaan naar [gedaagde] die op 17 maart 2021 heeft laten weten dat de auto is gerepareerd. In overleg is de auto op 22 maart 2021 weer teruggebracht bij [eiser]. Ook na eind maart 2021 heeft [eiser] nog geklaagd over problemen met de auto, welke problemen [gedaagde] telkens kosteloos heeft verholpen. Tot slot heeft [eiser] op 1 juli 2021 aan Van Walllinga laten weten dat de auto het weer begeven heeft met hetzelfde probleem en dat hij er geen vertrouwen meer in heeft om de auto nog door [gedaagde] te laten repareren. De kantonrechter is echter van oordeel dat uit het feitenrelaas volgt dat [gedaagde] ruimschoots aan zijn verplichtingen heeft voldaan door de auto iedere keer na de melding van een probleem kosteloos te herstellen voor [eiser].
5.6.
Weliswaar was het binnen die termijn van zes maanden nodig om de motor te vervangen, maar hierover hebben partijen aanvullende afspraken gemaakt waarop [eiser] niet terug kan komen, vooral niet omdat niet is gesteld of gebleken dat zich nadien problemen hebben voorgedaan door gebreken aan deze motor.
5.7.
Voor zover [eiser] na de termijn van zes maanden waarvoor het wettelijk bewijsvermoeden geldt problemen heeft ondervonden aan de auto, had hij van die problemen moeten bewijzen dat die gebreken al aanwezig waren op het moment van de aankoop van de auto op 31 augustus 2020. [eiser] heeft een (ongedateerde) diagnose van Renova overgelegd, maar hieruit blijkt niet dat het ging om problemen die al ten tijde van de aankoop aanwezig waren. Daarbij speelt ook een rol dat het hier gaat om een auto die op het moment van de aankoop elf jaar oud was en een hoge kilometerstand had zodat [eiser] er ook rekening mee moest houden dat bepaalde onderdelen als gevolg van slijtage mogelijk op niet al te lange termijn tot problemen konden gaan leiden. Die mogelijkheid lijkt zich nu te hebben verwezenlijkt. Dit kan [eiser] echter niet zonder meer tegenwerpen aan [gedaagde].
5.8.
Uit het vorenstaande volgt dat de problemen die hadden kunnen leiden tot non-conformiteit van de auto steeds kosteloos door [gedaagde] zijn hersteld en dat niet is komen vast te staan dat de auto na die reparaties niet langer voldeed aan de overeenkomst en aan hetgeen [eiser] van de auto mocht verwachten èn dat [gedaagde] daarvoor een verwijt kon worden gemaakt.
5.9.
De conclusie is dan ook dat de kantonrechter de primaire vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van vervangende schadevergoeding zal afwijzen.
5.10.
Ook de subsidiaire vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst wordt afgewezen, omdat de gebreken, die hun oorsprong vinden in de leeftijd van de auto en de hoge kilometer stand van de auto ten tijde van de aankoop, de gevolgen van ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt.
5.12.
Daarbij wordt [eiser] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag vaststelt op € 622,00 aan salaris gemachtigde van [gedaagde];
6.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt.
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter