In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc, gevestigd in Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Londen naar Kaapstad op 6 en 7 november 2019. Door een veiligheidsincident op Schiphol, waarbij een kapings-/gijzelingssignaal werd afgegeven, heeft de vlucht een vertraging van 84 minuten opgelopen, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht heeft gemist en uiteindelijk met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen.
De vervoerder, British Airways, betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het beveiligingsprobleem op de luchthaven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van AirHelp daarom moet worden afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de vervoerder, en AirHelp wordt veroordeeld tot betaling van deze kosten.
De uitspraak is gedaan door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, op 16 november 2022, en de proceskosten zijn vastgesteld op € 248,00, vermeerderd met wettelijke rente.