ECLI:NL:RBNHO:2022:9734

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
8830337
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door ziekte van gezagvoerder

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Delta Air Lines Inc. vanwege een vertraagde vlucht van Amsterdam naar New York op 29 september 2018. De vlucht, met vluchtnummer DL47, arriveerde 3 uur en 38 minuten later dan gepland. Airhelp vorderde compensatie van € 600,00 per passagier op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, Delta Air Lines, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de plotselinge ziekte van de gezagvoerder.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Airhelp voldoende bewijs heeft geleverd van de vertraging. De vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de ziekte van de gezagvoerder inderdaad een buitengewone omstandigheid was, omdat het plotselinge ziek worden niet inherent is aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij. De vervoerder had bovendien alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging te voorkomen, zoals het invliegen van een vervangende gezagvoerder.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Airhelp afgewezen en geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van Airhelp komen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 26 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8830337 \ CV EXPL 20-8780
Uitspraakdatum: 26 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Delta Air Lines Inc.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 28 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft een incidentele conclusie strekkende tot zekerheidsstelling voor proceskosten ex artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) genomen. Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd. Bij vonnis van 9 juni 2021 heeft de kantonrechter de incidentele vordering van de vervoerder toegewezen en Airhelp bevolen zekerheid te stellen.
1.2.
Bij akte van 4 augustus 2021 heeft de vervoerder de kantonrechter geïnformeerd dat Airhelp zekerheid heeft gesteld voor de proceskosten. De vervoerder heeft vervolgens schriftelijk geantwoord in de hoofdzaak. Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar New York JFK Airport (Verenigde Staten) op 29 september 2018 met vluchtnummer DL47, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn 3 uur en 38 minuten later dan gepland op de overeengekomen eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht aan Airhelp gecedeerd.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Airhelp vordert echter slechts een totaalbedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Primair voert de vervoerder aan dat Airhelp niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. Subsidiair voert de vervoerder aan dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Indien en voor zover er al aanspraak kan worden gemaakt op enige vergoeding, dan voert de vervoerder aan dat deze moet worden verlaagd met 50%, omdat de vertraging op de eindbestemming minder dan 4 uur bedroeg.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van het primaire verweer van de vervoerder dat Airhelp niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, overweegt de kantonrechter als volgt. Airhelp heeft in de dagvaarding gesteld dat vlucht DL47 van Amsterdam naar New York op 29 september 2018 met een vertraging van 3 en 38 minuten op de eindbestemming is gearriveerd. Daarnaast heeft Airhelp de passagiers waar het om gaat bij name benoemd, onder overlegging van de aktes van cessie en een kopie van de paspoorten. Met het voorgaande heeft Airhelp voldoende concrete aanknopingspunten verstrekt omtrent de gestelde vertraging. Het verweer van de vervoerder dat Airhelp niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, slaagt om die reden dan ook niet.
5.3.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van 3 uur en 38 minuten zijn aangekomen op de eindbestemming New York, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
5.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.5.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht met een vertraging is uitgevoerd, doordat de “First Officer” (hierna: gezagvoerder) onverwacht ziek is geworden. Door dit plotseling ziek worden van de gezagvoerder kon de vlucht in kwestie niet volgens planning worden uitgevoerd. Het (plotseling) ziek worden van de gezagvoerder leverde zodoende een onverwacht veiligheidsprobleem op en betreft een omstandigheid die geheel buiten de invloedsfeer van de vervoerder ligt, aldus de vervoerder.
5.6.
Airhelp betwist dat de ziekmelding van de gezagvoerder een buitengewone omstandigheid oplevert. Volgens Airhelp zijn ziekmeldingen, net als technische mankementen, inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming. Dat de ziekte zich “plotseling” heeft geopenbaard maakt dit volgens Airhelp niet anders.
5.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Dat personeelsleden ziek worden en vervangen moeten worden, is inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij (hierna: de normale uitoefening). Daarom moet de vervoerder voor voldoende personeel zorgen om de bezetting, ook bij ziekte, op orde te hebben. Dit is anders wanneer een piloot kort voor vertrek plotseling ziek wordt. Die situatie is niet inherent aan de normale uitoefening. Het is toeval dat de ziekte zich uitgerekend kort voor het vertrek van de vlucht openbaart. Een dergelijke situatie is misschien niet uniek en zal wellicht vaker voorkomen, maar daarmee is het naar het oordeel van de kantonrechter -net als een
no showof een zieke passagier- nog niet inherent aan de normale uitoefening. Anders dan Airhelp stelt, is de kantonrechter van oordeel dat dit ook geen situatie is waarop de vervoerder invloed kan uitoefenen, althans daartoe is onvoldoende gesteld.
5.8.
De door Airhelp gemaakte vergelijking met technische mankementen gaat niet op, omdat technische mankementen tot in het minimum kunnen en moeten worden beperkt door bijvoorbeeld het tijdig plegen van onderhoud. Bij kort voor vertrek van de vlucht ziek wordende piloten kan dat niet. Airhelp stelt nog dat de ziekte zou kunnen zijn veroorzaakt door wangedrag van de gezagvoerder of slechte arbeidsomstandigheden. Airhelp heeft deze stellingen echter niet onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
5.9.
Als onbetwist staat vast dat het vliegen zonder de gezagvoerder niet was toegestaan. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het plotseling ziek worden van de gezagvoerder in dit geval een buitengewone omstandigheid oplevert.
5.10.
De volgende vraag die voorligt, is de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat Amsterdam een buitenstation is en dat er om die reden geen reservepiloot beschikbaar was. Om annulering van de onderhavige vlucht te voorkomen, heeft de vervoerder een vervangende gezagvoerder ingevlogen. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat het aanwezig hebben van reservepiloten op elk buitenstation van een luchtvaartmaatschappij onaanvaardbare financiële offers van de vervoerder zou vergen. Van een vervoerder kan daarom niet worden verlangd dat hij op elk buitenstation een reservepiloot beschikbaar heeft.
5.11.
Airhelp stelt dat de vervoerder de passagiers had kunnen omboeken naar de DL49, DY7701 of de KL641 om langdurige vertraging te voorkomen. Airhelp heeft echter nagelaten om aan te tonen dat op deze vluchten vrije plaatsen beschikbaar waren, zodat de kantonrechter aan deze stelling voorbij gaat.
5.12.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. Gelet op het voorgaande zal de vordering van Airhelp worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven geen bespreking meer.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Airhelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Airhelp tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter