In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het uitbreiden van een derde bouwlaag van een woning in Haarlem. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. de Graaf, had een aanvraag ingediend voor de bouw van een dakopbouw aan de voorzijde van zijn woning. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, vertegenwoordigd door mr. Z. Aygünes-Karaca, weigerde de vergunning op basis van strijd met het bestemmingsplan en het motiveringsbeginsel van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser stelde dat de bestaande dakopbouw niet in de aanvraag was opgenomen en dat de nieuwe dakopbouw niet in strijd was met de trend in het straatbeeld.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, omdat verweerder niet voldoende had gemotiveerd dat de aanvraag in strijd was met de trend. De rechtbank concludeerde dat de achterzijde van de dakopbouw niet zichtbaar was vanuit de straat en dat de weigering van de vergunning zou leiden tot een minder eenvormig straatbeeld. De rechtbank droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd het griffierecht aan eiser vergoed en werden de proceskosten vastgesteld op € 1.518,00.