Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het vonnis in incident, tevens tussenvonnis in de hoofdzaak van 7 juli 2021
- de mondelinge behandeling van 10 januari 2022 tijdens welke zitting mr. Zeilstra het woord gevoerd heeft aan de hand van spreekaantekeningen, tevens akte wijziging van eis, en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
2.De feiten
2. Lening
- verwerving 100% eigendom CrWR patent en overige intellectuele patenten (IP),
- afkoop royalties productontwikkelaar,
- aanpassing productnamen en verpakkingen producten voor orthodontisten,
- aankoop en instandhouding van de benodigde voorraden halffabricaten,
- marketingondersteuning van de bestaande en nog op te tekenen distributeurs in diverse landen.
4.Looptijd, rente en aflossing
5.Zekerheden en bepalingen
9 Zekerheden
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
de geldnemeren geen betrekking heeft op rechtsmaatregelen tegen
borgen. Zij heeft gesteld dat haar bevoegdheid om rechtsmaatregelen te nemen tegen de borgen volgt uit de volmacht die de investeerders haar hebben verstrekt op grond van het bepaalde in artikel 9 van de algemene voorwaarden.
in het bijzondervan die welke de borg te zijner bevrijding zou kunnen ontlenen aan het bepaalde in de artikelen 6:139, 6:154,
7:852, 7:853 en 7:856 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Van deze bepalingen kan op grond van het bepaalde in 7:862 aanhef en sub a BW niet worden afgeweken ten nadele van een particuliere borg, maar het betreft hier zakelijke borgtochten, namelijk borgtochten aangegaan door een natuurlijk persoon handelende in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf en ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf waarvan hij bestuurder is en met zijn medebestuurder(s) de meerderheid van aandelen heeft. [gedaagde 1] c.s waren op het moment van afgifte van de borgtochten (indirect) bestuurders van PrevDent en meerderheidsaandeelhouders. Bij dergelijke zakelijke borgtochten is het wel toegestaan af te wijken van genoemde bepalingen zodat [gedaagde 1] c.s gebonden zijn aan de uitsluiting in de borgtochten. De omstandigheid dat [gedaagde 1] c.s vanaf mei 2019, niet langer een meerderheidsbelang hebben in PrevDent maakt dat oordeel niet anders.
handelsrente omdat de borgtochten niet verplichten tot het tegen vergoeding leveren van goederen of het verrichten van diensten als bedoeld in artikel 6:119a BW.
€ 1.770,00(1 punt à € 1.770,00)
€ 3.540,00(2 punten à € 1.770,00)