ECLI:NL:RBNHO:2023:1001

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
9015578
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Swiss International Air Lines AG over compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam via Zürich naar Buenos Aires op 30 en 31 januari 2019. Door een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming vorderde de passagier compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een de-icingprocedure en verminderde grondafhandelingscapaciteit door slechte weersomstandigheden.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier niet had aangetoond dat er een eerdere vlucht beschikbaar was. De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen en de voorwaarden waaronder zij kunnen worden vrijgesteld van compensatieverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9015578 \ CV EXPL 21-858
Uitspraakdatum: 8 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines AG Swiss International Air Lines SA Swiss International Air Lines Ltd
gevestigd te Bazel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. P.C.X. de Leede en mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 11 november 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Zürich Airport (Zwitserland) naar Ministro Pistarini Airport Buenos Aires (Argentinië) op 30 en 31 januari 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Zürich met vluchtnummer LX735 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft haar aansluitende vlucht WK90 naar Buenos Aires gemist. Zij is omgeboekt naar een alternatief reisschema waarmee zij 11 uur en 52 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 januari 2019, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat er op 30 januari 2019 sprake was van slechte weersomstandigheden te Amsterdam. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder de
Terminal Aerodrome Forecast(TAF) en het
Meteorological Aerodrome Report(METAR) overgelegd (producties 2 en 3 bij antwoord). De oorzaak van de vertraging was volgens de vervoerder echter niet het slechte weer, maar (het wachten op) de
de-icingprocedure (9 minuten) en een verminderde grondafhandelingscapaciteit (59 minuten). De vervoerder verwijst in dit kader naar het overgelegde vluchtrapport dat de vertragingscodes 75 en 77 als oorzaak van de vertraging vermeldt. Voor de betekenis van deze vertragingscodes heeft de vervoerder verwezen naar de door hem overgelegde “Standard IATA Delay Codes”. Hieruit volgt dat code 75 staat voor “
DE-ICING OF AIRCRAFT, removal of ice and/or snow, frost prevention excluding unserviceability of equipment” en code 77 voor “
GROUND HANDLING IMPAIRED BY ADVERSE WEATHER CONDITIONS”.
4.5.
De passagier betwist dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Uit de door de vervoerder overgelegde documenten blijkt volgens de passagier niet dat de weersomstandigheden rond de geplande vertrektijd van de vlucht dusdanig waren dat de grondafhandeling daardoor gehinderd werd. Uit de overgelegde METAR volgt dat er om 19:55 uur lokale tijd sprake was van een horizontaal zicht van 2500 meter. Dit is volgens de passagier meer dan voldoende om zonder problemen vluchten uit te voeren en toestellen af te handelen. Daar komt bij dat andere vluchten rondom de vlucht in kwestie zonder (noemenswaardige) vertragingen zijn vertrokken. De passagier stelt verder dat de-icing niet als buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. Het de-icen van een toestel is volgens de passagier inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming. Het had bovendien op de weg van de vervoerder gelegen om op de voorspelde weersomstandigheden te anticiperen.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft, onder verwijzing naar de overgelegde METAR, voldoende aannemelijk gemaakt dat er op 30 januari 2019 sprake was van winterse weersomstandigheden (waaronder sneeuw en lage temperaturen) op en rond de luchthaven Schiphol. De vervoerder heeft toegelicht dat deze weersomstandigheden de grondafhandeling hebben belemmerd. Dit wordt ook ondersteund door het vluchtrapport en de overgelegde
Movement Messages. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze (interne) stukken te twijfelen. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder, met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging voor de duur van 59 minuten het gevolg is geweest van een beperking van de grondafhandelingscapaciteit, hetgeen als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. Dat andere vluchten wel zonder vertraging zijn vertrokken is in dit kader van ondergeschikt belang.
4.7.
Ook (het wachten op) de de-icing procedure kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid, mits voldoende onderbouwd. De vervoerder heeft in dit kader toegelicht dat bij veel vocht in de lucht in combinatie met lage temperaturen het risico bestaat dat ijsvorming ontstaat op het vleugelprofiel van het toestel. In dergelijke gevallen is daarom het noodzakelijk dat vliegtuigen vlak voor vertrek ijsvrij worden gemaakt. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voor de-icing afhankelijk is van de faciliteiten van de luchthaven. De vervoerder heeft daarbij ook voldoende aannemelijk gemaakt dat de wachttijd wordt bepaald door de luchtverkeersleiding dan wel de lokale grondafhandelaar en dat de vervoerder hierop geen invloed kan uitoefenen. Gelet op deze en alle overige omstandigheden van het onderhavige geval is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van 9 minuten wegens de de-icing is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De omstandigheid dat winterweer in januari niet als een verrassing voor de vervoerder kan komen maakt dit niet anders. Van de vervoerder kan niet worden verwacht dat hij bij de planning van zijn vluchten rekening houdt met de mogelijke omstandigheid dat een toestel moet worden ge-de-iced.
4.8.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht(en) met plaats. Voor zover de passagier dit betwist had het, gelet op het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19), op haar weg gelegen om te stellen en te bewijzen dat er een eerdere vlucht met plaats beschikbaar was.
4.9.
De vervoerder heeft bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoende buffer in de overstaptijd tussen de aansluitende vluchten heeft ingeruimd. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagier heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter