ECLI:NL:RBNHO:2023:1002

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
7944145
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden en de bewijslast van de passagier

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Austrian Airlines Aktiengesellschaft, over compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Minsk met een tussenstop in Wenen. Door een vertraging van de eerste vlucht miste de passagier zijn aansluitende vlucht, wat resulteerde in een aankomst met bijna 18 uur vertraging op de eindbestemming. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij langdurige vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een opschorting van de grondafhandeling en ATFM slotrestricties. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier niet had bewezen dat er een alternatieve vlucht beschikbaar was die eerder op de eindbestemming zou aankomen. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en wees de vordering van de passagier af. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, aangezien de passagier ongelijk kreeg.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de vervoerder als de passagier in gevallen van vluchtvertraging en de noodzaak voor passagiers om hun claims adequaat te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7944145 \ CV EXPL 19-10935
Uitspraakdatum: 15 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines Aktiengesellschaft
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm & mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 26 maart 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers heeft zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Wenen International Airport (Oostenrijk) naar Minsk International Airport (Wit-Rusland) met de vluchtcombinatie OS374 en OS689 op 14 mei 2017.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Wenen met vluchtnummer OS374 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht naar Minsk gemist. Hij is omboekt naar een alternatief reisschema waarmee hij 17 uur en 52 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2017, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 27 juni 2017 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van de passagier opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in zijn laatste conclusie overgelegde producties. De passagier is nog in de gelegenheid gesteld om zich over de producties uit te laten en niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
4.3.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.5.
Ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden heeft de vervoerder als productie 1 bij antwoord het vluchtrapport overgelegd. Hieruit volgt dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht met hetzelfde toestel (41 minuten), door een verplichte veiligheidscontrole (9 minuten) en door slotrestricties afkomstig van de luchtverkeersleiding (51 minuten). Ten aanzien van de bewijskracht van het vluchtrapport overweegt de kantonrechter dat het enkele feit dat het vluchtrapport een intern document betreft niet betekent dat het vluchtrapport een lage(re) mate van bewijskracht toekomt.
4.6.
Het toestel dat de vlucht in kwestie zou uitvoeren stond gepland om eerst vlucht OS373 van Wenen naar Amsterdam uit te voeren. Onder verwijzing naar het vluchtrapport van vlucht OS373 (productie 2 bij antwoord) heeft de vervoerder aangevoerd dat deze vlucht met een vertraging van 44 minuten uit Wenen is vertrokken wegens vertragingscode 77. De vervoerder heeft toegelicht dat deze code staat voor: “
ground handling suspension”. Volgens de vervoerder was de vertraging van vlucht OS373 aldus het gevolg van een opschorting van de grondafhandelingscapaciteit, in combinatie met – zo blijkt uit de slothistorie – ATFM slotrestricties. De luchtverkeersleiding had reeds voor de geplande vertrektijd, te weten om 14:38 uur lokale tijd, een CTOT van 15:18 uur lokale tijd aan de vlucht opgelegd. Om 15:01 uur lokale tijd werd vervolgens de grondafhandeling opgeschort in verband met regen en onweersdreiging. Dit blijkt eveneens uit de e-mail van het
Operations Control Center(productie 6 bij antwoord) en het
HUB report(productie 7 bij antwoord).
4.7.
De passagier wijst erop dat er meerdere vluchten rondom de geplande vertrektijd van vlucht OS373 vanaf de luchthaven te Wenen zijn vertrokken. Volgens de passagier kan daarom geen sprake zijn geweest van een
ground stop. De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de stelling van de passagier dat er tijdens een
ground stopin het geheel geen vluchten kunnen vertrekken onjuist is. Vluchten die reeds gereed zijn (gemaakt) voor vertrek kunnen ook tijdens een
ground stopvertrekken. Het is aannemelijk dat de door de passagier genoemde vluchten – in tegenstelling tot vlucht OS373 – reeds geholpen waren door de grondafhandelaar vóór de opschorting en zodoende hierdoor niet gehinderd werden.
4.8.
Anders dan de passagier betoogt heeft de vervoerder voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat de aanpassing van de EOBT geen verband houdt met enig handelen door de vervoerder, maar is te herleiden tot de opschorting van de grondafhandeling. De vervoerder is uiteindelijk op het eerst mogelijke moment binnen de laatstelijk opgelegde CTOT vertrokken. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder, met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertrekvertraging van vlucht OS373 het gevolg is geweest van een opschorting van de grondafhandeling, hetgeen als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt.
4.9.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt dat de vlucht een vertraging had wegens vertragingscode 93, te weten
aircraft rotation, van 41 minuten. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee komen vast te staan dat de vertraging van vlucht OS373 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht OS373 werkt dan ook voor de duur van 41 minuten door naar de onderhavige vlucht.
4.10.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht vervolgens nog met 51 minuten is opgelopen als gevolg van ATFM slotrestricties (vertragingscode 81). Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder als productie 8 bij antwoord de slotgeschiedenis van de vlucht overgelegd. Hieruit volgt dat het toestel twee uur voor het geplande vertrek van de vlucht een gewijzigde vertrektijd van 16:22 uur UTC opgelegd heeft gekregen. De kantonrechter is van oordeel dat het opleggen van een nieuw slot door de luchtverkeersleiding in beginsel kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft vervolgens, in verband met de vertraagde aankomst van de voorgaande vlucht, om een nieuwe EOBT verzocht. Als gevolg daarvan heeft de luchtverkeersleiding de CTOT gewijzigd van 16:22 uur UTC naar (uiteindelijk) 17:39 uur UTC. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aangetoond dat de vertraging die is ontstaan door het verschuiven van de verwachte vertrektijd (EOBT) eveneens is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. Het doorgeven van de nieuwe EOBT werd immers ingegeven door de vertraging wegens buitengewone omstandigheden van vlucht OS373.
4.11.
Ten aanzien van de 9 minuten durende vertraging als gevolg van vertragingscode 85 heeft de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vertrekvertraging van 101 minuten voor de duur van 92 minuten is te wijten aan buitengewone omstandigheden. Tijdens de vlucht is een deel van de vertraging ingelopen, zodat de vlucht met 85 minuten vertraging is aangekomen op de luchthaven van Wenen. In deze stand van zaken wordt de totale aankomstvertraging van 85 minuten naar oordeel van de kantonrechter aangemerkt als het gevolg van buitengewone omstandigheden. De uiteindelijke – langdurige – vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is daarmee ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.13.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming als gevolg van de annulering te voorkomen dan wel te beperken.
4.14.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht(en) naar Minsk met plaats; vlucht OS623 en B2 896 (deels uitgevoerd door Belavia). Er was volgens de vervoerder geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht die eerder op de eindbestemming aankwam. Voor zover de passagier dit betwist had het, gelet op het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19), op zijn weg gelegen om te stellen en te bewijzen dat er een eerdere vlucht met plaats beschikbaar was.
4.15.
De vervoerder heeft bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoende buffer in de overstaptijd tussen de aansluitende vluchten heeft ingeruimd en zo snel als mogelijk heeft gevlogen. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagier heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen.
4.16.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 160,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter