ECLI:NL:RBNHO:2023:101

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
C/15/328497 / FA RK 22-2463
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning vaderschap op basis van biologische afstamming en ontvankelijkheid verzoekster

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een kind door de man, die niet de biologische vader blijkt te zijn. Verzoekster, geboren op [geboortedag verzoekster] 1993, heeft het verzoek ingediend op 31 mei 2022, met als argument dat de man, die haar op 23 december 1998 erkend heeft, niet haar biologische vader is. De moeder van verzoekster heeft ingestemd met het verzoek, en de rechtbank heeft de ontvankelijkheid van verzoekster beoordeeld, ondanks dat het verzoek niet binnen de wettelijke termijn van drie jaar na bekendheid met het feit dat de man vermoedelijk niet de biologische vader is, was ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden van het geval, waaronder de recente ernstige ziekte van de biologische vader, maken dat het verzoek toch ontvankelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader is en heeft het verzoek tot vernietiging van de erkenning toegewezen. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Helder, met inachtneming van de wettelijke termijn voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/328497 / FA RK 22-2463
beschikking van 10 januari 2023 betreffende vernietiging erkenning
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. A.E. Koster, kantoorhoudende te Den Helder.
Belanghebbende in deze procedure is:
[moeder], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekster, ingekomen op 31 mei 2022;
  • de brief, met bijlage, van verzoekster, ingekomen op 18 oktober 2022.
1.2.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 november 2022 in aanwezigheid van verzoekster bijgestaan door mr. A.E. Koster en de moeder.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Verzoekster is op [geboortedag verzoekster] 1993 in [geboorteplaats verzoekster] geboren uit de moeder.
2.2.
Verzoekster is op 23 december 1998 met toestemming van de moeder erkend door
[man], geboren op [geboortedag man] 1965 in [geboorteplaats man] , laatst gewoond hebbende te [woonplaats] en overleden te [stad] (België) op [overlijdensdatum] (hierna te noemen: de man).

3.Verzoek

3.1.
Verzoekster heeft verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de erkenning van haar door de man wordt vernietigd, dan wel een door de rechtbank te nemen beslissing.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd. De moeder heeft een affectieve relatie gehad met
[vader], geboren op [geboortedag vader] 1964 in [geboorteplaats vader] , wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de vader). De moeder is toen zwanger geraakt van hem, maar vóór de geboorte van verzoekster zijn de moeder en de vader uit elkaar gegaan. Nadien heeft de moeder een affectieve relatie gehad met de man.
De man is niet de biologische vader van verzoekster. De vader is de biologische vader van verzoekster. Verzoekster heeft eigenlijk altijd al geweten dat de man niet haar biologische vader is. Nu de vader onlangs ernstig ziek is geweest, zou verzoekster graag zien dat haar erkenning wordt vernietigd, zodat de vader haar kan erkennen. De vader wil dat ook graag. Volgens verzoekster staat vast dat de man niet haar biologische vader is.
Voor het geval de rechtbank meent dat verzoekster het verzoek te laat heeft ingediend, te weten buiten de termijn van drie jaar nadat zij bekend is geworden met het feit dat de man (vermoedelijk) niet haar biologische vader is, stelt verzoekster dat zij toch ontvankelijk moet worden verklaard in het verzoek. Een andersluidende beslissing zou in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongerechtvaardigde inmenging zijn in het familie- en gezinsleven van verzoekster en in zoverre strijdig met artikel 8 EVRM. Het respect voor het familie- en gezinsleven eist in het onderhavige geval dat het belang van de biologische en maatschappelijke werkelijkheid prevaleert boven het belang van de strikte hantering van de termijn en de daarmee voorgestane rechtszekerheid. Geen van de belanghebbenden hebben immers bezwaar tegen toewijzing van het verzoek en de man is overleden. Verzoekster lijdt onder de huidige situatie.

4.Verweer

4.1.
Uit de stukken blijkt dat de moeder instemt met het verzoek. De moeder heeft dit standpunt ter zitting bevestigd.

5.Beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 205, eerste lid, sub a. van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning door het kind worden ingediend op de grond dat de erkenner niet zijn biologische vader is, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden. Ingevolge het vierde lid van genoemd wetsartikel wordt het verzoek door het kind ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
5.2.
Vast staat dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning niet binnen de wettelijke termijn is ingediend. Verzoekster heeft immers aangegeven dat zij altijd al heeft geweten dat de man niet haar biologische vader is.
Het stellen van termijnen is in beginsel geen ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van betrokkenen in de zin van artikel 8 EVRM, nu de in de wet gegeven termijnen noodzakelijk zijn in een democratische samenleving teneinde de rechtszekerheid te waarborgen en voorts ter bescherming van de belangen van alle betrokken belanghebbenden. De rechtbank is van oordeel dat toepassing van de in artikel 1:205, vierde lid, BW gestelde termijn in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van verzoekster betekent. Verzoekster heeft vanaf haar 18e verjaardag op regelmatige basis contact met de vader. Sinds de recente ernstige ziekte van haar vader heeft verzoekster de wens dat de vader haar kan erkennen. In die zin is de ziekte van de vader een scharnierpunt voor haar geweest. De vader wil verzoekster ook graag erkennen, zo blijkt uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken. Ook de moeder wenst dat de erkenning wordt vernietigd. Daarnaast worden geen belangen van anderen geschaad bij het niet vasthouden aan de wettelijke termijn. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de man is overleden. Tenslotte valt niet in te zien hoe de rechtszekerheid in dit geval zou worden geschaad bij het niet vasthouden aan de wettelijke termijn. De rechtbank zal verzoekster in het verzoek ontvangen.
5.3.
Op grond van de overgelegde stukken gaat de rechtbank ervan uit dat de man niet de biologische vader van verzoekster is. De rechtbank leidt dit af uit de door verzoekster overgelegde brief van 18 september 2005 van de toenmalige advocaat van de man, waaruit blijkt dat de man in 2005 contact heeft gezocht met de moeder over vernietiging van de erkenning vanwege het feit dat hij niet de biologische vader is van verzoekster, alsmede uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de wens van verzoekster dat het juridisch vaderschap in overeenstemming wordt gebracht met het biologisch vaderschap mogelijk dient te worden gemaakt.
5.4.
Op grond van het vorenstaande zal het verzoek worden toegewezen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
vernietigt de door
[man], geboren op [geboortedag man] 1965 in [geboorteplaats man] , laatst gewoond hebbende te [woonplaats] en overleden te [stad] (België) op [overlijdensdatum] , op 23 december 1998 voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Helder gedane erkenning van:
-
[verzoekster], geboren op [geboortedag verzoekster] 1993 in [geboorteplaats verzoekster] ;
6.2.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Helder.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.