ECLI:NL:RBNHO:2023:10269

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
9787488 \ CV FORM 22-1952
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding na annulering van vlucht en de beoordeling van gemaakte kosten

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door verzoeker 1 in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind, een verzoek ingediend tegen TAP Air Portugal, de vervoerder, naar aanleiding van de annulering van hun vlucht TP678 van Porto naar Amsterdam op 4 april 2020. De passagiers hebben financiële schadevergoeding geëist voor extra kosten die zij hebben gemaakt als gevolg van de annulering, waaronder kosten voor vervangend vervoer, accommodatie en een alternatieve vlucht. De vervoerder heeft echter geweigerd deze kosten te vergoeden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De passagiers hebben hun verzoek gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 en het Verdrag van Montreal. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de passagiers niet voldoende hebben onderbouwd hoe de extra kosten in verband staan met de annulering van de vlucht. De kosten voor de huurauto en de extra overnachting zijn gemaakt twee maanden na de annulering, zonder dat de passagiers hebben aangetoond dat deze kosten noodzakelijk waren als gevolg van de annulering.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers ongelijk hebben gekregen en dat de gemaakte kosten niet in redelijke verhouding stonden tot de annulering van de vlucht. De beschikking is gegeven door mr. J.J. Dijk en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9787488 \ CV FORM 22-1952
Uitspraakdatum: 26 april 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
1. [verzoeker 1],pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[minderjarige],
2. [verzoeker 2],allen wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.D.E. Beer
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TAP Air Portugal
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 31 maart 2022;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 15 juni 2022;
  • de akte overleggende machtiging minderjarigen, ingekomen ter griffie op 26 april 2022.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Porto Airport (Portugal) naar Amsterdam Schiphol Airport met vlucht TP678 op 4 april 2020, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben financiële schadevergoeding van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Passagier sub 1 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kind te voeren.
3.
Het verzoek en het verweer
3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.093,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 198,56 subsidiair € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 21 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun verzoek op artikel 5 en/of 6 juncto artikel 8 en/of 9 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) dan wel artikel 19 het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal).
3.3.
De passagiers stellen dat zij vanwege de annulering van de vlucht genoodzaakt waren om extra kosten te maken voor vervangend vervoer van het vliegveld van Porto naar Lissabon (€ 315,00), één nacht accommodatie in Lissabon (€ 90,00) en een vervangende vlucht van Lissabon naar Amsterdam (€ 688,98). De kosten bedragen totaal 1.093,98.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat zij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd, zodat de passagiers op grond van artikel 5 juncto artikel 9 van de Verordening recht hebben op verzorging, bestaande onder meer uit maaltijden en verfrissingen, in redelijke verhouding tot de wachttijd, hotelaccommodatie als dit noodzakelijk is geweest en vervoer tussen de luchthaven en de plaats van de accommodatie. Het Hof heeft bij het arrest van 31 januari 2013 in de zaak McDonagh/Ryanair (C12/11) voor recht verklaard dat het in artikel 9 van de Verordening neergelegde recht op verzorging slechts kan leiden tot de verplichte terugbetaling van kosten die, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, noodzakelijk, passend en redelijk zijn.
4.4.
De passagiers hebben schadevergoeding verzocht in die zin dat zij de kosten van de door hen zelf geboekte alternatieve vlucht vergoed willen zien. De Verordening biedt echter geen grondslag voor het verzoek tot vergoeding van nieuw aangeschafte vliegtickets, zodat dit verzoek niet op grond van artikel 5 juncto artikel 8 kan worden toegewezen. De passagiers beroepen zich subsidiair op artikel 19 van het Verdrag van Montreal. Uit artikel 19 van het Verdrag van Montreal volgt dat de luchtvervoerder in beginsel gehouden is tot vergoeding van “schade voortvloeiend uit vertraging in het luchtvervoer van passagiers, bagage of goederen”. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij op 11 februari 2021 een bedrag van € 746,93 aan oorspronkelijk betaalde ticketprijzen aan de passagiers heeft gerestitueerd. De kantonrechter overweegt dat slechts sprake kan zijn van “schade” voor zover de gemaakte kosten het gerestitueerde bedrag overschrijden.
4.5.
De passagiers stellen dat zij op 4 juni 2020 met vlucht KL1694 vanuit Lissabon naar Amsterdam zijn gevlogen. Dit is twee maanden later dan de geplande – doch geannuleerde – vlucht. Uit de overgelegde betalingsbewijzen (productie 2 bij de toelichting op het vorderingsformulier) volgt dat ook de kosten voor de huurauto en de overnachting in Lissabon twee maanden na de oorspronkelijke vertrekdatum zijn gemaakt. De passagiers hebben niet onderbouwd hoe deze kosten in verband staan met de annulering van de vlucht en waarom zij nog twee maanden in Portugal zijn gebleven. Omdat er twee maanden tussen zitten, valt zonder verdere toelichting door de passagiers, die ontbreekt, niet in te zien waarom deze kosten het gevolg zijn geweest van het annuleren van de vlucht. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open