ECLI:NL:RBNHO:2023:10272

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
10049289 \ CV EXPL 22-4869
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van ticketprijs na annulering van vlucht door COVID-19

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een vordering van een passagier tegen American Airlines Inc. De passagier had een ticket geboekt voor een vlucht van Amsterdam naar Albuquerque via Dallas, maar de reis kon niet doorgaan vanwege de COVID-19 pandemie. De passagier vorderde restitutie van de ticketprijs, maar de vervoerder weigerde dit te doen, stellende dat er geen sprake was van een annulering in de zin van de Europese Verordening 261/2004. De passagier stelde dat de vervoerder tekort was geschoten in zijn verplichtingen en dat de annulering van de vlucht niet tijdig was gecommuniceerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de argumenten van beide partijen overwogen. De passagier voerde aan dat de geboekte vluchten geannuleerd waren, terwijl de vervoerder betwistte dat er sprake was van een annulering. De vervoerder stelde dat de vlucht naar de Verenigde Staten was uitgevoerd zoals gepland en dat de passagier zelf de boeking had geannuleerd. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de Verordening niet van toepassing was op de heenvlucht en dat de terugvlucht niet onder de Verordening viel omdat American Airlines geen communautaire luchtvaartmaatschappij is.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor passagiers om goed op de hoogte te zijn van hun rechten en de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen, vooral in het licht van de uitzonderlijke omstandigheden zoals de COVID-19 pandemie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10049289 \ CV EXPL 22-4869
Uitspraakdatum: 10 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. B.F.I. Bruisten (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
American Airlines Inc.
gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 1 augustus 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft bij Gate1/Tix.nl een ticket geboekt voor de volgende vluchten:
- van Amsterdam Schiphol Airport via Dallas (Verenigde Staten) naar Albuquerque (Verenigde Staten) op 1 augustus 2020 met de vluchtcombinatie AA221 en AA2273 (hierna: de heenvlucht);
- van Albuquerque (Verenigde Staten) via Dallas (Verenigde Staten) naar Amsterdam Schiphol Airport op 21 augustus 2020 met de vluchtcombinatie AA2081 en AA220 (hierna: de terugvlucht).
2.2.
De vervoerder zou de vluchten uitvoeren. De reis naar de Verenigde Staten heeft als gevolg van de wereldwijde COVID-19 pandemie geen doorgang kunnen vinden.
2.3.
De passagier heeft restitutie van de betaalde ticketprijzen gevorderd. De vervoerder heeft geweigerd om tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.096,04, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 198,93 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten;
- een certificaat als bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening.
3.2.
De passagier stelt dat de vervoerder tekort is geschoten in zijn verplichting om binnen 7 dagen na annulering van de vlucht(en) de ticketprijs van de ongebruikte vliegtickets te restitueren conform artikel 5 lid 1 sub a jo. artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagier stelt zich op het standpunt dat de geboekte vluchten door de vervoerder zijn geannuleerd. Ter onderbouwing hiervan heeft de passagier als productie 7 bij repliek een bericht van Gate1 overgelegd. In dit bericht zijn alle geboekte vluchten doorgestreept. De passagier is van mening dat hij hieruit redelijkerwijs mocht afleiden dat de vluchten niet door zouden gaan.
4.3.
De vervoerder heeft hier tegen aangevoerd dat het in de reisbranche gebruikelijk is dat een annulering expliciet aan de passagier(s) wordt medegedeeld. Daarvan is in dit geval geen sprake, aldus de vervoerder. Volgens de vervoerder kan uit de strepen in het document niet worden afgeleid dat de vlucht(en) (door de vervoerder) zijn geannuleerd. Het is volgens de vervoerder goed mogelijk dat Gate1/Tix.nl, dan wel de passagier zelf, de boeking heeft opgegeven omdat de passagier, gelet op inreisbeperkingen, niet zou worden toegelaten tot de Verenigde Staten. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat er een streep door de vluchtinformatie is gehaald omdat de passagier de reservering bij Gate1/Tix heeft geannuleerd. De vervoerder heeft als productie 1 bij antwoord een vluchtrapport overgelegd waaruit blijkt dat vlucht AA221 naar de Verenigde Staten is uitgevoerd zoals gepland. Er is volgens de vervoerder dan ook geen sprake van een annulering in de zin van de Verordening.
De kantonrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat vervoerder voldoende gemotiveerd heeft weersproken dat ten aanzien van de heenvlucht aan de vereisten voor de toepasselijkheid van de Verordening is voldaan, zodat dit deel van de vordering voor afwijzing gereed ligt.
4.4.
Ook ten aanzien van de terugvlucht slaagt het verweer van de vervoerder dat de Verordening niet van toepassing is. Artikel 3 van de Verordening bepaalt de werkingssfeer van de Verordening. In artikel 3 lid 1 sub b staat dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals in deze zaak Albuquerque naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam Schiphol Airport. Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b echter wel dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De vervoerder is echter geen communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De vervoerder is immers gevestigd in de Verenigde Staten en dus niet in een lidstaat. De Verordening is derhalve niet van toepassing op de terugvlucht. De omstandigheid dat de passagier geen gebruik heeft gemaakt van de heenreis maakt dit niet anders. De vordering wordt dan ook afgewezen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat hij ongelijk krijgt. Weliswaar heeft de passagier verzocht de vervoerder ook in het geval wordt geoordeeld dat de vervoerder bevrijd kan worden van zijn betalingsverplichting in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. De passagier stelt dat de procedure mogelijk nodeloos aanhangig is gemaakt. Hij verwijst in dit kader naar een vonnis van deze rechtbank van 11 oktober 2017 (zaaknummer 5648841 CV EXPL 17-431). De kantonrechter oordeelt dat de onderhavige procedure een andere is dan die waarnaar de passagier verwijst, omdat het verweer van de vervoerder, anders dan in de zaak uit 2017, geen informatie betreft die de passagier zelf niet tot zijn beschikking had (kunnen hebben). Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.
4.6.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter