ECLI:NL:RBNHO:2023:10442

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
10394737 \ CV EXPL 23-1506
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van lesgeld door onderwijsinstelling aan consument na beëindiging onderwijsovereenkomst

In deze zaak heeft de stichting [eiseres], vertegenwoordigd door De Best & Partners B.V., een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaald lesgeld. De onderwijsovereenkomst tussen partijen werd op 26 januari 2018 gesloten, waarbij [gedaagde] jaarlijks lesgeld verschuldigd was. Het lesgeld voor het collegejaar 2020-2021 bedroeg € 606,00, dat [gedaagde] niet heeft betaald. [gedaagde] heeft zich op 4 november 2020 uitgeschreven bij [eiseres]. De vordering van [eiseres] bedraagt in totaal € 744,12, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

[gedaagde] heeft de hoogte van de vordering betwist, stellende dat zij zich tijdig heeft uitgeschreven en daarom niet het volledige lesgeld verschuldigd is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betalingsverplichting voor het lesgeld voortvloeit uit de wet, en dat de (pre)contractuele informatieplichten van het Burgerlijk Wetboek in dit geval niet van toepassing zijn. De kantonrechter heeft het verweer van [gedaagde] verworpen en de vordering van [eiseres] grotendeels toegewezen, met uitzondering van een deel van de gevorderde wettelijke rente.

De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 715,99 aan [eiseres], vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, en heeft de proceskosten aan [eiseres] toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 18 oktober 2023 door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10394737 \ CV EXPL 23-1506
Uitspraakdatum: 18 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
[eiseres]
gevestigd te [plaats 1]
eiseres
hierna te noemen: [eiseres]
gemachtigde: De Best & Partners B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
hierna te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 25 februari 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] niet meer gereageerd.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben op 26 januari 2018 een onderwijsovereenkomst gesloten als bedoeld in artikel 8.1.3. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, zoals dat ten tijde van de sluiting van de overeenkomst gold. [1]
2.2.
[gedaagde] is op basis van de wet [2] en uit hoofde van voornoemde overeenkomst (artikel 1.7) jaarlijks lesgeld verschuldigd. Het lesgeld over het collegejaar 2020-2021 bedroeg
€ 606,00 [3] , hetgeen [gedaagde] niet heeft betaald.
2.3.
[gedaagde] heeft zich op 4 november 2020 bij [eiseres] uitgeschreven.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 744,12, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 606,00 vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] uit hoofde van de tussen hen gesloten onderwijsovereenkomst en op basis van de wet het lesgeld over het jaar 2020-2021 verschuldigd is, hetgeen zij heeft nagelaten. Omdat [gedaagde] ook na betalingsherinneringen en na het verzenden van de 14-dagenbrief binnen de daarin gestelde termijn niet volledig tot betaling is overgegaan, is zij de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Gelet op het betalingsverzuim is [gedaagde] ook de wettelijke rente ter hoogte van
€ 28,13‬ verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de hoogte van de vordering en heeft daartoe aangevoerd dat zij zich in november 2020 heeft uitgeschreven bij [eiseres]. Om die reden is [gedaagde] van mening dat zij voor het collegejaar 2020-2021 niet het volledige lesgeld moet betalen. [gedaagde] betoogt verder dat zij niet wist dat zij zich vóór 1 oktober 2020 moest uitschrijven.

5.De beoordeling

Ambtshalve toetsing (pre)contractuele informatieplichten?
5.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsverplichting voor het lesgeld volgt uit de wet, namelijk artikel 5 Les- en cursusgeldwet in samenhang met artikel 4 Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000. Om die reden zijn in dit geval niet de (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. Dat de betalingsverplichting ook volgt uit de overeenkomst en hierop die informatieverplichtingen wel van toepassing zijn (wat daar verder ook van zij), maakt dat niet anders omdat de wet een afzonderlijke zelfstandige grondslag voor de betalingsverplichting geeft.
Lesgeld
5.2.
[eiseres] heeft bij conclusie van repliek het door [gedaagde] gevoerde verweer gemotiveerd weerlegd. [gedaagde] heeft die nadere stellingen van [eiseres] onweersproken gelaten. De conclusie is dan ook dat het verweer van [gedaagde] faalt en dat de vordering van [eiseres], behoudens het navolgende, wordt toegewezen.
Rente en kosten
5.3.
Vanwege de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en de gevorderde vergoeding van rente heeft de kantonrechter ambtshalve beoordeeld of de eisende partij in de overeenkomst of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden een regeling heeft opgenomen over incassokosten en rente, die zodanig afwijkt van de wettelijke regelingen over incassokosten en rente dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld. Dat is niet het geval.
5.4.
[eiseres] heeft wettelijke rente gevorderd over een bedrag van
€ 606,00. Zij heeft niet gesteld vanaf wanneer zij deze rente vordert. Om die reden ligt dit gedeelte van de vordering voor afwijzing gereed. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom van € 606,00 vanaf de datum van dagvaarding, te weten 25 februari 2023.
5.5.
[gedaagde] heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet betwist, zodat deze toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 109,99.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat zij (grotendeels) ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 715,99‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 606,00 vanaf 25 februari 2023 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van de proceskosten die aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 130,66;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dit artikel is per 1 augustus 2023 vervallen
2.Artikel 5 lid 1 Les- en cursusgeldwet jo. artikel 4 Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000
3.Artikel 5 lid 2 van de Les- en cursusgeldwet jo. artikel 4 sub b van de Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2020-2021