In deze zaak heeft de stichting [eiseres], vertegenwoordigd door De Best & Partners B.V., een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaald lesgeld. De onderwijsovereenkomst tussen partijen werd op 26 januari 2018 gesloten, waarbij [gedaagde] jaarlijks lesgeld verschuldigd was. Het lesgeld voor het collegejaar 2020-2021 bedroeg € 606,00, dat [gedaagde] niet heeft betaald. [gedaagde] heeft zich op 4 november 2020 uitgeschreven bij [eiseres]. De vordering van [eiseres] bedraagt in totaal € 744,12, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
[gedaagde] heeft de hoogte van de vordering betwist, stellende dat zij zich tijdig heeft uitgeschreven en daarom niet het volledige lesgeld verschuldigd is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betalingsverplichting voor het lesgeld voortvloeit uit de wet, en dat de (pre)contractuele informatieplichten van het Burgerlijk Wetboek in dit geval niet van toepassing zijn. De kantonrechter heeft het verweer van [gedaagde] verworpen en de vordering van [eiseres] grotendeels toegewezen, met uitzondering van een deel van de gevorderde wettelijke rente.
De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 715,99 aan [eiseres], vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, en heeft de proceskosten aan [eiseres] toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 18 oktober 2023 door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.