In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.E.E. Vollebregt, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. E. Coenen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het UWV, dat haar arbeidsongeschiktheid per 28 mei 2018 op 67,11% heeft vastgesteld. Eiseres ontving vanaf 1 augustus 2018 een loonaanvullingsuitkering en vanaf 1 augustus 2019 een WGA-vervolguitkering. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat het UWV volgens de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat eiseres op de genoemde datum voor 67,11% arbeidsongeschikt is.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de medische situatie van eiseres op 28 mei 2018 en de beperkingen die daaruit voortvloeien. Eiseres was eerder werkzaam als HR-medewerker, maar haar dienstverband eindigde op 2 augustus 2014. Na een periode van ziekte en het ontvangen van uitkeringen op basis van de Werkloosheidswet en de Ziektewet, heeft zij het UWV verzocht om een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft de medische belastbaarheid van eiseres vastgesteld op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen.
De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische belastbaarheid van eiseres overtuigend is gemotiveerd. Eiseres heeft geen medische onderbouwing gepresenteerd die haar standpunt ondersteunt. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts B&B de klachten van eiseres adequaat heeft meegenomen in zijn beoordeling en dat er geen reden is om aan de vastgestelde arbeidsongeschiktheid te twijfelen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.