ECLI:NL:RBNHO:2023:1052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
HAA 21/6674
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.E.E. Vollebregt, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. E. Coenen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het UWV, dat haar arbeidsongeschiktheid per 28 mei 2018 op 67,11% heeft vastgesteld. Eiseres ontving vanaf 1 augustus 2018 een loonaanvullingsuitkering en vanaf 1 augustus 2019 een WGA-vervolguitkering. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat het UWV volgens de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat eiseres op de genoemde datum voor 67,11% arbeidsongeschikt is.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de medische situatie van eiseres op 28 mei 2018 en de beperkingen die daaruit voortvloeien. Eiseres was eerder werkzaam als HR-medewerker, maar haar dienstverband eindigde op 2 augustus 2014. Na een periode van ziekte en het ontvangen van uitkeringen op basis van de Werkloosheidswet en de Ziektewet, heeft zij het UWV verzocht om een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft de medische belastbaarheid van eiseres vastgesteld op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen.

De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische belastbaarheid van eiseres overtuigend is gemotiveerd. Eiseres heeft geen medische onderbouwing gepresenteerd die haar standpunt ondersteunt. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts B&B de klachten van eiseres adequaat heeft meegenomen in zijn beoordeling en dat er geen reden is om aan de vastgestelde arbeidsongeschiktheid te twijfelen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6674

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Coenen)

Inleiding

Het UWV heeft op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) bepaald dat eiseres vanaf 28 mei 2018 voor 67,11% arbeidsongeschikt is. Per 1 augustus 2018 ontvangt eiseres een loonaanvullingsuitkering in het kader van Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Per 1 augustus 2019 ontvangt eiseres een WGA-vervolguitkering.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar van 27 oktober 2021 (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres was werkzaam als HR-medewerker voor 31,95 uur per week bij [bedrijf] N.V. Per 2 augustus 2014 is dit dienstverband beëindigd. Het UWV heeft eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Eiseres heeft aan het UWV doorgegeven dat zij vanaf 24 februari 2015 ziek is, waarna het UWV haar vanaf
26 mei 2015 ziekengeld op grond van de Ziektewet heeft toegekend. Vanaf 21 februari 2017 heeft het UWV eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 40,78%. Laatstelijk ontving eiseres een
WGA-vervolguitkering.
2. Eiseres heeft het UWV verzocht om een herbeoordeling, vanwege toegenomen klachten per 28 mei 2018. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 28 mei 2018 voor 67,11% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft besloten eiseres per 1 augustus 2018 een WGA-loonaanvullingsuitkering toe te kennen, en vanaf 1 augustus 2019 een WGA-vervolguitkering.
4. Het UWV heeft in het bestreden besluit de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 28 september 2021. De medische belastbaarheid van eiseres is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 september 2021.
5. Het UWV heeft in het bestreden besluit de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 14 oktober 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verwijst naar dat wat zij tijdens de bezwaarprocedure heeft aangedragen. Ze acht het bestreden besluit in strijd met de wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en overige geldende bepalingen. Eiseres vindt dat het bestreden besluit berust op een onjuiste feitelijke grondslag, onzorgvuldig tot stand is gekomen en ondeugdelijk is gemotiveerd. Eiseres kan niet begrijpen dat zij in staat wordt geacht om 30 tot 32 uur per week te werken.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 67,11% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 28 mei 2018 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 28 mei 2018 voor 67,11% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier, waaronder de rapporten van de verzekeringsarts, en het bezwaar van eiseres. Hij geeft aan dat in het dossier voldoende gegevens aanwezig zijn voor de heroverweging. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts B&B kenbaar de bekende klachten, namelijk chronische pijnklachten aan de linkerarm, de spanningsklachten en somatisering heeft betrokken bij zijn beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 28 mei 2018 in het rapport van 28 september 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij heeft toegelicht dat er geen sprake is van een situatie die leidt tot geen benutbare mogelijkheden. Wat betreft de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen, doet de verzekeringsarts B&B enkele aanvullingen. Hij acht aanvullende beperkingen nodig ter ondervanging van de klachten aan de linkerarm. Ook neemt hij aanvullende beperkingen aan voor het persoonlijk functioneren, en wijzigt hij twee beperkingen in het sociaal functioneren. De verzekeringsarts B&B vermeldt verder dat er geen medische onderbouwing is voor een grotere urenbeperking, omdat er geen sprake is van een stoornis in de energiehuishouding.
12. Omdat eiseres het standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
13. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 28 mei 2018.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 28 mei 2018 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn vastgesteld in de FML van
29 september 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 28 mei 2018 met de middelste van de drie geduide functies 32,89% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 67,11% arbeidsongeschikt is.
Wettelijke bepalingen en beginselen van behoorlijk bestuur
17. De rechtbank is niet gebleken van enige strijd met de wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en overige geldende bepalingen.

Conclusie en gevolgen

18. Het UWV heeft terecht besloten dat eiseres per 28 mei 2018 voor 67,11% arbeidsongeschikt is.
19. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 februari 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.