In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 oktober 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling, omdat de minderjarige al jarenlang wordt geconfronteerd met de voortdurende conflicten tussen haar ouders, die haar ontwikkeling ernstig bedreigen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen is gebrekkig en leidt tot een loyaliteitsconflict voor de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet als kind wordt behandeld, maar als volwassene, wat schadelijk is voor haar ontwikkeling. De Raad heeft aangegeven dat zonder de inzet van een gezinsmanager, de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier samen te werken in het belang van hun kind.
Tijdens de zitting heeft de moeder verweer gevoerd tegen het verzoek tot ondertoezichtstelling, stellende dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat de minderjarige goed functioneert. De vader was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn instemming met het verzoek werd afgeleid uit zijn schriftelijke reactie. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de situatie van de minderjarige zodanig is dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om gebruik te maken van de geboden hulpverlening en heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden toegewezen, met als doel de minderjarige te ontlasten en haar weer kind te laten voelen.
De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De ouders zijn verplicht om binnen drie maanden na de uitspraak in beroep te gaan, indien zij het niet eens zijn met de beslissing.