ECLI:NL:RBNHO:2023:10566

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/15/344005/JU RK 23-1420
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige in een conflictueuze ouderlijke situatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 oktober 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling, omdat de minderjarige al jarenlang wordt geconfronteerd met de voortdurende conflicten tussen haar ouders, die haar ontwikkeling ernstig bedreigen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen is gebrekkig en leidt tot een loyaliteitsconflict voor de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet als kind wordt behandeld, maar als volwassene, wat schadelijk is voor haar ontwikkeling. De Raad heeft aangegeven dat zonder de inzet van een gezinsmanager, de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier samen te werken in het belang van hun kind.

Tijdens de zitting heeft de moeder verweer gevoerd tegen het verzoek tot ondertoezichtstelling, stellende dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat de minderjarige goed functioneert. De vader was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn instemming met het verzoek werd afgeleid uit zijn schriftelijke reactie. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de situatie van de minderjarige zodanig is dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om gebruik te maken van de geboden hulpverlening en heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden toegewezen, met als doel de minderjarige te ontlasten en haar weer kind te laten voelen.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De ouders zijn verplicht om binnen drie maanden na de uitspraak in beroep te gaan, indien zij het niet eens zijn met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/344005 / JU RK 23-1420
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Haarlem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. P. van Pol, kantoorhoudende te Haarlem,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen bij de rechtbank op 7 september 2023;
  • het verweerschrift van de moeder van 4 oktober 2023, ingekomen bij de rechtbank op 5 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna: de GI).
1.3.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting met [de minderjarige] gesproken.
1.4.
De vader is tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen.
2.
De feiten
2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij haar moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek schrijft de Raad het volgende.
In de loop der jaren zijn er verschillende meldingen geweest bij Veilig Thuis over conflicten waar [de minderjarige] getuige van is. Sinds 2014 is hulp ingezet voor [de minderjarige] en zijn De Jeugd- en Gezinsbeschermers betrokken geweest. [de minderjarige] ervaart al ruim negen jaar strijd en spanning tussen haar ouders. Zij groeit op in een spanningsvolle opvoedsituatie, waarbij de ouders niet met elkaar communiceren. [de minderjarige] wordt door beide ouders nog steeds belast met hun strijd en met volwassenen problematiek en zit daardoor voortdurend in een loyaliteitsconflict. Zij maakt zich zorgen over het welzijn van haar vader, over vakanties en paspoorten. Dit alles heeft een negatieve invloed op haar ontwikkeling. [de minderjarige] heeft de wens dat de ouders hulp krijgen hiervoor.
Zowel [de minderjarige] als de vader hebben aangegeven dat zij een uitbreiding van de omgang willen. De Raad maakt zich zorgen dat de moeder geen emotionele toestemming geeft aan [de minderjarige] om bij de vader te mogen zijn. De moeder wil enkel via advocaten en gerechtelijke procedures zaken regelen. Ook dit zorgt voor stress en loyaliteitsproblemen bij [de minderjarige] . De Raad ziet dat de beide ouders veel om [de minderjarige] geven. Het ontbreekt hen echter aan vertrouwen in de andere ouder. Hierdoor kunnen zij niet met elkaar samenwerken. De hulpverlening die eerder door een bijzondere curator is geadviseerd, is nog niet opgestart. De Raad vindt hulpverlening voor de ouders nodig, die gericht is op hun onderlinge communicatie en het vormgeven van hun ouderschap. De ouders staan op de wachtlijst van Parallel Ouderschap van Parlan. De vader staat hiervoor open. De moeder niet. Het is volgens de Raad duidelijk dat niet van de ouders verwacht kan worden dat zij op korte termijn tot een samenwerking komen, waarin zij onderling afspraken in het belang van [de minderjarige] kunnen maken. Het is daarom belangrijk dat er een gezinsmanager naast [de minderjarige] komt te staan die de stem van [de minderjarige] meer naar voren brengt.
3.3.
Tijdens de zitting heeft de Raad hieraan toegevoegd dat [de minderjarige] letterlijk tussen haar ouders in staat. Zij moet zelf organiseren wanneer zij haar vader ziet. De wens van [de minderjarige] is dat zij als kind wordt behandeld. In het verleden is er veel gebeurd tussen ouders. Dit werkt nog door in hun huidige manier van communiceren. Volgens de Raad is het juist daarom van belang dat een neutrale persoon wordt benoemd, die de ouders bijstaat en hen op rustige en verantwoordelijke manier met elkaar leert communiceren. Op dit moment zetten de ouders zichzelf centraal. Dat moet veranderen. Het doel van de ondertoezichtstelling is mede dat [de minderjarige] centraal komt te staan. Het is duidelijk dat [de minderjarige] hulp nodig heeft. Het is een krachtig meisje, maar zij komt op dit moment te kort in de steun die zij zou moeten krijgen. De GI zal moeten kijken welk traject het beste aansluit bij de wensen van de ouders en bij datgene wat [de minderjarige] nodig heeft.

4.De standpunten van belanghebbenden

4.1.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij is van mening dat het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen moet worden, omdat niet is voldaan aan de wettelijke criteria. Er is volgens de moeder geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. [de minderjarige] gaat naar de vader toe en overnacht daar ook. Het gaat goed op school en [de minderjarige] zit goed in haar vel. De moeder heeft de verwachting dat een ondertoezichtstelling geen verschil zal maken. Daarnaast heeft de moeder hulpverlening van een psychotherapeut, ten behoeve van pedagogische ondersteuning. De moeder ziet daarom geen meerwaarde van nog meer hulpverlening voor haarzelf. Ook is er geen sprake van een conflict of strijd tussen de ouders. De ouders hebben zelf in onderling overleg het paspoort van [de minderjarige] geregeld.
De moeder is het eens met de omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader. Als [de minderjarige] meer naar de vader wil, dan is dat mogelijk. Met uitzondering van de laatste drie weken, gaat [de minderjarige] met regelmaat op de zaterdag naar haar vader toe. Er is dan ook geen onenigheid over de omgang. De enige kwestie die speelt is de wijziging van de kinderbijdrage. Dit leidt niet tot onderlinge spanningen en conflicten, aldus de moeder.
Ten onrechte stelt de Raad dat er sprake is van strijd tussen de ouders en dat de moeder door vader uit haar evenwicht wordt gebracht. Ook is er geen sprake (meer) van geregeld escalerend optreden van de vader. Door alle problemen uit het verleden te benoemen en daarbij het gedrag van de vader komt de Raad uit op een ontwikkelingsbedreiging.
De moeder weet dat [de minderjarige] van haar beide ouders houdt en dat zij in een spagaat zit waar het gaat om de contacten met de vader. Deze ervaart [de minderjarige] als dwingend. De moeder biedt [de minderjarige] een luisterend oor, maar maakt zich wel zorgen om het gedrag van vader naar [de minderjarige] . De moeder acht het van belang dat er naar [de minderjarige] geluisterd wordt en dat gekeken wordt naar haar tempo. Daarnaast betwist de moeder dat zij geen emotionele toestemming geeft om [de minderjarige] naar de vader te laten gaan.
4.2.
Tijdens de zitting is door en namens de moeder hieraan toegevoegd dat [de minderjarige] weliswaar klem zit tussen de beide ouders, maar dat dit geen reden is voor een ondertoezichtstelling. Door de ouders wordt in de praktijk al uitvoering gegeven aan parallel ouderschap. In de visie van de moeder legt juist de vader te veel druk op [de minderjarige] . Desgevraagd heeft de moeder verklaard dat zij [de minderjarige] niet betrekt bij de strijd en de communicatie tussen de ouders.
4.3.
De vader is tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen. Uit de reactie van de vader op het raadsrapport leidt de kinderrechter af dat de vader instemt met het verzoek.

5.De mening van de minderjarige

5.1.
[de minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat zij de huidige regeling, waarbij zij op de zaterdag bij haar vader is, fijn vindt. Zij wil zelf blijven bepalen hoe lang ze op zaterdag bij de vader blijft. Ook kan zij op eigen initiatief doordeweeks naar haar vader toe. [de minderjarige] vindt het niet leuk dat haar ouders ruzie maken. Zij wil door hen als kind behandeld worden en niet als volwassene.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreigingen bestaan uit de voortdurende strijd tussen de ouders en de mate waarin zij [de minderjarige] daarmee belasten. Deze strijd gaat over zaken als afgifte van een paspoort, omgang, alimentatie en bejegening. [de minderjarige] heeft op dertienjarige leeftijd al veel meegemaakt. Zij wordt van jongs af aan geconfronteerd met ouders die ruzie maken, negatief over de ander spreken en wordt door hen beiden in de communicatie betrokken. [de minderjarige] praat hierover, zoals door de kinderrechter is waargenomen, op een volwassen, niet bij haar leeftijd passende manier. [de minderjarige] kan hierdoor geen onbelast contact hebben met haar beide ouders. Zij wordt, zoals zij zelf ook zegt, door haar ouders als volwassene behandeld. Er rust een te grote verantwoordelijkheid op haar schouders en dat is schadelijk voor haar ontwikkeling.
6.2.
Ook blijkt dat de zorg die voor het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is in dit geval niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, nu de hulp in het vrijwillige kader niet van de grond gekomen is. De moeder stelt dat een ondertoezichtstelling niet nodig is, omdat de ouders in feite al uitvoering geven aan parallel ouderschap. Volgens de moeder is er geen sprake van strijd en kunnen de ouders wel met elkaar overleggen. Ook stelt de moeder dat zij hulp krijgt van een psychotherapeut en dat dit voldoende is voor haar. De kinderrechter ziet dat anders. Dat [de minderjarige] in haar ontwikkeling wordt bedreigd staat voor de kinderrechter vast. Ook is duidelijk dat hulpverlening in vrijwillig kader tot nu toe geen einde heeft gemaakt aan de strijd tussen ouders. Van belang is daarom dat de moeder en de vader ook daadwerkelijk gebruik gaan maken van het hulpaanbod. Zij moeten beiden gaan inzien wat hun strijd betekent voor hun dochter. Het enkel beschuldigen van de ander, zonder naar de eigen rol te kijken zal moeten stoppen. De verwachting is dat dit de ouders niet lukt zonder inzet van de GI. De GI neemt een neutrale plek is, is er voor de ouders en voor [de minderjarige] . Ook kan de GI maatregelen nemen die in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk zijn.
6.3.
Ten slotte lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat de ouders die het gezag uitoefenen, in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
6.4.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen.
6.5.
Gelet op de aanwezige problematiek, de in te zetten hulpverlening en de gestelde doelen, zal de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. De GI zal zich gedurende deze periode onder andere moeten richten op het ontlasten van [de minderjarige] om haar weer kind te laten voelen en zijn, het nemen van de regie in de zorgregeling en omgangsafspraken en het inzetten van een traject zoals Parallel Ouderschap.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt
[de minderjarige]onder toezicht van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 9 oktober 2023 tot 9 oktober 2024;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.D. de Jong, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. N. van Lede-Terhaar sive Droste als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld en getekend op 20 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.