ECLI:NL:RBNHO:2023:10854

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
9362419 \ CV EXPL 21-5074
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en de rechtsgeldigheid van betalingsaanbiedingen

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar New York via Frankfurt op 15 mei 2019. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist door een vertraging van de eerste vlucht, wat resulteerde in een aankomst van bijna 18 uur later dan gepland. De vervoerder bood compensatie aan, maar stelde als voorwaarde dat de passagiers een foto van hun identiteitsbewijs zouden opsturen. De passagiers weigerden dit vanwege privacyoverwegingen en hebben uiteindelijk een kopie van hun identiteitsbewijs gestuurd, maar de vervoerder heeft de betaling niet uitgevoerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers de betalingsaanbieding van de vervoerder hebben aanvaard door het toezenden van hun identiteitsbewijzen, en dat er dus een overeenkomst tot stand is gekomen. De rechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelt de vervoerder tot betaling van in totaal € 1.417,80, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9362419 \ CV EXPL 21-5074
Uitspraakdatum: 9 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht: Aktiengesellschaft (AG)
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm & mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 april 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar John F. Kennedy International Airport New York (Verenigde Staten) met de vluchtcombinatie LH993 en LH404 op 15 mei 2019.
2.2.
Vlucht LH993 van Amsterdam naar Frankfurt (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar de Verenigde Staten gemist. Zij zijn omgeboekt naar een alternatief reisschema waarmee zij 17 uur en 51 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Bij e-mail van 9 juli 2019 heeft de vervoerder laten weten dat hij bereid is om de compensatie te voldoen, mits de passagiers een foto van zichzelf met hun identiteitsbewijs zouden overleggen:
“According to EC Regulation 261/2004 and due to all the circumstances leading to this flight irregularity we would like to offer your client a compensation payment without recognition of a legal obligation and prejudice to the factual and legal situation in the amount of EUR 600 each passenger. In order to process the payment, we kindly ask you for proof of identification. Please send us a clear photo of the passengers holding their ID next to their faces.”
2.5.
De gemachtigde van de passagiers heeft bij e-mail van 20 augustus 2019 als volgt gereageerd:
“You stated that you require proof of identification. You requested a photo of the passenger(s) holding their valid government issued photo ID. Like we have explained before, we are not able to hand over these documents. Since the implementation of the European Privacy Policy we are not allowed to share photos of the passengers anymore.”
2.6.
Bij e-mail van 21 augustus 2019 heeft de vervoerder onder meer als volgt gereageerd:
“Thank you for your email dated August 20, 2019. We respectfully request you provide of the entitled passengers, along with a copy of their photo ID. Document numbers and personal information except name and address should be redacted (blackened). This ensures payments reach only the intended recipient.”
2.7.
De passagiers hebben bij e-mail van 20 maart 2020 een kopie van hun identiteitsbewijs aan de vervoerder toegezonden:
“Hereby we send you a copy of the passport(s) for my/our claim as requested by you in a reaction to EUclaim. As mentioned in the power of attorney I/we agreed that EUclaim has the authority to receive all payments on behalf of me/us. There for the following bank details should be used for the payment.”
2.8.
De vervoerder heeft vervolgens bij e-mail van 31 maart 2020 het volgende gereageerd:
“Thank you for your email dated March 20, 2020 and the attached identification documents. Upon checking our records, you already submitted your claim through an debt collecting agency. All communication regarding your claim was already forwarded to the debt collector agency. We suggest for you to reach them directly if you have questions about your claim.”
2.9.
De gemachtigde van de passagiers heeft hierop, bij e-mail van 13 mei 2020, als volgt gereageerd:
“You stated that you need proof of identification. You requested several times an ID with the photo of the passengers. As we have explained before we are not able to hand over these documents because of the General Data Protection Regulation. However, because we are not able to share these documents with you, we have requested the passenger to send you an e-mail with a copy of his ID (with a visible photo). The passenger did sent this to you. You should have received all the requested information and documents for this claim. Therefore we trust we have now sufficiently informed you and we trust we will receive the compensation for this claim.”
2.10.
De vervoerder heeft bij e-mail 14 mei 2020 als volgt gereageerd:
“This is to rectify our previous emails regarding the needed documents. We respectfully request you to provide a copy of a photo ID of the entitled passengers. Document numbers and personal information except name, photo and address should be redacted (blackened). This ensures payments reach only the intended recipient.”
2.11.
De vervoerder is tot op heden niet tot betaling overgegaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 mei 2019, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 dan wel € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers stellen dat de vervoerder het gevraagde compensatiebedrag van € 600,00 heeft toegezegd. De passagiers zijn met de vervoerder overeengekomen dat de vervoerder dit bedrag zou betalen. Deze overeenkomst is tot stand gekomen door aanbod en aanvaarding. De vervoerder is echter niet tot betaling over gegaan. De passagiers vorderen daarom primair nakoming van de betalingstoezegging.
3.3.
De passagiers hebben subsidiair aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.4.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen is ten eerste in geschil of door de vervoerder een bindende betalingstoezegging is gedaan. De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat geen sprake is geweest van aanvaarding van een aanbod, zodat geen sprake kan zijn van een overeenkomst. Voor zover er wel een overeenkomst tot stand is gekomen, stelt de vervoerder zich op het standpunt dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder een opschortende voorwaarde en dat die voorwaarde niet is vervuld.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de vervoerder, gelet op zijn verklaarde wil en het vertrouwen dat hij daarmee bij de passagiers heeft gewekt, de intentie heeft gehad om de gevorderde compensatie te voldoen. De passagiers hebben het betalingsaanbod van de vervoerder op 20 maart 2020 aanvaard door niet geanonimiseerde kopieën van hun identiteitsbewijzen aan de vervoerder toe te zenden. Weliswaar hebben de passagiers EUclaim B.V. gemachtigd om namens hen de gevorderde compensatie te innen, maar dit staat niet aan hun eigen handelingsbevoegdheid in de weg. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat op 20 maart 2020 een overeenkomst tot stand is gekomen. Met het toezenden van de niet geanonimiseerde kopieën van hun identiteitsbewijzen hebben de passagiers bovendien de gestelde opschortende voorwaarde vervuld. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de hoofdsom daarom toewijzen.
4.4.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 15 mei 2019 en over € 217,80 vanaf 28 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 398‬,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter