ECLI:NL:RBNHO:2023:10856

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
9473873 \ CV EXPL 21-6707
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en de verantwoordelijkheden van de vervoerder

In deze zaak hebben vier passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Belgrado naar Amsterdam met een overstap in Wenen op 8 juli 2019. Door een vertraging van de eerste vlucht hebben zij hun aansluitende vlucht gemist, wat resulteerde in een aankomst van 13 uur en 5 minuten later dan gepland. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op compensatie, omdat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden. De vervoerder betwistte de vordering door te stellen dat de passagiers zelf verantwoordelijk waren voor het missen van de aansluitende vlucht, maar de rechter oordeelde dat de vervoerder niet had voldaan aan de verplichting om voldoende buffer tijd in te plannen. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers recht hebben op € 250,00 compensatie per persoon, evenals wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De rechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.476,88 aan de passagiers, inclusief proceskosten. De beslissing benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in het geval van vertragingen en de noodzaak om passagiers tijdig te informeren en te compenseren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9473873 \ CV EXPL 21-6707
Uitspraakdatum: 2 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1] (België),

2.
[eiser 2],wonende te [plaats 2] (België),
3.
[eiser 3],wonende te [plaats 3] (België),
4.
[eiser 4],
5.
[eiser 5],beiden wonende te [plaats 4] (België)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.W.L. Russell

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 6 juli 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Belgrado Airport (Servië) via Wenen International Airport (Oostenrijk) naar Amsterdam Schiphol Airport met de vluchtcombinatie OS736 en OS377 op 8 juli 2019.
2.2.
Vlucht OS376 van Belgrado naar Wenen (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. Zij zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij 13 uur en 5 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2019, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 226,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 19 juli 2019 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers de aansluitende vlucht door eigen toedoen niet hebben gehaald. De vlucht in kwestie is met een aankomstvertraging van 11 minuten om 19:51 uur lokale tijd in Wenen gearriveerd. De aansluitende vlucht stond gepland te vertrekken om 20:15 uur lokale tijd. Deze vlucht is uiteindelijk om 20:19 uur lokale tijd vertrokken. De deuren van het toestel werden blijkens het vluchtrapport om 20:18 uur lokale tijd gesloten. Ondanks de vertraging hadden de passagiers dus nog een overstaptijd van 28 minuten, hetgeen – gelet op de minimale overstaptijd van 25 minuten – voldoende zou moeten zijn. De verantwoordelijkheid om tijdig aan boord te gaan ligt bij de passagiers. Dat de passagiers zich niet (tijdig) hebben gemeld voor de aansluitende vlucht dient volgens de vervoerder dan ook voor hun eigen rekening en risico te komen. De vervoerder heeft voorts aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt op een alternatieve vlucht naar Amsterdam, zonder daarbij enige verantwoordelijkheid voor het missen van vlucht OS377 te erkennen.
4.3.
Uit het Germanwings-arrest van het Hof van 4 september 2014 (C-452/13) volgt dat met het begrip ‘aankomsttijd’ in de Verordening is bedoeld: het tijdstip waarop ten minste één vliegtuigdeur opent, met dien verstande dat de passagiers op dat tijdstip het toestel mogen verlaten. Uit het door de vervoerder overgelegde vluchtrapport van de vlucht volgt dat het toestel om 19:51 uur lokale tijd ‘on blocks’ is gegaan, maar niet hoe laat de deuren zijn geopend. De vervoerder heeft ook niet toegelicht of het ‘on blocks’ tijdstip samenviel met het moment van 'doors open'. Dit had wel op de weg van de vervoerder gelegen. Niet kan worden uitgesloten dat tussen het tijdstip van ‘on blocks’ en ‘doors open’ meer dan drie minuten zat, waardoor niet vast staat dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden.
4.4.
De vervoerder heeft subsidiair een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De kantonrechter overweegt dat wat daar ook van zij, niet gebleken is dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van buitengewone omstandigheden. Daarom dient hij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden (zie ook het arrest van het Hof van 12 mei 2011 Eglitis/Latvijas C-294/10). In het oorspronkelijke vluchtschema van de passagiers had de vervoerder een extra overstaptijd van 10 minuten bovenop de minimale connectietijd ingepland. De kantonrechter acht een buffer van ten minste 20 minuten noodzakelijk. In 4.3. is reeds overwogen dat de vervoerder er niet in is geslaagd om aan te tonen dat de passagiers met de beperkte buffer van 10 minuten desondanks in staat waren om de aansluitende vlucht te halen. Het is dan ook niet gebleken dat de vervoerder rekening heeft gehouden met voldoende overstaptijd.
4.5.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is de passagiers te compenseren in verband met de vertraging op de eindbestemming. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.476,88‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.250,00 vanaf 8 juli 2019 en over € 226,88 vanaf 6 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 398‬,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter