ECLI:NL:RBNHO:2023:10860

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
8300810 \ CV EXPL 20-1183
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie na annulering van vlucht door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp van EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen de vervoerder, British Airways Plc, wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar San Francisco op 23 juli 2018. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.500,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de vordering betwist en gesteld dat de passagiers met een vertraging van minder dan twee uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, waardoor zij geen recht op compensatie zouden hebben.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd om de gestelde vertragingsduur te weerleggen. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder de kans heeft gehad om het vluchtrapport over te leggen, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor is de vervoerder in gebreke gebleven en is de vordering van de passagiers toegewezen. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.772,25, inclusief wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de vervoerder opgelegd.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de verplichtingen van vervoerders onder de Europese regelgeving en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren in geschillen over vluchtcompensatie. De uitspraak bevestigt dat passagiers recht hebben op compensatie bij annulering van hun vlucht, mits zij de juiste procedures volgen en hun vorderingen tijdig indienen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8300810 \ CV EXPL 20-1183
Uitspraakdatum: 2 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser 1],pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
[eiser 2],
[eiser 3],allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht: Public Limited Company
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Ploum Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 11 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Heathrow Airport Londen (Verenigd Koninkrijk) naar SFO International Airport San Francisco (Verenigde Staten) met de vluchtcombinatie BA431 en AA6190 op 23 juli 2018.
2.2.
Vlucht BA431 van Amsterdam naar Londen (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagiers zijn omgeboekt naar de vluchtcombinatie DL145 en DL399 (hierna: de alternatieve vlucht).
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.6.
De passagier sub 1 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens zijn minderjarige kind te voeren.
2.7.
De passagier sub 2 is inmiddels meerderjarig geworden en heeft een zelfstandige machtiging overgelegd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2018, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 272,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kern van dit geschil draait om de vraag of de passagiers na annulering van de vlucht met een vertraging van méér dan twee uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen. Niet in geschil is dat de passagiers volgens het oorspronkelijke reisschema om 17:10 uur (lokale tijd) in San Francisco zouden arriveren.
4.3.
De passagiers stellen dat de alternatieve vlucht om 19:11 uur (lokale tijd), met een vertraging van 2 uur en 1 minuut, op de luchthaven van San Francisco is aangekomen. Ter onderbouwing hiervan hebben de passagiers schermafdrukken uit het systeem “Lennoc” en van de website “Flightstats” overgelegd. De vervoerder heeft de juistheid van de door de passagiers overgelegde stukken betwist en daartoe aangevoerd dat de vlucht om 19:07 uur (lokale tijd), en dus met een vertraging van minder dan twee uur, in San Francisco is aangekomen. Aldus is volgens de vervoerder sprake van de omstandigheid genoemd in artikel 5 lid 1 sub c onder iii van de Verordening en hebben de passagiers geen recht op compensatie.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het enkele feit dat EUclaim B.V. gelieerd is aan Lennoc B.V., Lennoc B.V. op haar beurt (voor een deel) eigenaar is van de naam Flightstats en laatstgenoemde “negatieve beoordelingen” heeft in de Google Play Store maakt nog niet dat de overgelegde informatie per definitie onbetrouwbaar is. Uit het Germanwings-arrest van het Hof van 4 september 2014 (C-452/13) volgt dat met het begrip ‘aankomsttijd’ in de Verordening is bedoeld: het tijdstip waarop ten minste één vliegtuigdeur opent, met dien verstande dat de passagiers op dat tijdstip het toestel mogen verlaten. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om het vluchtrapport van de vlucht over te leggen, zodat op basis daarvan de daadwerkelijke aankomsttijd zou kunnen worden vastgesteld. De enkele schermafdruk van de website “Flightera.net” is daartoe onvoldoende. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder de gestelde vertragingsduur onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
4.5.
Het feit dat de alternatieve vlucht is uitgevoerd door Delta Airlines maakt het voorgaande niet anders. De vervoerder heeft voldoende gelegenheid gehad om het vluchtrapport en/of een schriftelijke verklaring op te vragen en over te leggen. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan het bewijsaanbod van de vervoerder. Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.772,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.500,00 vanaf 23 juli 2018, en over € 272,25 vanaf 11 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 398‬,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter