ECLI:NL:RBNHO:2023:10866

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
8466173 \ CV EXPL 20-3479
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vermiste bagage tijdens vlucht

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met Corendon Dutch Airlines B.V., een vordering ingesteld wegens vermiste bagage tijdens hun vlucht van Amsterdam naar Ibiza op 22 mei 2019. De passagiers hebben bij aankomst op Ibiza geconstateerd dat hun ingecheckte koffer vermist was. Gedurende de periode dat de bagage vermist was, hebben zij kosten gemaakt voor de aanschaf van toiletartikelen, kleding en andere benodigdheden. De passagiers hebben op 24 mei 2019 hun bagage weer in ontvangst genomen en hebben vervolgens schadevergoeding van de vervoerder gevorderd, omdat de bagage te laat was afgeleverd. De vervoerder heeft de vordering betwist en geweigerd tot betaling over te gaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers schade hebben geleden door de vertraagde afgifte van hun bagage. De rechter heeft geoordeeld dat de gevorderde kosten voor toiletartikelen en kleding noodzakelijk, passend en redelijk zijn, met uitzondering van de kosten voor sportvitamines en eiwitsupplementen, die niet als noodzakelijk werden beschouwd. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 665,96 toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot het wettelijke tarief, en zijn de proceskosten voor rekening van de vervoerder gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvervoerders bij het niet tijdig afleveren van bagage en de rechten van passagiers om schadevergoeding te vorderen in dergelijke situaties. De zaak is behandeld door de kantonrechter in Haarlem en is uitgesproken op 16 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8466173 \ CV EXPL 20-3479
Uitspraakdatum: 16 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Nijenhuis

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 februari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers heeft vervoerd van Amsterdam Schiphol Airport naar Ibiza Airport (Spanje) met vlucht CND391 op 22 mei 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers hebben op de vlucht een stuk ruimbagage ingecheckt. Bij aankomst op Ibiza bleek dat deze koffer vermist werd.
2.3.
Tijdens de vermissing van de bagage hebben de passagiers kosten gemaakt voor de aanschaf van toiletartikelen, kledingstukken, sportsupplementen en badlakens.
2.4.
De passagiers hebben op 24 mei 2018 de bagage weer in ontvangst mogen nemen.
2.5.
De passagiers hebben schadevergoeding van de vervoerder gevorderd in verband met de vertraagd afgeleverde bagage.
2.6.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 765,96, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2019, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 139,02 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 28 juni 2019 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (hierna: de Verordening) en het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege vertraagde aankomst van de bagage gehouden is de extra gemaakte kosten te vergoeden tot een bedrag van in totaal € 765,96.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de bagage op 29 mei 2019 – 7 dagen na aankomst van de vlucht op Ibiza – bij de passagiers is afgeleverd en dat de passagiers daardoor schade hebben geleden. De vervoerder heeft de hoogte van de gevorderde schadevergoeding betwist. Hij heeft aangeboden om een bedrag van € 50,00 per dag (in totaal € 350,00) aan de passagiers te voldoen. De passagiers hebben dit voorstel niet geaccepteerd.
4.2.
De passagiers hebben als productie 3 bij dagvaarding een overzicht van de gemaakte kosten inclusief betaalbewijzen overgelegd. De passagiers hebben per persoon een pyjama, ondergoed en 3 à 4 setjes kleding (in totaal € 402,41) aangeschaft gedurende een periode van zeven dagen van afwezigheid van de bagage. Daarbij hebben de passagiers toegelicht dat zij in hun hotelaccommodatie niet de mogelijkheid hadden om kleding te wassen. Daarnaast hebben de passagiers gelet op de bestemming (Ibiza) en de periode waarin de reis plaatsvond (eind mei) kosten gemaakt voor zwemkleding en badlakens (in totaal € 115,9‬0). De passagiers hebben verder ook kosten gemaakt voor toiletartikelen zoals zonnebrand, scheerattributen, tandenborstels, tandpasta, make-up (remover) en verzorgingsproducten (in totaal € 147,65). De kantonrechter is, anders dan de vervoerder, van oordeel dat voornoemde kosten in dit geval voldoende noodzakelijk, passend en redelijk zijn gebleken. Het enkele feit dat een groot deel van de uitgaven reeds op de eerste en tweede dag na aankomst is gedaan, is gelet op de totale vertragingsduur van zeven dagen van ondergeschikt belang.
4.3.
Naast voornoemde kosten hebben de passagiers kosten gemaakt voor sportvitamines en eiwitsupplementen (€ 100,00). Deze kosten komen volgens de vervoerder niet voor vergoeding in aanmerking omdat het niet noodzakelijk was deze kosten te maken. De passagiers hebben hiertegen aangevoerd dat de passagier sub 2 sportinstructeur van beroep is en dagelijks gebruik maakt van dergelijke vitamines en supplementen. De kantonrechter overweegt dat wat daar ook van zij, de passagiers onvoldoende hebben onderbouwd waarom het noodzakelijk was om het gebruik van de vitamines en supplementen tijdens de vakantie voort te zetten. Bovendien is op het betalingsbewijs geen specificatie opgenomen, zodat niet kan worden vastgesteld welke producten de passagiers hebben gekocht. De kantonrechter acht deze kosten dan ook niet noodzakelijk, passend en redelijk.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering tot betaling van de hoofdsom tot een bedrag van € 665,96 zal worden toegewezen en voor het overige zal worden afgewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 120,87 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze grotendeels ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 786,83‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 665,96 vanaf 22 mei 2019, en over € 120,87 vanaf 18 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter