In deze zaak heeft de besloten vennootschap AirHelp GmbH, gevestigd in Berlijn, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. naar aanleiding van de annulering van vlucht KL1551 van Amsterdam naar Leeds op 3 januari 2022. De annulering vond plaats als gevolg van de coronamaatregelen, waarbij een tekort aan bemanningsleden door quarantaineverplichtingen werd aangevoerd als buitengewone omstandigheid. AirHelp, gemachtigd door de passagier, vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad geannuleerd was en dat de vervoerder zich niet kon beroepen op artikel 5 van de Verordening, tenzij hij kon aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. KLM Cityhopper voerde aan dat de annulering te wijten was aan de coronamaatregelen, waarbij bemanningsleden verplicht in quarantaine zaten. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de coronamaatregelen een buitengewone omstandigheid vormden, waardoor de annulering gerechtvaardigd was.
AirHelp betwistte de redelijkheid van de door KLM aangeboden alternatieve vlucht, maar de kantonrechter oordeelde dat de passagier met minder dan 24 uur vertraging op de eindbestemming was aangekomen, wat de aangeboden vlucht redelijk maakte. Uiteindelijk werd de vordering van AirHelp afgewezen en werd deze veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter J.J. Dijk op 20 september 2023.