ECLI:NL:RBNHO:2023:10871

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
10285186 \ CV EXPL 23-425
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door ziekteverzuim personeel

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Finnair OYj, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De vlucht AY1305 van Helsinki naar Amsterdam, gepland op 8 juni 2022, werd geannuleerd. De passagier had haar vorderingsrecht aan AirHelp overgedragen, die vervolgens compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 eiste. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van een tekort aan bemanningsleden door een hoog ziekteverzuim, veroorzaakt door de Omikron-variant van het coronavirus. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de vlucht geannuleerd was, de vervoerder zich niet kon beroepen op buitengewone omstandigheden, aangezien ziekte van personeel geen dergelijke omstandigheid oplevert volgens rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU. De kantonrechter wees de vordering van AirHelp toe, maar compenseerde de proceskosten, omdat AirHelp niet had getracht om het geschil minnelijk op te lossen. Het vonnis werd uitgesproken op 20 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10285186 \ CV EXPL 23-425
Uitspraakdatum: 20 september 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair OYj
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 9 januari 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar diende te vervoeren van Helsinki-Vantaa Airport (Finland) naar Amsterdam Schiphol Airport met vlucht AY1305 op 8 juni 2022, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft haar eventuele vorderingsrecht aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vlucht is geannuleerd vanwege een tekort aan bemanningsleden ten gevolge van een buitengewoon hoog ziekteverzuim. Reden voor het grote aantal zieken (en het geringe aantal stand by-leden) op de datum van de vlucht was het griepseizoen in combinatie met de uitbraak van de besmettelijke(re) Omikron-variant van het coronavirus, aldus de vervoerder.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat, zelfs indien het voorgaande zou komen vast te staan, dit niet kan leiden tot een toewijzing van de vordering. Daartoe is redengevend dat het Hof in het arrest van 11 mei 2023 (C-156/22 tot en met C-158/22, ECLI:EU:C:2023:393) heeft geoordeeld dat de onverwachte afwezigheid van één of meerdere bemanningsleden wegens ziekte of overlijden geen buitengewone omstandigheid oplevert. Het feit dat de oorsprong van het ziekteverzuim is gelegen in de uitbraak van het coronavirus is in dit kader van ondergeschikt belang. Het is immers de afwezigheid van een of meer bemanningsleden (en dus niet de precieze medische oorzaak van deze afwezigheid) die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de vervoerder. De omstandigheid dat het in dit geval om een ‘onverwacht groot’ aantal ziekmeldingen maakt het oordeel van de kantonrechter niet anders.
4.5.
De kantonrechter komt niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de (vertraging als gevolg van de) annulering te voorkomen. De gevorderde hoofdsom is toewijsbaar.
4.6.
Ten aanzien van de wettelijke rente wordt het volgende overwogen. De compensatie betreft een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 BW. Deze schade is gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente is daarom toewijsbaar vanaf 8 juni 2022, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
4.7.
Ten aanzien van de vraag of de vervoerder rauwelijks is gedagvaard, wordt als volgt overwogen. Gesteld noch gebleken is dat de aanmaning van 11 augustus 2022 mede namens Airhelp is verstuurd. Het voorgaande betekent dat de aanmaning door de verkeerde partij aan de vervoerder is verzonden. Niet gebleken is dat Airhelp nadat het vorderingsrecht aan hem is overgedragen nogmaals een aanmaning heeft gestuurd. Het had op de weg van Airhelp gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. De kantonrechter oordeelt dat Airhelp door zijn werkwijze en proceshouding, waarbij Airhelp op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid heeft gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter