ECLI:NL:RBNHO:2023:10874

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
10263630 \ CV EXPL 23-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Finnair OYj, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De vordering is ingesteld op 9 december 2022, naar aanleiding van de annulering van vlucht AY1302 van Amsterdam naar Helsinki op 5 maart 2022. De passagiers, die een vervoersovereenkomst met de vervoerder hadden, hebben hun vorderingsrecht aan AirHelp overgedragen. AirHelp vordert een schadevergoeding van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht niet in geschil is. De vervoerder heeft aangevoerd dat de annulering het gevolg was van de ziekte van een bemanningslid, maar de kantonrechter verwierp dit verweer. Volgens het arrest van het Hof van Justitie van 11 mei 2023, is de onverwachte afwezigheid van bemanningsleden geen buitengewone omstandigheid die de vervoerder ontslaat van zijn compensatieplicht. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar is en dat de wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht verschuldigd is.

De kantonrechter oordeelde ook dat AirHelp niet voldoende heeft geprobeerd om het geschil minnelijk op te lossen, wat leidde tot de beslissing dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Uiteindelijk werd de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.200,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en werd het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10263630 \ CV EXPL 23-14
Uitspraakdatum: 20 september 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair OYj
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 9 december 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Helsinki-Vantaa Airport (Finland) naar Oulu Airport (Finland) met de vluchtcombinatie AY1302 en AY441 op 5 maart 2022, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht AY1302 van Amsterdam naar Helsinki (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben hun eventuele vorderingsrecht aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat een van de bemanningsleden tijdens de uitvoering van de direct voorafgaande vlucht (vlucht AY1301 van Helsinki naar Amsterdam) onwel is geworden en daardoor niet in staat was om de vlucht in kwestie uit te voeren. De vervoerder kon daarom niet anders dan de vlucht naar Helsinki tijdens de turnaround te annuleren. De kantonrechter verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Het Hof heeft in het arrest van 11 mei 2023 (C-156/22 tot en met C-158/22, ECLI:EU:C:2023:393) geoordeeld dat de onverwachte afwezigheid van één of meerdere bemanningsleden op een buitenstation wegens ziekte of overlijden geen buitengewone omstandigheid oplevert. Het beheer van een dergelijke afwezigheid blijft intrinsiek verbonden met de kwestie van de planning van de bemanning en de dienstregeling van het personeel, zodat een dergelijke onverwachte gebeurtenis inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. De gevorderde hoofdsom is toewijsbaar.
4.4.
Ten aanzien van de wettelijke rente wordt het volgende overwogen. De compensatie betreft een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 BW. Deze schade is gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente is daarom toewijsbaar vanaf 5 maart 2022, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
4.5.
Ten aanzien van de vraag of de vervoerder rauwelijks is gedagvaard, wordt als volgt overwogen. Gesteld noch gebleken is dat de aanmaning van 1 augustus 2022 mede namens Airhelp is verstuurd. Het voorgaande betekent dat de aanmaning door de verkeerde partij aan de vervoerder is verzonden. Niet gebleken is dat Airhelp nadat het vorderingsrecht aan hem is overgedragen nogmaals een aanmaning heeft gestuurd. Het had op de weg van Airhelp gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. De kantonrechter oordeelt dat Airhelp door zijn werkwijze en proceshouding, waarbij Airhelp op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid heeft gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter