ECLI:NL:RBNHO:2023:10933

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
C/15/343746 / KG ZA 23-475
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van een minderjarige naar de 4e klas van het gymnasium in kort geding

In deze zaak vordert eiseres, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige, dat de minderjarige (voorwaardelijk) wordt bevorderd naar de 4e klas van het gymnasium. De voorzieningenrechter benadrukt dat zij zich terughoudend moet opstellen bij de beoordeling van de beslissing van de docentenvergadering om de minderjarige niet te bevorderen. De voorzieningenrechter concludeert dat de docentenvergadering in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen, gezien de studieresultaten van de minderjarige. De minderjarige had vier vijven en voldeed niet aan de overgangsnormen die door het college waren vastgesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college voldoende inspanningen heeft geleverd om de minderjarige te begeleiden en dat er geen sprake is van onzorgvuldig handelen. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/343746 / KG ZA 23-475
Vonnis in kort geding van 20 oktober 2023
in de zaak van
[eiseres],
in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige
[minderjarige]wonende te [plaats 2],
eiseres,
advocaat mr. A. Hashem Jawaheri te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING [gedaagde]
(waarvan onderdeel is het [college] ),
gevestigd te [plaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.A. Keijser te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en stichting [gedaagde] of het [college] genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
Eiseres vordert in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige dat de minderjarige (voorwaardelijk) wordt bevorderd naar de 4e klas van het gymnasium.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij zich terughoudend dient op te stellen bij de beoordeling van de juistheid en geldigheid van de beslissing (van de docentenvergadering) om de minderjarige niet te bevorderen naar het volgende leerjaar. In de onderhavige situatie kan niet worden gezegd dat de docentenvergadering niet in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen. Ook anderszins is niet van onzorgvuldig handelen jegens de minderjarige dan wel haar wettelijk vertegenwoordiger gebleken.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de producties 1 en 2 van het [college] ,
  • de mondelinge behandeling van 6 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
  • de pleitnota van het [college] .
2.2.
Ter zitting van 6 oktober 2023 zijn verschenen:
- [eiseres] en [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), bijgestaan door mr. Hashem Jawaheri voornoemd,
- namens het [college] : [betrokkene 1] (rector), [betrokkene 2] (leerlingcoördinator) en mr. [betrokkene 3] (jurist bij Stichting [gedaagde] ), bijgestaan door mr. Keijser voornoemd.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] is de moeder van [minderjarige] . [minderjarige] is een leerling op het [college] .
3.2.
Het [college] maakt onderdeel uit van de Stichting [gedaagde] .
3.3.
In het leerjaar 2022-2023 zat [minderjarige] in de 3e klas van het gymnasium. Op basis van de door [minderjarige] in dat leerjaar behaalde resultaten, heeft het [college] besloten haar niet over te laten gaan naar de 4e klas van het gymnasium. [minderjarige] had vier (in plaats van maximaal drie) vijven en stond voor haar profielvakken (zij had gekozen voor het profiel Natuur en Gezondheid) gemiddeld een 5,8 (in plaats van een 6,5) met een 4,8 voor Natuurkunde (in plaats van de minimaal vereiste 6,5).
3.4.
[minderjarige] heeft in het leerjaar 2022-2023 (afgerond in hele cijfers) de volgende resultaten behaald:
Levensbeschouwelijke vorming 5Nederlands 6
Latijn 6Grieks 6Frans 5Duits 6Engels 7Geschiedenis 6Aardrijkskunde 6Wiskunde 5Natuurkunde 5Scheikunde 8Economie 6K&C 6Tekenen 6LO V
3.5.
In zowel het leerjaar 2020-2021 als het leerjaar 2021-2022 is [minderjarige] overgegaan naar het volgende leerjaar met drie vijven op haar eindrapport. In het leerjaar 2021-2022 was zij – gelet op de overige door haar behaalde resultaten – een bespreekgeval tijdens de docentenvergadering.
3.6.
Vanwege haar studieresultaten en thuissituatie is [minderjarige] begeleid door de leerlingcoördinator van het [college] . De leerlingcoördinator heeft gesprekken met haar gevoerd over haar ongemotiveerd zijn voor school en over de vraag hoe haar motivatie kon worden versterkt. Op eigen verzoek mocht [minderjarige] twee lessen per week ‘wegknippen’ om haar de ruimte te geven minder uitdagende lessen niet te hoeven volgen. Voor Grieks is een apart programma voor [minderjarige] opgesteld. Daarnaast was er wekelijks een steunles waaraan zij kon deelnemen. Ook is aan [minderjarige] begeleiding vanuit het zorgteam aangeboden. Vanwege haar thuissituatie (ouders wonen op verschillende adressen en op aanzienlijke afstand van elkaar) is aan [minderjarige] een extra set schoolboeken ter beschikking gesteld.
3.7.
In lid 2 en 3 van artikel 7.8 van de Wet Voortgezet Onderwijs 2020 (hierna: de WVO) is het volgende bepaald:
2. De leraar heeft een zelfstandige verantwoordelijkheid voor het beoordelen van de onderwijsprestaties van leerlingen.
3. De leraar beschikt over voldoende vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische zeggenschap, waaronder de zeggenschap over:
a. de inhoud van de lesstof;
b. de wijze waarop de lesstof wordt aangeboden en de middelen die daarbij worden gebruikt;
c. de te hanteren pedagogisch-didactische aanpak op de school en de wijze waarop daar uitvoering aan wordt gegeven, waaronder de begeleiding van de leerlingen en de contacten met de ouders; en
d. het in samenhang met de onderdelen a, b en c, onderhouden van de bekwaamheid van de leraren als onderdeel van het team.
3.8.
In de Overgangsnormen van het [college] is het volgende bepaald:
Bevordering leerjaar 3 -> leerjaar 4
Voor bevordering van leerjaar 3 naar leerjaar 4 gelden de volgende regels:
- niet meer dan 3x een 5 (afgerond cijfer)
- maximaal lx een 5 voor Nederlands, Engels of wiskunde
- de profielvakken inclusief het keuzevak gemiddeld minimaal een 6,5. Wiskunde B en scheikunde kunnen alleen gekozen worden als een 7,0 behaald is. Voor natuurkunde geldt als eis een 6,5. Dit betreft allemaal de onafgeronde cijfers.
- als de overgangsnormen zijn gehaald, maar de normen voor de profielkeuze niet, dan beslist de docentenvergadering aan de hand van de adviezen van de vakdocenten over de profielkeuze en/of het keuzevak.
- er wordt geteld met afgeronde cijfers, behalve voor de minimaal te behalen gemiddelden voor de profielvakken.”
3.9.
Voor de overgang van leerjaar 3 naar leerjaar 4 van het gymnasium gelden de volgende aanvullende normen:
“Bevordering 3 gymnasium-> 4 gymnasium
- minimaal 72 punten voor de volgende twaalf vakken: Nederlands, Latijn, Grieks, Frans, Duits, Engels, geschiedenis, aardrijkskunde, economie, wiskunde, natuurkunde en scheikunde.
De cijfers voor de twaalf kernvakken worden opgeteld en moeten aan de norm voldoen. De twaalf kernvakken zijn: Nederlands, Engels, Frans, Duits, Latijn, Grieks, geschiedenis, aardrijkskunde, wiskunde, natuurwetenschappen, scheikunde en economie.”
3.10.
[minderjarige] zit momenteel in klas 3A waar de gymnasiumstroom (tweetalig onderwijs) wordt aangeboden. Zij was aanvankelijk geplaatst in klas 3D, een vwo-klas waar het onderwijs op vwo-niveau wordt gegeven maar de leerprestaties van de leerlingen zowel op havo als op vwo-niveau beoordeeld worden. Op haar uitdrukkelijke verzoek is [minderjarige] in 3A geplaatst.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat het [college] [minderjarige] toegang dient te verlenen tot klas 4 VWO, onder de voorwaarde dat zij voor de herfstvakantie, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum, aantoont het niveau van 4 VWO aan te kunnen,
2. de school te veroordeling in de kosten van dit kort geding.
4.2.
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [eiseres] acht het in het belang van [minderjarige] dat zij deel kan nemen aan het door haar gewenste onderwijs. Het [college] heeft volgens [eiseres] onvoldoende gemotiveerd waarom [minderjarige] geen (voorwaardelijke) toegang wordt verleend tot de 4e klas van het gymnasium. De door het [college] genoemde tekortkomingen zijn volgens [eiseres] niet dusdanig dat de toegang tot het gewenste onderwijs geheel dient te worden ontzegd. Daarnaast heeft het [college] volgens [eiseres] verwijtbaar gehandeld, door [minderjarige] niet de benodigde zorg te verlenen om een achterstand te voorkomen.
Met voorwaardelijke toegang tot het gewenste onderwijs kan [minderjarige] aantonen dat zij het
niveau aankan. Zowel [eiseres] als [minderjarige] stellen zich op het standpunt dat [minderjarige] het niveau van de 4e klas van het gymnasium aan kan. In het afgelopen schooljaar is sprake geweest van privéomstandigheden die van tijdelijke invloed zijn geweest op de schoolprestaties van [minderjarige] . Inmiddels gaat het goed met [minderjarige] . Bovendien heeft [minderjarige] de zomervakantie benut om de achterstand in te halen. [minderjarige] heeft daarnaast ook een zwaarwegend belang bij het behouden van de vertrouwde omgeving van haar bekende klasgenoten.
4.3.
[college] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt het spoedeisend belang uit de aard van de onderhavige vordering.
5.2.
Door het [college] is terecht aangevoerd dat het op grond van de WVO de docentenvergadering is die aan het einde van het schooljaar beslist of een leerling bevorderd wordt, doubleert dan wel afstroomt naar een ander onderwijsniveau. Dat is in het geval van [minderjarige] ook gebeurd. De docentenvergadering heeft daarbij de door de school gehanteerde overgangsnormen in acht genomen: de leerling mag voor niet meer dan drie vakken een vijf staan, voor de elf kernvakken moeten minimaal 72 punten zijn behaald en voor de profielvakken moet de leerling gemiddeld minimaal een 6,5 staan, met minimumnormen voor specifieke vakken. [minderjarige] ’s rapportcijfers waren dusdanig dat zij niet aan de overgangsnormen voldeed: zij had vier vijven en stond voor haar profielvakken (zij had gekozen voor het profiel Natuur en Gezondheid) gemiddeld een 5,8 (in plaats van een 6,5) met een 4,8 voor Natuurkunde (in plaats van de minimaal vereiste 6,5).
5.3.
De vakdocenten hebben tijdens de docentenvergadering aangegeven dat [minderjarige] onvoldoende kennis heeft van natuurkunde en wiskunde. Zowel bij de toetsen als in de klas blijkt zij volgens de vakdocenten onvoldoende begrip van de stof te hebben. Het overheersende beeld van de docentenvergadering was dat [minderjarige] , die in leerjaar 1 net aan de normen voldeed en in leerjaar 2 ook al in de bespreekzone zat, bij meer vakken de noodzakelijke kennis niet op orde heeft. Volgens het [college] is aldus geen sprake van (de gevolgen van) een tijdelijke situatie, zoals door [eiseres] wordt verondersteld. De docentenvergadering heeft daarnaast ook de motivatie en werkhouding van [minderjarige] in aanmerking genomen bij haar besluit: [minderjarige] maakt haar huiswerk niet, doet niet mee in de lessen (stelt geen vragen en kan geen vragen beantwoorden) en heeft ondanks de extra set boeken die zij heeft gekregen geregeld haar boeken niet bij zich.
5.4.
Gelet op [minderjarige] ’s werkhouding en haar wens om het profiel Natuur en Gezondheid te volgen, heeft de docentenvergadering een overstap naar havo 4 geadviseerd, met doubleren in vwo 3 als alternatief, aldus het [college] .
5.5.
Bij de beoordeling van de vordering van [eiseres] stelt de voorzieningenrechter het volgende voorop. De voorzieningenrechter dient zich terughoudend op te stellen bij de beoordeling van de juistheid en geldigheid van de beslissing (van de docentenvergadering) van het [college] om [minderjarige] niet te bevorderen naar de 4e klas van het gymnasium. De voorzieningenrechter kan uitsluitend toetsen of aan de elementaire eisen van rechtmatigheid is voldaan. Er is alleen dan plaats voor ingrijpen door de voorzieningenrechter, indien de beslissing van de docentenvergadering overduidelijk onjuist, onbegrijpelijk of onzorgvuldig is, in die zin dat de docentenvergadering in redelijkheid niet tot deze beslissing heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter constateert dat (de docentenvergadering van) het [college] de WVO en de eigen overgangsnormen in acht heeft genomen bij haar beslissing om [minderjarige] niet te bevorderen naar de 4e klas van het gymnasium. Anders dan [eiseres] heeft betoogd, kan niet worden gezegd dat de docentenvergadering niet in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen.
5.6.
Voor zover [eiseres] heeft willen betogen dat het [college] onzorgvuldig heeft gehandeld jegens [minderjarige] , faalt dit betoog. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het [college] heeft gehandeld conform de norm van hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam onderwijsinstituut mag worden verwacht. De verplichting van een school om zorg te dragen voor de kwaliteit van het onderwijs is een inspanningsverplichting en niet een resultaatsverplichting. De voorzieningenrechter constateert dat het [college] zich voldoende inspanningen heeft getroost om [minderjarige] adequate begeleiding en onderwijs te bieden. Zo mocht zij gebruik maken van een zogenaamde ‘knipkaart’, is haar een afzonderlijk programma aangeboden om Grieks op te halen, zijn haar steunlessen aangeboden, is begeleiding vanuit het zorgteam aangeboden en is aan [minderjarige] een extra boekenpakket ter beschikking gesteld vanwege de verschillende woonadressen van haar ouders en het feit dat zij regelmatig niet over de juiste boeken beschikte tijdens de lessen. Dat niet van alle aangeboden mogelijkheden gebruik is gemaakt, komt voor rekening van [eiseres] .
5.7.
[eiseres] heeft verder betoogd dat het cijfer voor het vak Levensbeschouwelijke Vorming (een vijf) voor [minderjarige] uit de lucht kwam vallen, waardoor zij ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat zij over was naar het 4e leerjaar van het gymnasium en haar de kans is ontnomen dit cijfer door middel van een herkansing ‘op te halen’.
Het [college] heeft ter zitting aangegeven dat de docent van dit vak de resultaten van de toets weliswaar in een verkeerd vakje op Magister heeft genoteerd (het cijfer was wel te zien op het eerste tabblad met de meest recente cijfers, maar niet in het tweede tabblad waarin de behaalde gemiddelden voor de vakken worden weergegeven), maar dat de leerlingen al met hun cijfers bekend waren omdat de betreffende resultaten door de docent in de les zijn besproken. Daarbij is de leerlingen ook de mogelijkheid geboden om de toets te herkansen teneinde een hoger cijfer te halen. Diverse leerlingen hebben van die mogelijkheid gebruik gemaakt. [minderjarige] heeft dat niet gedaan.
De voorzieningenrechter overweegt dat ook deze omstandigheid niet kan leiden tot het oordeel dat het [college] onzorgvuldig heeft gehandeld jegens [eiseres] . [minderjarige] was immers op de hoogte van haar cijfer, althans had dit redelijkerwijs kunnen zijn, en haar is de mogelijkheid geboden de toets te herkansen. Dat zij niet van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, komt voor rekening van [eiseres] . Dat het bewuste cijfer niet bij de behaalde gemiddelden in Magister stond aangegeven, maakt dit niet anders. Het cijfer was elders op Magister wel zichtbaar, en is door de docent besproken in de klas.
5.8.
[eiseres] stelt verder dat de schoolprestaties van [minderjarige] in het schooljaar 2022-2023 zijn achtergebleven vanwege privéomstandigheden (de echtscheidingsproblematiek van de ouders van [minderjarige] ), dat die privéomstandigheden nu verbeterd zijn omdat de ouders inmiddels uit elkaar zijn en dat [minderjarige] in de zomervakantie haar achterstanden heeft ingehaald door het volgen van een cursus in het buitenland (aan het ‘Yadgar Institute’ in Irak). Met die opmerking gaat [eiseres] echter voorbij aan het gegeven dat [minderjarige] in haar twee eerdere leerjaren op het [college] ook steeds “met de hakken over de sloot” is overgegaan naar het volgende leerjaar. In dit kader heeft het [college] ter zitting verder opgemerkt dat [minderjarige] ook in het tweede leerjaar reeds een bespreekgeval tijdens de docentenvergadering was vanwege haar achterblijvende resultaten. Bovendien heeft het [college] ter zitting opgemerkt dat [minderjarige] gedurende het huidige leerjaar op het gebied van haar werkhouding (nog) geen verbetering heeft laten zien en dat het [college] bovendien niet bekend is met de inhoud, het niveau en de omvang van de door [minderjarige] bij het ‘Yadgar Institute’ gevolgde lessen.
5.9.
Volgens [eiseres] is het doubleren in het 3e leerjaar van het gymnasium dan wel de door het [college] voorgestelde overgang naar de 4e klas van de havo niet in het belang van [minderjarige] . Gelet op [minderjarige] ’s intelligentie verwacht [eiseres] in beide gevallen dat het niveau te laag zal zijn voor [minderjarige] waardoor de aanzienlijke kans bestaat dat zij zich zal gaan vervelen.
De voorzieningenrechter verwerpt dit betoog. De door [minderjarige] behaalde cijfers tijdens de afgelopen drie leerjaren laten een ander beeld zien. Met het [college] is de voorzieningenrechter van oordeel dat die cijfers eerder wijzen op lacunes in haar kennis waardoor het overdoen van het 3e leerjaar van het vwo dan wel een overstap naar 4 havo meer in het belang van [minderjarige] zal zijn.
5.10.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
5.11.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het [college] worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 1.079,00
Totaal € 1.755,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van het [college] tot op heden begroot op € 1.755,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 20 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1422