ECLI:NL:RBNHO:2023:11034

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/15/344525 / KG ZA 23-528
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over herstel van gaashek en overige vorderingen

In deze zaak, die op 2 november 2023 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een burengeschil tussen twee partijen die naast elkaar wonen. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot het herstel van een gaashek dat door [gedaagde 1] was verwijderd. De eisers vorderden onder andere dat [gedaagde 1] zou worden verplicht om de bouw- en sloopwerkzaamheden aan zijn woning en tuin te staken, alsook om de beschadigde eigendommen van de eisers te herstellen of schadevergoeding te betalen. De gedaagden hebben verweer gevoerd tegen deze vorderingen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2023 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij niet correct vertegenwoordigd was, wat invloed had op de ontvankelijkheid van hun vorderingen. De rechter heeft de vordering van [eiser 1] tot herstel van het gaashek toegewezen, met een dwangsom van € 250,- per dag bij niet-nakoming, en heeft de overige vorderingen van [eiser 1] afgewezen. De rechter oordeelde dat de gedaagde partij niet voldoende bewijs had geleverd voor hun verweer en dat de vorderingen van de eisers in dit geval gerechtvaardigd waren.

De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.H. Schotman in aanwezigheid van de griffier C. Vis-van Zanden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/344525 / KG ZA 23-528
Vonnis in kort geding van 2 november 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2] ,
beiden wonende te [plaats] ,
eisers,
advocaten mr. M. Zwennes en mr. E.Y. Sackey te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2] ,
beiden wonende te [plaats] ,
gedaagden,
gemachtigde mr. W. Haasdijk te Hoofddorp.
Partijen zullen hierna (in enkelvoud) [eiser 1] en [gedaagde 1] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • het herstelexploot van 18 oktober 2023
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser 1]
  • de akte tot wijziging van eis van [eiser 1] .
1.2.
Voor de mondelinge behandeling op 26 oktober 2023 zijn verschenen [eiser 1] en [eiser 1] , bijgestaan door mr. Zwennes en mr. Sackey voornoemd en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , bijgestaan door mr. Haasdijk voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren. [eiser 1] bewoont sinds 1996 perceel [adres 1] te [plaats] en [gedaagde 1] bewoont perceel [adres 2] . Sinds 2016 is [gedaagde 1] tevens eigenaar van (het tussenliggende) perceel [adres 2] te [plaats] .
2.2.
Het gaat hier om dijkwoningen. De tuinen aan de achterzijde zijn circa 30 meter diep en lopen vanaf de woningen af richting een sloot. Het hoogteverschil in het verloop van de tuinen vanaf de woningen naar de sloot bedraagt circa 2 meter. De tuinen van nummer [adres 1] en [adres 2] grenzen aan elkaar. De terrassen van [eiser 1] en [gedaagde 1] liggen op verschillende hoogte.
2.3.
Aanvankelijk bestond tussen partijen een geschil over de erfgrens tussen beide percelen aan de achterzijde van de woningen. Na een grensreconstructie door het kadaster bestaat hierover geen geschil meer.
2.4.
Tegen het achterste deel van de erfgrens tussen [adres 1] en [adres 2] aan bevindt zich op het perceel van [eiser 1] over een afstand van tien meter een buxushaag van circa 130 centimeter hoog en aanvankelijk 140 centimeter breed, terwijl de laatste plant 150 centimeter hoog en breed was.
[gedaagde 1] heeft op enig moment de buxushaag voor zover die aan zijn kant over de erfgrens heen stak, teruggesnoeid tot op de erfgrens. Hij wil tegen de buxushaag aan een schutting plaatsen op zijn perceel. Voorafgaand aan die snoei heeft hij een aan zijn zijde van de haag door [eiser 1] geplaatste afscheiding van kunststof palen, bespannen met gaas, verwijderd.
2.5.
[gedaagde 1] heeft bij een verbouwing van de woning op [adres 2] aan de achterzijde van de woning een vlonder aangebracht van circa 5 meter lang om zo het terras achter de woning te verlengen. Aan het eind van de vlonder bevindt zich een trapje naar het lager gelegen gedeelte van de tuin. Op de vlonder heeft [gedaagde 1] een schutting geplaatst van 1.92 meter hoog. [eiser 1] heeft op haar perceel eveneens een schutting staan bij het terras. De schutting van [gedaagde 1] steekt circa 30 centimeter uit boven de schutting van [eiser 1] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] vorderen na wijziging van eis samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde 1] zal gebieden om de bouw- en sloopwerkzaamheden aan en rond zijn woning en tuin te staken en gestaakt te houden;
II. [gedaagde 1] zal gebieden de tuin en eigendommen van [eiser 1] die door [gedaagde 1] zijn beschadigd en/of vernield (i) binnen een maand na betekening van dit vonnis in oude staat te laten herstellen door een expert, dan wel (ii) een schadevergoeding ter hoogte van € 1.930,- aan [eiser 1] te voldoen;
III. [gedaagde 1] zal gebieden de kosten in verband met de expertise van € 1.955,- exclusief BTW aan [eiser 1] te voldoen;
IV. [gedaagde 1] zal gebieden binnen een maand na betekening van dit vonnis zijn schutting te verlagen naar de maximaal toegestane hoogte van 2 meter conform artikel 5:49 BW;
V. [gedaagde 1] zal verbieden zich te gedragen op een wijze die door [eiser 1] en/of haar gezin, in de context van de onderlinge spanningen en de omstandigheden van het geval, in redelijkheid niet anders kunnen worden begrepen dan als een bewust treiteren en pesten dat inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser 1] en hun gezin;
VI. bovenstaande onder 1, 2 sub (i), 4 en 5 op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag(deel) dat hieraan niet geheel wordt voldaan, met een maximum van € 100.000,-;
VII. [gedaagde 1] zal veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met nakosten en rente.
3.2.
[gedaagde 1] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Formeel

4.1.
[gedaagde 1] hebben een conclusie van antwoord tevens eis in reconventie ingediend. Voor een eisende partij geldt ook in kort geding verplichte procesvertegenwoordiging. [gedaagde 1] laat zich niet bijstaan door een advocaat maar door een gemachtigde die niet als advocaat is ingeschreven. Hij kan in zijn vordering daarom niet worden ontvangen.
Vorderingen
4.2.
Gelet op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2023 naar voren is gebracht ligt het zwaartepunt van het geschil tussen partijen op dit moment in het weghalen door [gedaagde 1] van de kunststof paaltjes met gaas, welk gaas [eiser 1] had aangebracht om te zorgen dat haar dieren niet op perceel [adres 2] konden komen. Dit gaas bevond zich grotendeels aan de kant van [gedaagde 1] van de buxushaag en de buxushaag was er doorheen gegroeid.
4.3.
[gedaagde 1] heeft laten weten dat de kunststof paaltjes en het gaas nog aanwezig zijn. Aangezien [gedaagde 1] het gaas, dat eigendom was van [eiser 1] , heeft verwijderd zonder toestemming van [eiser 1] dient hij dat beginsel weer terug te plaatsen.
[gedaagde 1] heeft nog aangevoerd dat [eiser 1] geen belang heeft bij haar vordering tot herstel omdat hij aan zijn kant van de erfgrens tegen de buxushaag een schutting gaat plaatsen zodat het voor de dieren van [eiser 1] niet meer mogelijk zal zijn op zijn perceel te komen. [eiser 1] heeft in reactie hierop benadrukt dat zij nog altijd belang heeft bij de aanwezigheid van het gaas omdat anders het risico bestaat dat haar kippen tussen de buxushaag en de schutting terecht komen, mogelijk niet meer terug kunnen en komen te overlijden. Ook heeft zij aangevoerd dat zij, om verdere geschilpunten te vermijden, wil voorkomen dat haar hond tegen de door [gedaagde 1] te plaatsen schutting aan kan plassen.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser 1] haar belang bij het terugplaatsen van het gaas tussen de buxushaag voldoende heeft toegelicht. [gedaagde 1] zal worden veroordeeld het gaas terug te plaatsen. Daarbij mag hij de door het kadaster gereconstrueerde erfgrens aanhouden. [eiser 1] heeft zich wat betreft de plaats van de afscheiding weliswaar op verjaring beroepen, maar dat beroep is volstrekt onvoldoende onderbouwd om wat betreft de terugplaatsing tot het opleggen van restricties te kunnen leiden.
De vordering van [eiser 1] tot herstel is toewijsbaar op de wijze als hierna onder ‘de beslissing’ wordt vermeld.
De vordering dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld om de paaltjes en het gaas te laten terugplaatsen door een deskundige wordt afgewezen. [eiser 1] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat voor het inschakelen van een deskundige enige noodzaak bestaat.
4.5.
De gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming zal worden toegewezen, zij het dat het gevorderde maximum zal worden gematigd, zoals hierna onder ‘de beslissing’ vermeld.
4.6.
Ten aanzien van de vordering van [eiser 1] om [gedaagde 1] te gebieden de bouw- en sloopwerkzaamheden aan en rond de woning en tuin aan de [adres 2] en [adres 1] te staken en gestaakt te houden wordt het volgende overwogen.
4.7.
[eiser 1] heeft onder meer aangevoerd dat [gedaagde 1] haar schutting probeert scheef te trekken en dat hij de stoeptegels die zij na ophoging van haar tuin als grondkering op de erfgrens heeft aangebracht weghaalt. Ter zitting heeft zij foto’s getoond waarop volgens haar te zien is dat [gedaagde 1] bezig is om de tegels weg te halen.
4.8.
[gedaagde 1] heeft de beschuldigingen weersproken.
Deze betwisting vindt ook steun in hetgeen de door [eiser 1] ingeschakelde deskundige, ing. P.H. Schalk, in zijn rapport 13 april 2023 over de tegels heeft verklaard:
Ik kan echter niet constateren dat de tegels scheef zijn getrokken: de grond links en rechts van de opstaande tegels is absoluut niet recent geroerd wat te zien zou zijn geweest toen ik dat onderzocht heb aan de tuinkant van [gedaagde 1] en te zien is naast de Buxus op foto 13 in de tuin van [eiser 1] . Dat er paaltjes naast de tegels gestaan zouden hebben betwijfel ik eveneens want dat is i.i.g. niet meer te zien. Dat [gedaagde 1] een enkele tegel heeft ‘behandeld’, bijv. bij het plaatsen van zijn schutting kan wel mogelijk zijn maar dat heb ik niet kunnen constateren. Achter in de tuin zijn de tegels ook verzakt en die staan achter de heining (…) die de tegels min of meer tegenhoudt.
Over de schutting heeft hij verklaard dat sprake is van scheefstand omdat de afdeklat ontbreekt, die volgens [eiser 1] eerder wel aanwezig was. Dit heeft de deskundige echter niet kunnen vaststellen.
4.9.
Ook [gedaagde 1] heeft een deskundige ingeschakeld, de heer P.J.M. van der Hulst MSc van StukArt Tuinen. Deze heeft in zijn rapportage van oktober 2023 het volgende verklaard:
De aanwezige grondkering staat scheef en voldoet niet. De scheeftstand heeft verschillende oorzaken, maar het komt zeker niet doordat er zou zijn aangezeten of delen zouden zijn weggehaald. Hier zijn geen sporen van. Waar het hoogteverschil het grootst is, ook de verzakking het ergst.
4.10.
Uit het vorenstaande volgt dat [eiser 1] onvoldoende aannemelijk gemaakt heeft dat aan [gedaagde 1] terzake verwijten gemaakt kunnen worden. Om die reden wordt deze vordering afgewezen.
4.11.
Daarnaast heeft [eiser 1] gevorderd dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld de schutting die hij op zijn vlonder heeft geplaatst te verlagen. [eiser 1] heeft gesteld dat voor het bepalen van de hoogte van de schutting uitgegaan moet worden van het oorspronkelijke maaiveld en dat omdat [gedaagde 1] zijn schutting op de (verhoogde) vlonder heeft geplaatst de schutting hoger is dan wettelijk is toegestaan. Zij heeft gesteld dat zij hinder ondervindt van de schutting omdat deze een aanzienlijk stuk boven haar eigen schutting uitsteekt en er daardoor sprake is van verminderde lichtinval in haar woning.
4.12.
[gedaagde 1] heeft verklaard dat zijn schutting 1.92 meter hoog is, gemeten vanaf de vlonder. Dit is door [eiser 1] niet weersproken, terwijl zij voor het overige onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de schutting hoger is dan wettelijk is toegestaan.
4.13.
Over de verminderde lichtinval kan slechts worden geklaagd wanneer dat kwalificeert als onrechtmatige hinder als omschreven in artikel 5:37 BW. Of daarvan sprake is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen. Bij de vaststelling van de ernst van de hinder dient objectivering plaats te vinden. Doorslaggevend is niet wat naar de subjectieve beleving van de betrokkenen als hinder wordt ervaren.
4.14.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de schutting met de gewraakte hoogte slechts gering deel vormt van de erfgrens tussen beide betrokken percelen, direct naast c.q. achter de woning van [eiser 1] en dat [eiser 1] beschikt over een diepe tuin achter de woning waar het hinderend effect van de schutting zich niet kan voordoen. Dat van betekenisvolle lichthinder sprake is, is op grond van deze vaststellingen onwaarschijnlijk. Objectieve gegevens als een lichthinderrapport zijn ook niet overgelegd. Deze vordering wordt afgewezen.
4.15.
Verder heeft [eiser 1] gevorderd dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld tot betaling van de kosten voor de door haar ingeschakelde deskundige. Nu niet is gesteld of gebleken dat het hier ging om noodzakelijk gemaakte kosten ter vaststelling van schade waarvoor [gedaagde 1] aansprakelijk is, wordt de vordering afgewezen.
4.16.
Tot slot heeft [eiser 1] gevorderd dat het [gedaagde 1] verboden wordt zich op een wijze te gedragen die, in de context van de onderlinge spanningen, in redelijkheid door [eiser 1] en haar gezin niet anders kan worden begrepen dan als bewust treiteren en pesten en als inbreuk maken op hun persoonlijke levenssfeer. Deze vordering wordt afgewezen omdat zij zo onbepaald is dat [gedaagde 1] bij oplegging volstrekt geen idee kan hebben waaraan hij zich heeft te houden.
4.17.
Omdat partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten zo gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om binnen een maand na betekening van dit vonnis de kunststof paaltjes die, en het gaas dat hij ter hoogte van de buxushaag van [eiser 1] heeft verwijderd, terug te plaatsen tussen de buxushaag op de wijze en hoogte waarop het was bevestigd, waarbij de onlangs gereconstrueerde erfgrens als locatie in acht genomen mag worden, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat [gedaagde 1] na ommekomst van genoemde termijn aan deze veroordeling geen gevolg heeft gegeven, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 2.500,-;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 2 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1155