ECLI:NL:RBNHO:2023:1120

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
6940703 \ CV EXPL 18-4289
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben vier passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways Plc. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 3 september 2016. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vlucht had vertraging opgelopen, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam-Schiphol Airport misten. De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en restricties van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De kantonrechter stelde vast dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming waren aangekomen, waardoor de vervoerder in beginsel gehouden was tot compensatie. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers toe en veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 1.381,50, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De beslissing werd genomen op 8 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6940703 \ CV EXPL 18-4289 (RH)
Uitspraakdatum: 8 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1],

2. [passagier sub 2],
3. [passagier sub 3],
4. [passagier sub 4],
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc.
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Codex Mulder Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 5 maart 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft een incidentele conclusie strekkende tot het afgeven van een bevel in de zin van artikel 120 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd. De kantonrechter heeft bij vonnis in incident van 18 december 2019 de incidentele vordering van de vervoerder afgewezen en de vervoerder in gelegenheid gesteld om inhoudelijk te reageren op de dagvaarding, hetgeen de vervoerder heeft gedaan.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 3 september 2016 diende te vervoeren van J. Chavez International Airport, Peru, via Guarulhos International Airport, Brazilië, naar Heathrow Airport, Verenigd Koninkrijk. Vanuit Heathrow Airport diende de vervoerder de passagiers op 4 september 2016 verder te vervoeren naar Amsterdam-Schiphol Airport.
2.2.
De vlucht van Brazilië naar het Verenigd Koninkrijk, met vluchtnummer BA246 (hierna: de vlucht), heeft vertraging opgelopen, waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar Amsterdam hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en met een vertraging van 3 uur en 35 minuten aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 september 2016, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel de datum van de betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht is vertraagd als gevolg van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Walletin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen voorkomen.
5.4.
De vervoerder voert aan dat de vlucht gepland stond aan te komen op 4 september 2016 om 06:20 uur (UTC). De vlucht is daadwerkelijk aangekomen om 06:54 uur (UTC), hetgeen heeft geresulteerd in een vertraging van 34 minuten, aldus de vervoerder. De vertraging voor de duur van 6 minuten is veroorzaakt door de langere vluchttijd dan gebruikelijk, ten aanzien waarvan de vervoerder naar de kantonrechter begrijpt geen beroep doet op een buitengewone omstandigheid. De vertraging voor de duur van 28 minuten is daarentegen veroorzaakt door de slechte weersomstandigheden op Heathrow Airport als gevolg waarvan de luchtverkeersleiding restricties aan de vlucht heeft opgelegd. Door de slechte weersomstandigheden gold een door de luchtverkeersleiding geplande “flow rate”, hetgeen volgens de vervoerder inhoudt dat er tussen de 37 en 39 vluchten per uur konden landen, terwijl normaliter een “flow rate” van 48 vluchten per uur wordt gehanteerd, aldus de vervoerder. De vertraging van de vlucht die hierdoor is ontstaan is volgens de vervoerder dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer een onderzoeksrapport van de vervoerder naar de vlucht, een “NATS TC Report” en een “Traffic Manager’s Log” overgelegd. Daaruit volgt dat de vertraging het gevolg is van een combinatie van factoren, welke buiten de macht van de vervoerder liggen, aldus nog steeds de vervoerder.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat een restrictie van de luchtverkeersleiding, welke de oorzaak is van de slechte weersomstandigheden op de luchthaven van aankomst, kan worden gezien als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een restrictie van de luchtverkeersleiding opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te arriveren. Een besluit van de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd. Dit zijn omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Naar het oordeel van de kantonrechter is echter niet gebleken dat de luchtverkeersleiding van Heathrow Airport een restrictie aan de onderhavige vlucht heeft opgelegd, als gevolg waarvan deze vlucht vertraging heeft opgelopen. Uit het onderzoeksrapport, meer in het bijzonder de “Flight Record”, van de vlucht volgt dat de vlucht met 34 minuten is vertraagd, maar de redenen voor deze vertraging worden in de “Flight Record” niet nader uiteengezet. Zodoende komt voor de kantonrechter niet vast te staan dat (een deel van) de vertraging is ontstaan door een restrictie welke is opgelegd door de luchtverkeersleiding aan deze specifieke vlucht. Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden dan ook niet. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
5.6.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.381,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 4 september 2016, en over € 181,50 vanaf 5 maart 2018, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter