2.11.Verdeling
2.11.1.Partijen hebben verzocht te bepalen dat de tussen de partijen bestaande gemeenschap van goederen wordt verdeeld op de door hen voorgestelde wijze.
2.11.2.Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
2.11.3.Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
2.11.4.Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
2.11.5.Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna alleen de nationaliteit van Polen gemeenschappelijk in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag.
2.11.6.Ter zitting hebben partijen verklaard dat zij beide – in tegenstelling tot hetgeen blijkt uit de overgelegde uittreksels BRP – feitelijk al vanaf 2015 dan wel begin 2016 in Nederland wonen. Op grond van deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat partijen na de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna hun eerste gewone verblijfplaats op het grondgebied van dezelfde staat hebben gevestigd, te weten Nederland.
2.11.7.De gemeenschappelijke nationaliteit van partijen is die van een zogenaamd nationaliteitsland.
2.11.8.Het land van de gemeenschappelijke nationaliteit is geen verdragsland.
2.11.9.Nu het land van de eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking een verdragsland is dat de verklaring van artikel 5 van het Verdrag heeft afgelegd, werd op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 2 aanhef en sub 2 aanhef en onder a. van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het gemeenschappelijke nationale recht van partijen, te weten het recht van Polen, van toepassing op hun huwelijksvermogensregime.
2.4.12.De peildatum voor de vaststelling van de omvang van het huwelijkse vermogen van partijen naar Pools recht is de datum van onherroepelijk worden van deze echtscheidingsbeschikking. Ongeacht deze peildatum kan de rechtbank naar Pools recht (artikel 58 lid 3 het Poolse Familien- und Vormundschaftgesetzbuch (hierna: FVGB)) al in de echtscheidingsbeslissing beslissen over de verdeling op verzoek van een echtgenoot.
2.4.13.Uit de stukken die zijn overgelegd en uit wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, blijkt dat partijen een beslissing van de rechtbank wensen betreffende de wijze van verdeling van diverse boedelbestanddelen.
Woning aan [adres] ;
inboedel.
2.4.17.Blijkens artikel 31 van het FVGB kent het Poolse huwelijksvermogensrecht drie vormen van vermogen, te weten:
a. het gemeenschappelijke vermogen van de echtgenoten, bestaand onder meer uit inkomen uit arbeid en uit andere bronnen verkregen tijdens het huwelijk en inkomen verkregen uit het privé vermogen van ieder;
b. het privé vermogen van de vrouw, bestaande uit onder meer vermogen verkregen voor het huwelijk, erfrechtelijke verkrijgingen en schenkingen (tenzij de testateur/schenker bepaalt heeft dat de goederen in de gemeenschap dienen te vallen), persoonlijke goederen en hoogst persoonlijke rechten;
c. het privé vermogen van de man onder dezelfde voorwaarden als verwoord onder b.
2.11.10.Tussen partijen staat vast dat de woning in de huwelijksgemeenschap van partijen valt.
2.11.11.De vrouw wenst dat de woning zo snel mogelijk wordt verkocht en dat de waarde na aftrek van de hypotheekschuld en overige lasten tussen partijen bij helfte wordt verdeeld.
2.11.12.Omdat de man tot heden weigert zijn medewerking aan de verkoop te verlenen, verzoekt de vrouw de echtbank om de verdeling vast te stellen in die zin dat de verkoop van de woning wordt gelast. Daarbij verzoekt de vrouw Uw rechtbank om een "spoorboekje" bij verkoop te gelasten conform de beschikking van het Hof Den Haag van 28 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:128.RFR2015/60. De vrouw heeft er immers belang bij dat, voor het geval de man zijn medewerking aan verkoop niet verleent, dan wel partijen er niet in slagen overeenstemming te bereiken over de keuze van makelaar, vraagprijs en de verkoopprijs, zij toch in staat wordt gesteld om de verkoop daadwerkelijk ter hand te nemen. Daarbij heeft de vrouw er tevens belang bij dat er een dwangsom wordt verbonden van € 1.000,- per dag die de man in gebreke blijft om zijn medewerking te verlenen aan de juridische eigendomsoverdracht. 2.11.13.Meer specifiek verzoekt de vrouw de rechtbank te bepalen dat;
a. a) indien partijen niet binnen vier weken na de te geven beschikking gezamenlijk een makelaar opdracht hebben gegeven tot de verkoop, ieder van hen afzonderlijk bevoegd is tot het verstrekken van een verkoopopdracht aan een NVM-makelaar, tot verkoop van de woning;
b) indien partijen er niet binnen twee weken na de opdrachtverlening in slagen om
gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar de vraagprijs bindend voor partijen
vaststelt;
c) als de verkoopprijs bindend is vastgesteld, beide partijen verplicht zijn hun
medewerking te verlenen aan het ondertekenen van een verkoopovereenkomst met de koper en aan het notariële transport van de woning aan de koper op straffe van een dwangsom van
€1.000,- per dag of gedeelte van de dag, dat een partij in gebreke blijft om zijn medewerking
aan het notarieel transport te verlenen;
d) iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de
overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen;
e) de hypothecaire geldlening bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zal worden
afgelost uit de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning en uit de waarde van
de polis uit levensverzekering van partijen die verpand is aan de hypotheekbank;
f) een batig saldo resterend uit de verkoopprijs en de afkoopwaarde van de polis, na
aflossing van de totale hypotheekschuld en de onder d genoemde kosten, tussen partijen bij
helfte zal worden verdeeld;
2.11.14.Onder intrekking van zijn oorspronkelijke verzoek, heeft de man ter zitting aangegeven dat hij niet in staat is om de woning toegedeeld te krijgen. De man wil daarom ook dat de woning van partijen wordt verkocht, waarbij de overwaarde bij helfte wordt verdeeld. Ter zitting heeft de man verder aangegeven dat hij zich grotendeels kan vinden in de verzoeken opgenomen in overweging 2.11.13, zodat de rechtbank dit tot uitgangspunt zal nemen. Ter zitting is besproken dat de vrouw drie makelaars zal noemen, waarvan de man er één mag kiezen. Indien de man geen keuze maakt binnen 14 dagen nadat de vrouw hem deze keuze heeft voorgelegd, is de vrouw bevoegd om een van de genoemde makelaars een verkoopopdracht te verstrekken. Hiermee wordt voorkomen dat beide partijen afzonderlijk van elkaar bevoegd zijn om de makelaar te kiezen als zij er onderling niet uit komen.
2.11.15.Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de wijze van verdeling van de echtelijke woning als volgt gelasten:
de vrouw zal ten behoeve van de verkoop van de echtelijke woning drie makelaars aan de man opgeven, waarna de man er één kiest. Indien de man niet binnen twee weken na de opgave door de vrouw een keuze maakt, is de vrouw bevoegd tot het verstrekken van een verkoopopdracht aan een van deze makelaars;
indien partijen er niet binnen twee weken na de opdrachtverlening in slagen om
gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de vraagprijs bindend voor partijen vaststellen, net als de verkoopprijs indien partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken;
3. iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de
overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen;
4. de hypothecaire geldlening zal bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht worden
afgelost uit de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning en uit de waarde van de polis uit levensverzekering van partijen die verpand is aan de hypotheekbank;
5. een batig saldo resterend uit de verkoopprijs en de afkoopwaarde van de polis, na
aflossing van de totale hypotheekschuld en de onder 3. genoemde kosten, zal tussen partijen bij helfte worden verdeeld. In het geval er na verkoop en aflossing van de hypothecaire geldleningen een restschuld overblijft, zijn partijen ieder draagplichtig voor de helft van deze schuld.
2.11.16.Daarnaast zal de rechtbank, zoals door de vrouw verzocht, beide partijen veroordelen tot medewerking aan het ondertekenen van een verkoopovereenkomst met de koper nadat de verkoopprijs bindend is vastgesteld en aan het notariële transport van de woning aan de koper op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van de dag, dat een partij in gebreke blijft om zijn medewerking aan het notarieel transport te verlenen, met een maximum van € 20.000,-.
2.11.17.De vrouw heeft aangevoerd dat partijen een gezamenlijke inboedel hebben en dat zij daarvan in ieder geval een aantal goederen toebedeeld wil krijgen, waaronder:
- juwelen (gouden ketting);
- alle cadeautjes van de minderjarige van de doop;
- kinderwagen;
- maxi cosi;
- autostoeltje;
- alle weggenomen, persoonlijke spullen van de vrouw zoals; kleding,
verzorgingsproducten, tassen, stijltang;
-fiets;
- Acer computer;
- tv van het merk LG 55";
- stoeltje bobike Maxi GO;
- slaapbank;
- weegschaal;
- printer.
2.11.18.De vrouw verzoekt de rechtbank bovengenoemde spullen aan haar toe te delen, zulks onder de veroordeling van de man om binnen veertien dagen na betekening van de te geven beschikking: de goederen af te geven op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag dat de man daarmee in gebreke blijft met een maximum van
€ 10.000,-- dan wel een beslissing in goede justitie te nemen waarbij dient te gelden dat indien de spullen beschadigd zijn de man aan de vrouw € 3.000,-- vergoedt.
2.11.19.Door en namens de man is verweer gevoerd tegen dit verzoek. De man betwist dat de inboedel gemeenschappelijk is en stelt dat de grondslag van het verzoek ontbreekt. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen. Overigens bevinden zich nog hoogst persoonlijke bezittingen van de man in de woning, zoals kleding en een paspoort. De man heeft deze nog niet teruggekregen.
2.11.20.Ter zitting heeft de vrouw aangegeven dat zij geen van de spullen van de lijst heeft teruggekregen van de man.
2.11.21.Ter zitting is door en namens de man aangevoerd dat hij de inboedel heeft achtergelaten in de woning toen hij vertrok. Het is dus niet mogelijk om de goederen terug te geven. Wel heeft de man aangegeven dat hij het autostoeltje heeft meegenomen.
2.11.22.De rechtbank gaat ervan uit dat de inboedel na de huwelijkssluiting van partijen is aangeschaft en daarom in de gemeenschap van partijen valt. De rechtbank stelt voorts vast dat partijen van mening verschillen over welke inboedelgoederen nog in de echtelijke woning aanwezig zijn en welke goederen partijen nog onder zich hebben. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen welke inboedelgoederen voor verdeling vatbaar zijn. Voorts is het uitgangspunt dat een inboedel tussen partijen wordt verdeeld en heeft de vrouw niet nader onderbouwd waarom de door haar genoemde goederen allemaal aan haar moeten toekomen. Voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek zal afwijzen.
2.11.23.Voor zover partijen nog persoonlijke goederen van elkaar onder zich hebben, verwacht de rechtbank dat partijen deze zullen teruggeven aan elkaar. En voor het geval partijen de inboedel niet alsnog in onderling overleg kunnen verdelen, zal de rechtbank als wijze van verdeling gelasten dat de vrouw een lijst maakt van alle gemeenschappelijke inboedelgoederen. Deze lijst kan eenmalig door de man worden aangevuld. Daarna zullen partijen de inboedel op de lijst verdelen door om de beurt een goed te kiezen, waarbij degene die ten overstaan van een derde met een dobbelsteen het hoogste gooit, als eerste een goed mag kiezen.
Hypotheekkosten & gas en stroom
2.11.24.Volgens de vrouw heeft de man sinds juni 2021 tot en met mei 2022 niet meer bijgedragen aan de gemeenschap waartoe hij nog wel verplicht was. De vrouw heeft de nagenoemde kosten betaald die voor de helft voor rekening van de man horen te komen en de vrouw wenst dit vergoed te krijgen.
- Hypotheekkosten van € 7.236,- totaal;
- Gas- en stroomkosten van € 1.180,- totaal.
2.11.25.De man heeft hiertegen verweer gevoerd. De juridische grondslag van de stelling van de vrouw dat de man sinds juni 2021 tot en met 2022 niet meer heeft bijgedragen ontgaat de man. De door de vrouw genoemde kosten, waarvan zij 50% vergoeding wenst, kwalificeren naar Nederlands recht als kosten van de huishouding. Nog afgezien van de vraag of het Poolse recht een regeling kent over de kosten van de huishouding, heeft de vrouw haar stelling niet onderbouwd. Ter zitting heeft mr. Klaver hier namens de man aan toegevoegd dat de man tijdens het bestaan van de gemeenschap ook diverse kosten voor zijn rekening heeft genomen. De vrouw heeft in het licht daarvan niet voldoende onderbouwd waarom de man deze kosten dient te vergoeden.
2.11.26.De rechtbank stelt vast dat het toepasselijk recht op de vergoedingsvordering van de vrouw wordt beoordeeld aan de hand van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen (hierna: Haags Alimentatieprotocol). Ingevolge artikel 3 worden onderhoudsverplichtingen beheerst door het recht van de staat waar de onderhoudsgerechtigde zijn gewone verblijfplaats heeft, zodat Nederlands recht van toepassing is. Dit geldt ook voor onderhoudsverplichtingen staande huwelijk, en dus ook voor de vraag in welke mate ieder van de echtgenoten dient bij te dragen in de kosten van de huishouding. De rechtbank zal het verzoek afwijzen omdat de vrouw niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Dat de vrouw gemeenschappelijke kosten heeft gedragen ten tijde van het bestaan van de gemeenschap, kan niet de conclusie dragen dat de man gehouden is om de helft van die kosten te vergoeden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, moet het er immers voor worden gehouden dat deze kosten zijn voldaan uit (arbeids)inkomsten die tot de gemeenschap behoorden. De man heeft bovendien aangegeven dat hij in deze periode ook gemeenschapskosten heeft voldaan, en dus heeft voldaan aan de verplichting om bij te dragen in de kosten van de huishouding.