ECLI:NL:RBNHO:2023:11399

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
10556691 \ CV EXPL 23-3674
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigde huur door huurders tegen verhuurder

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser 1] c.s. en [gedaagde]. [eiser 1] c.s. heeft een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onverschuldigde betaling van huur. De huurders, [eiser 1] en [eiser 2], hebben van 17 juni 2020 tot en met 28 februari 2021 een woning gehuurd voor een huurprijs van € 1.000,00 per maand. De Huurcommissie heeft in eerdere procedures de huurprijs vastgesteld op € 657,09 per maand, maar [gedaagde] heeft de huurders niet terugbetaald voor het teveel betaalde bedrag van € 2.891,76. Na meerdere sommaties heeft [eiser 1] c.s. de kantonrechter ingeschakeld.

Tijdens de zitting op 23 oktober 2023 heeft de kantonrechter de argumenten van beide partijen gehoord. [gedaagde] betwistte de vordering en stelde dat hij niet de verhuurder was, maar slechts de beheerder. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [bedrijf], dat door [gedaagde] werd vertegenwoordigd, als verhuurder moet worden aangemerkt. De huurovereenkomst vermeldde duidelijk [bedrijf] als verhuurder en er was geen bewijs dat [gedaagde] niet de verhuurder was.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser 1] c.s. recht heeft op terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag van € 2.891,76, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan [eiser 1] c.s. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van in totaal € 3.392,91, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie [plaats 4]
Zaaknr./rolnr.: 10556691 \ CV EXPL 23-3674
Uitspraakdatum: 8 november 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2],wonende te [plaats 2]
eisers
hierna te noemen: [eiser 1] c.s.
gemachtigde: dhr. G.C. Zijlstra
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 3]
gedaagde
hierna te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser 1] c.s. heeft bij dagvaarding van 1 juni 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. Aanvullend heeft [gedaagde] op 21 juni 2023 mondeling geantwoord.
1.2.
Op 23 oktober 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser 1] c.s. en [gedaagde], bij brief van 10 oktober 2023 en bij e-mail van 20 oktober 2023, nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] exploiteert (als eenmanszaak) onder de naam [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) een makelaarskantoor.
2.2.
[eiser 1] c.s. heeft van 17 juni 2020 tot en met 28 februari 2021 een woonruimte gelegen aan de [adres 1] te [plaats 4] (hierna: het gehuurde) gehuurd. De huurprijs bedroeg € 1.000,00 per maand.
2.3.
In de huurovereenkomst staat voor zover van belang het volgende:

ONDERGETEKENDEN, Hierna te noemen ‘verhuurder.A.Naam: [bedrijf]Adres: [adres 2]Postcode: [postcode]Woonplaats: [plaats 4]Telefoon: [telefoonnummer 1]Email: [e-mailadres]
(…)
Verhuurder9. [bedrijf] makelaar vastgoed[adres 2][postcode] [plaats 4]Tel. [telefoonnummer 2] of [telefoonnummer 3]e-mail: [e-mailadres]”.
2.4.
Telkens waar de verhuurder de huurovereenkomst moet ondertekenen of paraferen, is de stempel van [bedrijf] en de handtekening van [gedaagde] geplaatst.
2.5.
[eiser 1] c.s. heeft op 9 maart 2021 de Huurcommissie verzocht om de overeengekomen kale aanvangshuurprijs te toetsen op redelijkheid. De Huurcommissie heeft [bedrijf] daarover op 11 maart 2021 geïnformeerd. In die brief staat ook:

Aanvullende informatie over het verzoekVolgens onze informatie bent u de verhuurder. Klopt dit niet of bent u de beheerder, laat ons dit dan binnen 4 weken weten, ondersteund door documenten waaruit dit blijkt. Heeft u andere informatie zoals bijvoorbeeld uw zienswijze op het geschil? Dit kan van belang zijn voor de procedure en kunt u ons laten weten. Wij ontvangen dit bij voorkeur digitaal via www.huurcommissie.nl /aanvulling.”
2.6.
De Huurcommissie heeft bij uitspraak van 13 april 2021 [eiser 1] c.s. niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat het verzoek te laat was ingediend. [eiser 1] c.s. is tegen deze uitspraak in verzet gegaan. De verzetzaak is op de zitting van 2 juni 2021 behandeld. [eiser 1] c.s. en [bedrijf] waren hierbij bij aanwezig. Het verzet is gegrond verklaard en het oorspronkelijke verzoek van [eiser 1] c.s. is toen opnieuw in behandeling genomen. Vervolgens heeft de Huurcommissie bij uitspraak van 23 december 2021 het verzoek van [eiser 1] c.s. niet redelijk bevonden, omdat zij onvoldoende medewerking heeft verleend om een onderzoek ter plaatse uit te kunnen voeren. [eiser 1] c.s. is wederom tegen deze uitspraak in verzet gegaan. Bij uitspraak van 9 maart 2022 is het verzet van [eiser 1] c.s. gegrond verklaard en heeft de Huurcommissie overwogen dat de overeengekomen huurprijs niet redelijk is. Een huurprijs van € 657,09 per maand, met ingang van 17 juni 2020, is door de Huurcommissie wel redelijk bevonden. [bedrijf] is door de Huurcommissie in alle procedures als verhuurder aangemerkt. In geen van de procedures heeft [bedrijf] daartegen bezwaar gemaakt.
2.7.
Geen van de partijen heeft naar aanleiding van de laatste uitspraak van de Huurcommissie de zaak aan de kantonrechter voorgelegd.
2.8.
Bij brieven van 3 januari 2023 en van 22 februari 2023 heeft de gemachtigde van [eiser 1] c.s. [gedaagde] gesommeerd tot betaling van € 2.891,76 in verband met de teveel betaalde huur.

3.De vordering

3.1.
[eiser 1] c.s. vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 3.392,91‬, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.891,76 vanaf 22 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert zij veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser 1] c.s. heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat zij een bedrag van
€ 2.891,76 onverschuldigd aan [gedaagde] heeft betaald. Ondanks meerdere sommaties is [gedaagde] niet overgegaan tot betaling van dit bedrag.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en heeft daartoe aangevoerd dat hij niet de verhuurder is, maar de heer [betrokkene]. [gedaagde] is slechts de beheerder. Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser 1] c.s. de waarborgsom onterecht heeft verrekend en dat zij de huur over de maanden januari 2021 en februari 2021 niet heeft betaald.

5.De beoordeling

Andere verhuurder?
5.1.
Tussen partijen is eerst in geschil of [gedaagde] dan wel [bedrijf] de verhuurder is van [eiser 1] c.s. [gedaagde] heeft aangevoerd dat niet hij, maar dat de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) de verhuurder is.
5.2.
Het verweer van [gedaagde] slaagt niet. In de huurovereenkomst staat bij kopje ‘verhuurder’ en onder punt 9 [bedrijf] als verhuurder genoemd. [bedrijf] heeft daarnaast de huurovereenkomst als verhuurder ondertekend. De naam van [betrokkene] is nergens in de huurovereenkomst genoemd en evenmin is daarin aangegeven dat [bedrijf] niet de eigenaar is of alleen als beheerder optreedt. Bovendien heeft [bedrijf] zich bij de procedures bij de Huurcommissie steeds als verhuurder gedragen en [bedrijf] heeft daarin ook nooit aangevoerd dat hij dat niet is. Zelfs op de brief van 11 maart 2021 waarin expliciet is gevraagd of [bedrijf] de verhuurder was, heeft hij niet gereageerd.
5.3.
Bij deze stand van zaken moet [bedrijf] als verhuurder worden aangemerkt, althans mocht [eiser 1] c.s. ervan uitgaan dat [bedrijf] de verhuurder is. De enkele niet onderbouwde stelling van [bedrijf] dat [betrokkene] eigenaar is van het gehuurde en [eiser 1] c.s. daarvan ook op de hoogte was omdat dit bij het aangaan van de huurovereenkomst kenbaar is gemaakt, leidt niet tot een ander oordeel. [eiser 1] c.s. heeft betwist dat [betrokkene] als verhuurder is voorgesteld. [gedaagde] heeft zijn betoog niet onderbouwd met enig van [betrokkene] afkomstig stuk. En zelfs als [betrokkene] de eigenaar van het gehuurde is, sluit dat niet uit dat [gedaagde] dan wel [bedrijf] als verhuurder optreedt. [eiser 1] c.s. heeft [gedaagde] dan ook terecht in rechte betrokken.
Onverschuldigde betaling?
5.4.
[eiser 1] c.s. heeft gesteld dat zij een bedrag van € 2.891,76 aan huur onverschuldigd aan [gedaagde] heeft betaald en verwijst hierbij naar de uitspraak van de Huurcommissie van 9 maart 2022 en naar de aanvullende productie 10 waarin de berekening is opgenomen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser 1] c.s. deze berekening aan de hand van bankafschriften waaruit de overschrijvingen van [eiser 1] c.s. aan [gedaagde] blijken, nader toegelicht. [gedaagde] heeft deze vordering onvoldoende gemotiveerd betwist. Het gevorderde bedrag van
€ 2.891,76 is dan ook als onverschuldigd betaald, toewijsbaar omdat [eiser 1] c.s. in die periode slechts de door de Huurcommissie vastgestelde bedragen verschuldigd was en zodoende zonder rechtsgrond een te hoog bedrag aan huur heeft betaald.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
5.5.
[gedaagde] heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat deze bedragen eveneens kunnen worden toegewezen.
Proceskosten
5.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] c.s. van € 3.392,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.891,76 vanaf 22 februari 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten), die de kantonrechter aan de kant van [eiser 1] c.s. tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 127,43;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 464,00;
te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter