3.3.1Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht de valsheid in geschrifte (het onder 2 ten laste gelegde feit) niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
In de tenlastelegging is opgenomen dat de verdachte het feit zou hebben begaan in Haarlem. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank echter niet kunnen vaststellen dat de ten laste gelegde handelingen daar hebben plaatsgevonden. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte in de ten laste gelegde pleegperiode (nog) in Amsterdam woonde en dat het kantoor van de verhuurder, [naam 1] , zich bevindt in Hoofddorp. Dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde documenten heeft overgelegd toen zij de woning (in Haarlem) bezichtigde, kan de rechtbank niet afleiden uit het dossier.
De officier van justitie heeft de mogelijkheid de pleegplaats ruim op te nemen in de tenlastelegging om mogelijke onduidelijkheden omtrent de pleegplaats te ondervangen. Daarnaast heeft hij een ruime bevoegdheid om de tenlastelegging nadien te wijzigen indien blijkt dat dit nodig is voor een bewezenverklaring. De rechtbank is van oordeel dat met deze ruime bevoegdheden van de officier van justitie in dit geval de ruimte voor de rechtbank ontbreekt om mogelijke gebreken te herstellen, nu – zo lijkt – abusievelijk een onjuiste plaats in de tenlastelegging is opgenomen. Van een door de rechtbank te herstellen evidente, kennelijke schrijffout of te verbeteren misslag is geen sprake.
Nu de tenlastelegging de grondslag vormt voor de rechtbank om tot een bewezenverklaring te komen en deze grondslagleer strikt wordt uitgelegd, kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen van het feit zoals dat ten laste is gelegd. Dit leidt ertoe dat de rechtbank geen andere mogelijkheid ziet dan de verdachte vrij te spreken.
3.3.3Bewijsmotivering feit 1
Juridisch kader
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen een bepaald, aan te duiden, misdrijf en de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en voorwerpen. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen in de rechtspraak is ontwikkeld en uitgekristalliseerd. Ter beoordeling staat of het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden op grond van vast te stellen feiten en omstandigheden waardoor het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen en voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank doorloopt bij de toets of sprake is van witwassen de volgende stappen. Als er op basis van de feiten en omstandigheden sprake is van een vermoeden van witwassen, dan mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen en gelden. Deze verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van de verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het Openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen is het volgende komen vast te staan.
Op verzoek van de Financial Intelligence Unit (FIU) van de politie is onderzoek naar de verdachte gedaan. Uit onderzoek naar de bankrekeningen en bezittingen van de verdachte is onder meer naar voren gekomen dat:
in de periode 2012 – 2018 een bedrag van € 183.526,00 in contanten op de rekening van de verdachte bij Rabobank is gestort, waarbij 113 keer briefjes van € 500,00 zijn gestort;
in de periode 2016 – 2020 een bedrag van € 107.729,64 in contanten op de rekening van de verdachte bij de ING bank is gestort;
in de periode 2020 – 2021 een bedrag van € 2.320,00 in contanten op de rekening van de verdachte bij de ABN Amro bank is gestort;
de verdachte twee auto’s, namelijk een Audi A1 en een Seat Ibiza, op haar naam heeft staan;
bij doorzoeking van de woning van de verdachte designerkleding en -accessoires zijn aangetroffen, waarvan de totale waarde wordt begroot op € 34.065,00;
bij doorzoeking van de woning van de verdachte een gouden ketting is aangetroffen, waarvan de waarde wordt begroot op € 19.000,00.
Uit onderzoek naar de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van de verdachte blijkt dat zij tussen 2010 en 2020 een wisselend (bruto) inkomen uit loondienst heeft gehad. De bedragen variëren tussen € 7.478,00 en € 16.399,00 per jaar. Het inkomen bestond in 2017 gedeeltelijk en in 2018 geheel uit een UWV-uitkering. Over het jaar 2019 zijn bij de Belastingdienst geen looninkomsten bekend.
Het vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat het bij de Belastingdienst bekende inkomen van de verdachte de contante stortingen (deels in grote coupures) en de aanwezigheid van de dure goederen in haar woning niet kan verklaren. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat die stortingen en goederen van enig misdrijf afkomstig zijn.
Verklaring herkomst geldbedragen en voorwerpen
Nu er sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte een verklaring worden verlangd die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Onder verwijzing naar een document dat zij in 2020 op verzoek van de ING Bank heeft opgemaakt en verstrekt (als document 070-f in het procesdossier gevoegd), heeft de verdachte – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard. Naast de bij de Belastingdienst bekende looninkomsten beschikte de verdachte ook via andere wegen over geld:
- van 2006 tot begin 2017 heeft de verdachte in de horeca gewerkt en daar contant fooi ontvangen. Deze fooi heeft zij opgespaard;
- zij ontving geld van [naam 3] (hierna: [naam 3] ), de vader van haar zoon. Zij heeft Colombiaanse wisselbewijzen als bewijs hiervan overgelegd. Ook ontving zij geld van vijf andere niet bij naam genoemde mannen;
- zij heeft geld uitgeleend aan (niet bij naam genoemde) familie in Colombia, dat zij met rente heeft teruggekregen. Dit bedrag heeft ze op 3 juli 2018 omgewisseld naar € 20.000 en in twee gedeeltes meegenomen naar Nederland.
De in de woning aangetroffen (designer)voorwerpen heeft zij zelf gekocht, dan wel ontvangen van de bedoelde mannen. De herenkleding en de ketting in de woning van de verdachte zijn van [naam 3] en niet van de verdachte. Ten aanzien van de auto’s op haar naam heeft de verdachte verklaard dat de Seat Ibiza samen met [naam 3] is aangekocht en dat zij ieder de helft hebben betaald. De Audi A1 heeft zij kunnen betalen met het geld van een eerdere verkoop van haar Audi A3, een auto die zij in het verleden van haar (niet bij naam genoemde) toenmalige schoonmoeder had gekregen.
Beoordeling van de verklaring van de verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte ten aanzien van de stortingen door [naam 3] , de in haar woning aangetroffen herenkleding en ketting, alsmede ten aanzien van de Seat Ibiza een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven.
Voor al het overige geldt dat de verklaring van de verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet als (voldoende) concreet en verifieerbaar kan worden aangemerkt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de verdachte niet heeft geconcretiseerd welk gedeelte van de contante stortingen zij ongeveer aan fooi, dan wel aan bedragen van mannen heeft verkregen. Ook heeft de verdachte niet verklaard wat zij per (horeca)werkgever ongeveer aan fooi heeft verdiend en van welke mannen (naast [naam 3] ) zij geld zou hebben gekregen, waardoor haar verklaring onvoldoende verifieerbaar is. Voor het geld dat zij aan familie in Colombia zou hebben uitgeleend, heeft zij geen enkele concrete verklaring gegeven en niet de namen van de betreffende familieleden genoemd, zodat ook dit deel van haar verklaring niet kan worden geverifieerd. Evenmin heeft zij geconcretiseerd hoe zij zelf aan het geld is gekomen dat zij aan haar familieleden zou hebben uitgeleend.
Voor de in haar woning aangetroffen designerkleding geldt eveneens dat onbekend is gebleven wat zij precies van wie heeft gekregen. De aankopen die zij zelf stelt te hebben gedaan, kunnen – gelet op het voorgaande – niet worden verklaard door haar vermogen. Ditzelfde geldt voor de aanschaf van de Audi A1, te meer nu de verdachte niet heeft geconcretiseerd wanneer en bij welke garage zij de Audi A3 zou hebben verkocht (nog los van de vraag of voldoende concreet is gemaakt hoe zij destijds aan die Audi A3 is gekomen).
Dit leidt ertoe dat het door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen onvoldoende aanleiding geeft tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde contante geldbedragen, designervoorwerpen (behoudens de herenkleding) en Audi A1 onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Nader onderzoek naar de verklaring van de verdachte ten aanzien van de stortingen door [naam 3] , herenkleding, ketting en Seat Ibiza
De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van de officier van justitie lag om nader onderzoek te doen naar de verklaring van de verdachte over de stortingen door [naam 3] , de herenkleding, de ketting en de Seat Ibiza. Dat onderzoek is – behoudens het bevragen van [naam 3] over door hem betaalde bedragen – niet uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte het vermoeden van witwassen ten aanzien van de ketting, de herenkleding en de Seat Ibiza dan ook voldoende weersproken.
De verklaring van de verdachte over de betalingen door [naam 3] is wel op juistheid onderzocht, in die zin dat [naam 3] als getuige is bevraagd. Nu [naam 3] over de stortingen anders heeft verklaard dan de verdachte, heeft zijn verklaring het bewijsvermoeden van witwassen niet ontzenuwd.
Conclusie
Nu het openbaar ministerie ten aanzien van de herenkleding, de ketting en de Seat Ibiza geen nader onderzoek heeft gedaan, wordt het witwassen van deze voorwerpen niet bewezenverklaard. Ten aanzien van de designervoorwerpen zal daarom van het in de tenlastelegging genoemde totaalbedrag van € 34.065,00 een bedrag van € 12.565,00 worden afgetrokken. Dit is het bedrag dat door de Douane wordt toegekend aan herenkleding (procesdossier deel A, pagina 110).
Voor het overige geldt dat de verklaring van de verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet is aan te merken als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, dan wel dat nader onderzoek het bewijsvermoeden niet heeft ontzenuwd. Doordat de verdachte herhaaldelijk opzettelijk witwashandelingen heeft verricht gedurende een zeer lange periode, heeft zij zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Het medeplegen van gewoontewitwassen acht de rechtbank niet bewezen, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het aannemen van een nauwe en bewuste samenwerking.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank tot bewezenverklaring komt van het onder 1 ten laste gelegde op de wijze zoals hierna onder 3.4 vermeld.