ECLI:NL:RBNHO:2023:11446

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
C/15/339376 / HA ZA 23-263
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwiste handtekening onder aanneemovereenkomst en bewijsopdracht in civiele procedure

In deze civiele procedure, aangespannen door Regio-bouw B.V. tegen een gedaagde, staat de geldigheid van een handtekening onder een aannemingsovereenkomst centraal. Regio-bouw vordert betaling van een bedrag van € 218.641,66, met als grondslag dat de gedaagde een aannemingsovereenkomst heeft ondertekend voor de bouw van een woning op zijn perceel. De gedaagde betwist echter de ondertekening en stelt dat de handtekening vervalst is. Hij heeft een rapport van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) overgelegd, waaruit blijkt dat de handtekening waarschijnlijk niet van hem is. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast bij Regio-bouw ligt, en dat zij moet aantonen dat de handtekening daadwerkelijk van de gedaagde afkomstig is. De rechtbank staat Regio-bouw toe om nader bewijs te leveren, waaronder het horen van getuigen, om haar stelling te onderbouwen. De zaak wordt aangehouden voor verdere bewijslevering en de rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/339376 / HA ZA 23-263
Vonnis van 8 november 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REGIO-BOUW B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. D. Fasseur te Den Dolder,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 1],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat mr. M. Kartal te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 26 april 2023 van rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, waarin de zaak is verwezen naar deze rechtbank, en de daarin genoemde stukken;
  • het tussenvonnis van 2 augustus 2023 van deze rechtbank waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de aanvullende producties 23 t/m 25 aan de zijde van Regio-bouw;
  • de mondelinge behandeling van 28 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij door Regio-bouw pleitaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Regio-bouw is een bouwbedrijf, ook handelend onder de naam Bouw In De Polder.
2.2.
[gedaagde] is eigenaar van een perceel grond in [plaats 2] met het adres [adres 1], [postcode] (hierna: het perceel).
2.3.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn eigenaren van de naastliggende percelen met als adres [adres 2] respectievelijk [adres 3].
2.4.
[betrokkene 1] is werkzaam als uitvoerder bij Regio-bouw.
2.5.
Op de drie percelen ([adres 1]-[adres 2]-[adres 3]) zijn drie identieke woningen in aanbouw. De woningen op de percelen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (nummers [adres 2] en [adres 3]) worden gebouwd door Regio-bouw. Daartoe zijn tussen Regio-bouw enerzijds, en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] anderzijds, op 7 december 2021 twee aannemingsovereenkomsten gesloten. Daarin is een aanneemsom overeengekomen van € 203.789,18 exclusief btw (€ 246.584,91 inclusief btw) per woning.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Regio-bouw vordert – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om:
I. primair aan Regio-bouw te betalen € 218.641,66, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. subsidiair wegens onrechtmatige daad aan Regio-bouw te betalen € 218.641,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betekening van de dagvaarding;
III. meer subsidiair ter zake van ongerechtvaardigde verrijking aan Regio-bouw te betalen € 203.436,51 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding;
en [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het op 28 februari 2023 gelegde beslag en de proceskosten.
3.2.
Regio-bouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij de woning op het perceel van [gedaagde] heeft gebouwd.
3.3.
Primair stelt Regio-bouw dat zij (net zoals met [betrokkene 1] en met [betrokkene 2]) óók met [gedaagde] een aannemingsovereenkomst heeft gesloten met een aanneemsom van € 203.789,18 exclusief btw, € 246.584,91 inclusief btw, namelijk voor de bouw van de woning op het perceel van [gedaagde]. Die overeenkomst, die inhoudelijk gelijk is aan de andere twee overeenkomsten, is als productie 2 aan de dagvaarding gehecht (hierna: de aannemingsovereenkomst). Regio-bouw vordert nakoming van deze overeenkomst. Regio-bouw stelt dat [gedaagde] de aannemingsovereenkomst heeft ondertekend op 7 december 2021 in Amsterdam, in het bijzijn van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] die op hetzelfde moment een zelfde aannemingsovereenkomst hebben getekend. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Regio-bouw ondersteunende schriftelijke getuigenverklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in het geding gebracht.
3.4.
[betrokkene 1], tevens werkzaam als uitvoerder bij Regio-bouw, heeft ter zitting zijn verklaring bevestigd en aanvullend toegelicht dat de drie eigenaren voorafgaand aan de ondertekening van de aannemingsovereenkomst gezamenlijk hebben opgetrokken bij de voorbereidingen voor de totstandkoming van de woningen, bijvoorbeeld voor het kiezen van een architect en de aanvraag van de benodigde vergunningen. Vervolgens hebben de eigenaren onderzocht wat de beste manier was om de woningen te realiseren. Na het vergelijken van meerdere opties zijn zij gezamenlijk bij Regio-bouw uitgekomen, aldus de verklaring van [betrokkene 1].
3.5.
Volgens Regio-bouw is zij op grond van de aannemingsovereenkomsten op 21 december 2021 gestart met de bouw van drie identieke woningen op de percelen. Regio-bouw heeft verklaringen overgelegd van derden die verklaren werkzaamheden te hebben verricht voor alle drie de woningen. Regio-bouw geeft aan dat ook werkzaamheden zijn verricht door 2MK Bouw en Adviesbureau (hierna: 2MK), het bedrijf van [gedaagde] en zijn jongere broer, maar dat was als hoedanigheid van aannemer-onderaannemer en Regio-bouw heeft 2MK daarvoor ook betaald.
3.6.
Regio-bouw stelt verder dat vanwege betalingsonmacht aan de zijde van [gedaagde] is afgeweken van de betaling in maandelijkse termijnen zoals in artikel 5 van de aannemingsovereenkomst staat. In plaats daarvan heeft Regio-bouw op 1 en 3 mei 2022 twee facturen van elk € 75.000 inclusief btw aan [gedaagde] gestuurd. De facturatie was op verzoek van [gedaagde], omdat hij deze facturen nodig had voor de aanvraag van een hypothecaire geldlening, aldus nog steeds Regio-bouw. Op 20 januari 2023 heeft Regio-bouw een factuur van € 68.641,67 inclusief btw aan [gedaagde] verzonden, maar geen van deze facturen zijn betaald.
3.7.
Subsidiair legt Regio-bouw aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Regio-bouw door het bewust met een valse handtekening ondertekenen van de aannemingsovereenkomst.
3.8.
Meer subsidiair grondt Regio-bouw haar vordering op ongerechtvaardigde verrijking. Regio-bouw stelt dat [gedaagde] is verrijkt met de op zijn perceel gebouwde woning terwijl Regio-bouw zonder enige vergoeding de materialen van de woning heeft ingekocht en derden heeft ingeschakeld voor de bouw van de woning.
het verweer in conventie
3.9.
[gedaagde] betwist de vorderingen en concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van Regio-bouw in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan.
3.10.
[gedaagde] betwist dat hij de aannemingsovereenkomst heeft ondertekend. [gedaagde] wijst op de bevindingen van het handtekeningenonderzoek, uitgevoerd door het door hem ingeschakelde Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (hierna: NFO). De - kort weergegeven - conclusie van het rapport van het NFO is dat, op basis van de gebruikte referentie handtekeningen van [gedaagde], het zeer waarschijnlijk is dat de handtekening onder de aannemingsovereenkomst een vervalsing is. Ook betoogt [gedaagde] dat hij op 7 december 2021 niet in Harderwijk was, terwijl op de aannemingsovereenkomst staat dat deze in Harderwijk is ondertekend. [gedaagde] voert daarnaast aan dat er in zijn geheel geen correspondentie tussen Regio-bouw en [gedaagde] is overgelegd. Ook betwist hij de facturen van Regio-bouw te hebben ontvangen.
3.11.
[gedaagde] voert aan dat hij de woning zelf heeft gebouwd, samen met zijn jongere broer en met hulp van door hem zelf ingeschakelde aannemers. Hij is bouwkundig ingenieur, heeft ervaring met zelfbouwwoningen en hij heeft daarom geen aannemer nodig. [gedaagde] legt ter onderbouwing van zijn standpunt verklaringen over van derden die verklaren aan de woning te hebben gewerkt. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij zelf alle (onder)aannemers heeft geregeld en ook zelf aan hen heeft betaald.
in reconventie
3.12.
[gedaagde] vordert – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. Regio-bouw te veroordelen tot betaling van expertisekosten van € 2.214,30 van de door [gedaagde] ingeschakelde handtekeningdeskundige, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.13.
Regio-bouw concludeert tot afwijzing van de vordering en veroordeling in reconventie van [gedaagde] in de proceskosten. Regio-bouw voert aan dat de gevorderde vergoeding voor de door [gedaagde] ingeschakelde deskundige al behoort tot de in conventie gevorderde proceskostenveroordeling, zodat deze reconventionele vordering onnodig is ingesteld.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Gezien het voorgaande is tussen partijen in de eerste plaats in geschil of de ondertekening op de aannemingsovereenkomst van 7 december 2021 (die is overgelegd als productie 2 bij dagvaarding) afkomstig is van [gedaagde].
[gedaagde] heeft dat, met een beroep op het onderzoek door het NFO, stellig betwist.
Verdeling stelplicht en bewijslast
4.2.
Vanwege de stellige ontkenning van [gedaagde] van de ondertekening, levert het schriftelijke contract (de akte) op grond van artikel 159, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geen bewijs op van het bestaan van de aannemingsovereenkomst tussen Regio-bouw en [gedaagde], zolang niet bewezen is dat de ondertekening van [gedaagde] afkomstig is. De bewijslast voor wat betreft de vraag van wie de ondertekening afkomstig is, rust op degene die zich op de akte beroept; in dit geval dus op Regio-bouw.
Rapport van het NFO is niet doorslaggevend
4.3.
[gedaagde] beroept zich op het deskundigenrapport van het NFO. De rechtbank overweegt dat ook zonder het deskundigenrapport van het NFO op het eerste gezicht al duidelijk is dat de gebruikte referentiehandtekening van [gedaagde] en de handtekening onder de aannemingsovereenkomst twee totaal verschillende handtekeningen zijn. Gelet op het grote verschil tussen de handtekeningen is evident geen sprake geweest van (een poging tot) namaken van de handtekening van [gedaagde], maar van het zetten van een (volledig) afwijkende handtekening onder de overeenkomst, als ware deze afkomstig van [gedaagde]. De vraag die voorligt is door wie deze afwijkende handtekening onder de overeenkomst is gezet. Het enkele feit dat de handtekening onder de aannemingsovereenkomst totaal verschillend is van de referentiehandtekening van [gedaagde], sluit immers geenszins uit dat het desondanks [gedaagde] zelf is geweest die de afwijkende handtekening onder de aannemingsovereenkomst heeft geplaatst. Het NFO rapport is dan ook van weinig tot generlei waarde in deze procedure, omdat het niets toevoegt aan hetgeen al aanstonds duidelijk is, namelijk dat het om totaal verschillende handtekeningen gaat.
Onderbouwing door Regio-bouw
4.4.
De door Regio-bouw ingebrachte schriftelijke verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], waaruit volgt dat [gedaagde] in hun aanwezigheid een handtekening heeft gezet onder de aannemingsovereenkomst, duiden er op dat [gedaagde] zijn eigen handtekening zou hebben vervalst, in die zin dat hij een handtekening heeft gezet die afwijkt van de handtekening die hij normaliter gebruikt. Deze schriftelijke verklaringen en de bevestigende verklaring van [betrokkene 1] ter zitting dat hij aanwezig was bij de ondertekening van de aannemingsovereenkomst, ziet de rechtbank als serieuze aanwijzingen dat inderdaad sprake is geweest van dergelijk “vervalsen” van de eigen handtekening door [gedaagde] zelf.
4.5.
Hierbij speelt mee dat [gedaagde] geen bewijsstukken heeft overgelegd, noch bewijs heeft aangeboden, van door hem gedane betalingen aan de volgens hem door hem ingeschakelde onderaannemers die de woning op zijn perceel zouden hebben gebouwd. De overgelegde correspondentie met [betrokkene 3], de dakdekker, ziet op slechts € 2.600,-. Dit is onvoldoende gelet op het feit dat er nu op zijn perceel een nieuw gebouwde woning staat die bijna af is. In de door [gedaagde] overgelegde verklaringen wordt verder geschreven dat [gedaagde] en zijn jongere broer aan de woning hebben gewerkt. De rechtbank overweegt dat zij samen het bedrijf 2MK vormen en dat tussen partijen ook niet in geschil is dat 2MK werkzaamheden aan de woningen heeft uitgevoerd. [gedaagde] heeft niet betwist dat Regio-bouw een bedrag aan 2MK heeft betaald voor uitgevoerde werkzaamheden, zodat dit vaststaat. Dit biedt dus weinig steun aan het betoog van [gedaagde] dat hij de woning zelf, zonder betrokkenheid van Regio-bouw, heeft gebouwd.
4.6.
Naast de 4.4 besproken schriftelijke verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hecht de rechtbank waarde aan de door Regio-bouw overgelegde foto’s. Hierop is te zien dat de bouw van de drie woningen exact gelijk op is gegaan. [gedaagde] heeft ter zitting ook bevestigd dat de woningen gelijktijdig zijn gebouwd. Verder blijkt uit de foto’s dat alle drie de woningen worden omringd door één hekwerk en eenzelfde steiger. Duidelijk is dus wel dat er een grote feitelijke samenhang bestaat tussen de bouw van de woningen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], en de bouw van de woning van [gedaagde]. Dit biedt steun aan de stelling van Regio-bouw dat de drie woningen onder leiding van één aannemer (Regio-bouw) zijn uitgevoerd en dus aan het betoog van Regio-bouw dat ook [gedaagde] een aanneemovereenkomst is aangedaan met Regio-bouw.
4.7.
[gedaagde] heeft echter ten aanzien van de verklaringen aangevoerd dat de opstellers van de schriftelijke verklaringen ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) niet onder ede zijn gehoord, ook niet tijdens de mondelinge behandeling. Ook heeft hij erop gewezen dat [betrokkene 1] als werknemer betrokken is bij Regio-bouw en dus niet is uitgesloten dat hij een belang heeft bij de uitkomst van deze procedure. Verder heeft [gedaagde] opgemerkt dat de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] dezelfde schrijfstijl hebben en daarom volgens [gedaagde] mogelijk ongeloofwaardig zijn. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat met de schriftelijke verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (en de overgelegde foto’s) het bewijs van de stelling dat de ondertekening op de aannemingsovereenkomst afkomstig is van [gedaagde], nog niet in voldoende mate is geleverd.
Slotsom
4.8.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat Regio-bouw voldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd dat de ondertekening op de aannemingsovereenkomst afkomstig is van [gedaagde]. Gelet echter op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], kan dat nog niet als vaststaand worden aangenomen. Omdat dit feit tot de beslissing van de zaak kan leiden, zal Regio-bouw in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs te leveren, onder meer door het horen van getuigen.
4.9.
De rechtbank zal daarom Regio-bouw toelaten tot nader bewijs van haar stelling dat de ondertekening op de als productie 2 aan de dagvaarding gehechte aannemingsovereenkomst, afkomstig is van [gedaagde].
in conventie en reconventie
4.10.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing, ook ten aanzien van de overige grondslagen van Regio-bouw en de verweren van [gedaagde], aanhouden in afwachting van het verdere verloop van deze procedure.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
staat Regio-bouw toe tot het leveren van nader bewijs van haar stelling dat de ondertekening op de aannemingsovereenkomst van 7 december 2021, die als productie 2 bij de dagvaarding is gehecht, afkomstig is van [gedaagde];
5.2.
bepaalt dat Regio-bouw zich op de rolzitting van 6 december 2023 schriftelijk kan uitlaten over de vraag hoe zij het bewijs wil leveren;
5.3.
bepaalt dat, als Regio-bouw bewijs wil leveren door middel van schriftelijke stukken, zij deze stukken op de hiervoor vermelde rolzitting moet overleggen;
5.4.
bepaalt dat, als Regio-bouw bewijs door getuigen wil leveren, zij de naam en woonplaats van de te horen getuigen moet opgeven met de verhinderdata van haarzelf en de getuigen en zo mogelijk van de wederpartij, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;
5.5.
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
5.7.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1604