ECLI:NL:RBNHO:2023:1146

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
C/15/335127 / JU RK 22-1940
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen met ouders in het buitenland

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 februari 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De ouders van de kinderen, die in Nederland staan ingeschreven, verblijven feitelijk in het buitenland. De kinderen zijn onder toezicht gesteld en verblijven in afzonderlijke pleeggezinnen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de zorg voor hun kinderen op zich te nemen, mede door hun verblijf in het buitenland en het gebrek aan contact met de kinderen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van beide kinderen verlengd tot 10 februari 2024, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft ook de noodzaak van een gedegen onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de ouders benadrukt, maar heeft geconcludeerd dat de huidige situatie van de kinderen een terugkeer naar de ouders op dit moment niet in hun belang is. De kinderrechter heeft de wens van alle betrokkenen om toekomstige zaken door één rechtbank te laten behandelen, in overweging genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/335127 / JU RK 22-1940
Datum uitspraak: 6 februari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Velserbroek, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen te [plaats] ,
verblijvende te [land] ,
advocaat mr. E.B.R. van Griethuysen, kantoorhoudende de Haarlem,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen te [plaats] ,
verblijvende te [land] ,
advocaat mr. E.B.R. van Griethuysen, kantoorhoudende de Haarlem,
[de pleegouders 1], hierna te noemen de pleegouders van [de minderjarige 2] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de pleegouders 2], hierna te noemen de pleegouders van [de minderjarige 1] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan: de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), vestiging Roermond.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de (afzonderlijke) verzoeken met bijlagen van de GI van 23 november 2022, ingekomen bij de griffie op 14 december 2022;
- de brief van de Raad van 10 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 12 januari 2023.
1.2.
Op 23 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de vader en de moeder via een beeldbelverbinding;
- de advocaat van de vader en de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
- de pleegouders van [de minderjarige 1] .
1.3.
Een vertegenwoordiger van de Raad is, met bericht van afwezigheid, niet ter zitting verschenen. De pleegouders van [de minderjarige 2] zijn ter zitting eveneens niet verschenen.
1.4.
Ten behoeve van de ouders was tijdens de zitting aanwezig een tolk in de Engelse taal.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven ieder afzonderlijk in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 18 november 2021 is
[de minderjarige 1](voorlopig) onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 18 februari 2023.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 18 november 2021 ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 18 februari 2023.
2.5.
Bij beschikking van 27 oktober 2020 is
[de minderjarige 2](voorlopig) onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 27 juli 2021.
2.6.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 oktober 2020 ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg. Deze maatregel is daarna ook steeds verlengd, voor het laatst tot 27 juli 2021.
2.7.
In verband met een verzuim om tijdig de verlenging van voormelde maatregelen te verzoeken, heeft de Raad op 23 juli 2021 opnieuw verzocht om een ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] en een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, beide voor de duur van zes maanden. Bij beschikking van de kinderrechter van 10 augustus 2021 zijn beide verzoeken toegewezen. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing gelden met ingang van 10 augustus 2021 tot 10 februari 2022. Deze maatregelen zijn daarna verlengd, voor het laatst tot 10 februari 2023.
2.8.
De Raad heeft de rechtbank bij verzoekschrift van 15 april 2021 verzocht het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogd over [de minderjarige 2] te benoemen. Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 16 december 2021 is de beslissing over het verzoek om gezagsbeëindiging pro forma aangehouden tot 16 maart 2022 en is de Raad verzocht om nader onderzoek te verrichten ter beantwoording van de onder punt 5.6 van deze beschikking vermelde vragen en daarover te rapporteren. De beslissing over de gezagsbeëindiging is hierna opnieuw pro forma aangehouden, in afwachting van het rapport van de Raad.
2.9.
De Raad heeft op 10 januari 2023 schriftelijk bericht dat de Raad regio Roermond bezig is met een gezagsbeëindigingsonderzoek naar de ouders. Aangezien dit onderzoek nog actief is, kan de Raad nog geen inhoudelijk informatie delen. De bevindingen moeten nog met de ouders gedeeld worden.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen met een jaar. Tevens wordt verzocht de machtigingen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van de verzoeken voert de GI in de verzoekschriften het volgende aan.
3.2.1.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] groeien nog steeds afzonderlijk van elkaar op in een pleeggezin. De situatie omtrent de kinderen is onveranderd gebleven. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben recht op duidelijkheid over hun opgroeiperspectief. Om dit perspectief te kunnen bepalen heeft de GI contact opgenomen met de jeugdbescherming in [land] ( [jeugdbeschermingsinstantie] ). [jeugdbeschermingsinstantie] is sinds 2012 betrokken bij de moeder. Op 9 juli 2019 is door [jeugdbeschermingsinstantie] onderzoek verricht in de vorm van een ‘Parental Capacity Assesment’ voor de oudere kinderen van de moeder. Vanwege dit onderzoek is [jeugdbeschermingsinstantie] niet bereid geweest om nogmaals een ‘terug naar huis’ onderzoek te verrichten. Daarnaast voldoen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] niet aan de gestelde criteria van [jeugdbeschermingsinstantie] om een dergelijk onderzoek uit te voeren. Naar aanleiding van de conclusie van [jeugdbeschermingsinstantie] heeft de GI contact opgenomen met de Centrale Autoriteit. Desgevraagd heeft de Centrale Autoriteit aangegeven dat er in [land] geen andere jeugdbeschermingsinstanties zijn en dat er geen andere mogelijkheden zijn om ter plaatse onderzoek te verrichten.
De GI heeft verder aan de ouders toestemming gevraagd om contact op te nemen met familieleden in [land] , om de mogelijkheid van een eventuele netwerkplaatsing te onderzoeken. De ouders hebben hiervoor geen toestemming verleend.
3.2.2.
Op 12 mei 2022 heeft de GI een opvoedbesluit genomen en de Raad verzocht een onderzoek uit te voeren naar een gezagsbeëindigende maatregel. Dit onderzoek is in november 2022 van start gegaan. De GI is van mening dat de aanvaardbare termijn voor de kinderen is verstreken. Er zijn volgens de GI geen mogelijkheden meer om niet te handelen naar het opvoedbesluit. Voor de kinderen is het nodig dat zij duidelijkheid krijgen over hun opgroeiperspectief. De beide kinderen wonen al bijna hun hele leven in een pleeggezin en zijn goed gehecht aan hun pleegouders. De GI wil een hechtingsbreuk voorkomen. Daarnaast vindt de GI het belangrijk dat de kinderen samen zullen opgroeien. Als het perspectief van de kinderen in Nederland ligt, dan zal [de minderjarige 2] geleidelijk bij [de minderjarige 1] in het pleeggezin geplaatst worden. Omdat het onderzoek door de Raad in het komende jaar wordt uitgevoerd en de kinderen daarmee duidelijkheid kunnen krijgen over hun opgroeiperspectief, verzoekt de GI een verlenging van de maatregelen voor de duur van een jaar.
3.3.
Tijdens de zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat het goed gaat met [de minderjarige 2] . Zij ontwikkelt zich leeftijdsadequaat en heeft het naar haar zin in haar pleeggezin. De beide kinderen zijn veilig en goed gehecht. Desgevraagd heeft de GI verklaard zich wel zorgen te maken over de hechting tussen de ouders en de kinderen. Sinds het vertrek van de ouders naar [land] , inmiddels negen maanden geleden, zijn alle contacten tussen de ouders en de kinderen via beeldbellen geweest, voor steeds 15 minuten per keer. Het is lastig om op zo’n manier aan hechting te werken. De laatste tijd ziet de GI overigens wel dat de ouders tijdens de beeldbelcontacten meer initiatief nemen en meer variatie laten zien.
De GI heeft veel gedaan om in contact te komen met [jeugdbeschermingsinstantie] . Dit is in december 2022 uiteindelijk gelukt. [jeugdbeschermingsinstantie] heeft aangegeven dat er toch onderzoek naar de ouders kan worden gedaan. Het onderzoek dat [jeugdbeschermingsinstantie] in 2019 heeft verricht naar de twee oudere kinderen zal niet heroverwogen worden, maar er zal wel een nieuw onderzoek kunnen plaatsvinden gericht op [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] . Dit onderzoek zal moeten worden verricht door een ander departement van [jeugdbeschermingsinstantie] dan het departement waar de GI contact mee heeft gelegd. Na het laatste contact met [jeugdbeschermingsinstantie] heeft de GI echter geen reactie meer van deze organisatie ontvangen. De GI is druk bezig met het leggen van contact met het andere departement. Het is dus nog altijd niet duidelijk of er in [land] wel of geen nader onderzoek naar de ouders verricht kan worden. Mocht dit onderzoek er komen, dan wil de GI onderzocht hebben of [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de ouders kunnen wonen. Aan de ouders is meerdere malen gevraagd om hun opvoedingsvaardigheden te laten onderzoeken. Er wordt van hen zelf op dat punt ook initiatief verwacht. Tot op heden hebben de ouders hier echter nog niets in ondernomen. Desgevraagd heeft de GI verder verklaard van [jeugdbeschermingsinstantie] te hebben vernomen dat de twee oudere kinderen van de moeder dusdanig getraumatiseerd zijn dat zij geen contact met de moeder willen.
De Raad heeft aangegeven dat het onderzoek naar de gezagsbeëindigende maatregel begin februari 2023 zal zijn afgerond. De GI weet niet wat de uitkomst van dit onderzoek is en of de Raad een verzoek tot gezagsbeëindiging zal indienen. De GI handhaaft het verlengingsverzoek, maar kan zich eventueel ook vinden in een verlenging van de ondertoezichtstelling met de duur van zes maanden, waarbij de overige zes maanden worden aangehouden.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
Namens
de oudersis ter zitting verklaard dat de moeder uitdrukkelijk niet wenst dat er contact wordt opgenomen met haar familieleden in [land] . Zij is vroeger fysiek en mentaal door hen mishandeld en wil geen enkel contact met haar familie. De vader komt uit [land] en heeft geen direct netwerk in [land] . De ouders hebben wel vrienden en een netwerk in [land] waar de GI contact mee kan opnemen. Momenteel zijn de ouders bezig met het vinden van een eigen woning. Met betrekking tot het onderzoek naar hun opvoedingsvaardigheden hebben de ouders wel initiatief genomen, maar lukt het hen niet om de juiste vraagstelling op papier te krijgen.
De ouders zijn niet lichtvaardig naar [land] vertrokken. Het is een heftige beslissing voor hen geweest. Zij wilden een veilige woonomgeving, werk vinden en een visum voor de vader.
Desgevraagd is verder aangegeven dat het wenselijk is als de lopende zaken en toekomstige zaken van beide kinderen bij één rechtbank behandeld worden.
De ouders zijn het al vanaf het begin niet eens met de ondertoezichtstelling. Zij begrijpen echter wel dat gelet op de huidige stand van zaken een (korte) verlenging van de maatregelen nodig is. Namens de ouders wordt verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van drie of zes maanden en het restant aan te houden. Er is dan een toets moment waarbij de situatie opnieuw beoordeeld kan worden.
4.2.
De
moederheeft tijdens zitting verklaard dat de ouders tijdens de Kerstdagen graag naar Nederland wilden komen. Dit is helaas niet gelukt in verband met werk en een ziekenhuisopname van de moeder. De moeder heeft nog last van complicaties rondom de geboorte van [de minderjarige 1] . De manier waarop zij door het ziekenhuis is behandeld en de manier waarop [de minderjarige 1] bij haar is weggehaald, zijn traumatisch geweest voor de moeder. Dit veroorzaakt nog altijd gezondheidsproblemen en spanningsklachten. De moeder wil dat er disciplinaire acties tegen het ziekenhuis worden genomen.
Desgevraagd heeft de moeder verklaard dat zij haar twee oudere kinderen eens per twee weken ziet, voor de duur van 45 minuten.
4.3.
De
vaderheeft tijdens de zitting verklaard dat het onterecht en wreed is geweest dat [de minderjarige 1] bij de moeder uit het ziekenhuis is weggehaald. Deze beslissing werd op basis van geruchten genomen. Ook de vader wil dat er stappen tegen het ziekenhuis worden ondernomen. De vader is in [land] bezig met een opleiding tot acteur en met het vinden van een huis.
4.4.
De
pleegmoedervan [de minderjarige 1] heeft tijdens de zitting verklaard dat zij veilig is gehecht. [de minderjarige 1] is een vrolijk en intelligent meisje en de pleegouders hebben geen zorgen over haar. De pleegouders proberen eens per twee weken een contactmoment tussen de twee kinderen te organiseren. De zusjes zijn op die momenten heel zorgzaam voor elkaar.
De pleegouders worden door pleegzorg begeleid. Zij denken dat het voor beide kinderen fijn is als er snel duidelijkheid over hun perspectief komt.

5.De beoordeling

rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Door de omstandigheid dat de moeder en de minderjarigen [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] de [nationaliteit] nationaliteit hebben en de vader de [nationaliteit] nationaliteit heeft, moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek van de ouders. Aangezien de gewone verblijfplaats van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] zich in Nederland bevindt, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek jo. artikel 7 Brussel II ter rechtsmacht toe ter zake van het verzoek.
Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht op het verzoek van toepassing is. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is in dit geval het Nederlands recht van toepassing.
relatieve bevoegdheid
5.2.
De ouders staan in de Basisregistratie Personen ingeschreven op een (brief)adres in [plaats] , maar verblijven op dit moment feitelijk in [plaats] ( [land] ). De ouders hebben hun werkelijke verblijfplaats en daarmee hun woonplaats (artikel 1:10 Burgerlijk Wetboek, hierna: het BW) dan ook niet in Nederland, zodat geen sprake van een woonplaats van de gezaghebbende ouders die de kinderen volgen (zie artikel 1:12 BW). Daarom is de rechter van de werkelijke verblijfplaats van de kinderen bevoegd (artikel 265 van het wetboek van Rechtsvordering). Met betrekking tot [de minderjarige 2] is dat de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland en met betrekking tot [de minderjarige 1] de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland.
De advocaat van de ouders heeft aangegeven dat de ouders ermee akkoord gaan dat de rechtbank Noord-Holland de verzoeken ten aanzien van de beide kinderen behandelt. Gelet hierop acht de rechtbank te Haarlem zich bevoegd ten aanzien van de verzoeken betreffende beide kinderen.
inhoudelijke beoordeling
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat eruit dat er geen duidelijkheid is over hun leef- en opvoedperspectief. Beide kinderen verblijven al bijna hun gehele leven in (afzonderlijke) pleeggezinnen. Vanwege het verblijf van de ouders in [land] sinds mei 2022, is het voor de kinderen niet mogelijk (geweest) om een onbelast contact met de ouders te hebben en een goede hechtingsrelatie met hen aan te gaan.
5.4.
Tevens blijkt dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is in dit geval ook nu niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. De ouders zijn in mei 2022 vertrokken naar [land] , wat het bieden van hulpverlening aan hen vanuit Nederland onmogelijk maakt. Ook het onderzoek naar hun opvoedvaardigheden en pedagogische vaardigheden, wordt daardoor bemoeilijkt. Van de ouders wordt dan ook verwacht dat zij, middels onderzoek, laten zien welke opvoed- en pedagogische vaardigheden en pedagogische mogelijkheden zij hebben. Tijdens de zitting is namens de ouders naar voren gebracht dat de ouders hier wel open voor staan, maar het in de praktijk lastig vinden om dit onderzoek in [land] te laten verrichten. De kinderrechter benadrukt dat van de ouders een actieve houding wordt verwacht.
5.5.
Ondanks de mening van de GI dat de ouders niet binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen, is de kinderrechter van oordeel dat nu nog wel is voldaan aan de vereisten van artikel 255, lid 1, onder b, BW. Immers een gedegen onderzoek (van de Raad dan wel [jeugdbeschermingsinstantie] ) hiernaar ontbreekt nog. Uit de brief van de Raad volgt dat hun onderzoek zich in de afrondende fase bevindt en dat de belanghebbenden begin februari 2023 over de uitkomst geïnformeerd zullen worden, waarna de onderzoeksresultaten uitgebracht zullen worden.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de aanwezige problematiek en de onduidelijkheid over de uitkomst van het raadsonderzoek en onduidelijkheid over of [jeugdbeschermingsinstantie] onderzoek zal verrichten, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] verlengen met twaalf maanden.
Om de einddata van de maatregelen tot ondertoezichtstelling van beide kinderen gelijk te stellen, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] verlengen voor een iets kortere duur dan verzocht, namelijk tot 10 februari 2024.
5.7.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is verder gebleken dat de hechtingsrelatie tussen [de minderjarige 2] en haar pleegouders en tussen [de minderjarige 1] en haar pleegouders steeds sterker wordt. Er is, vanwege de afstand tussen de ouders en de kinderen, slechts eenmaal per week kort contact tussen hen via beeldbellen. Voor kinderen van die leeftijd is het moeilijk om op deze manier een band met de ouders op te bouwen. Een terugkeer naar de ouders is op dit moment dan ook niet in het belang van de kinderen, ook omdat er nog geen zicht is op de woon- en verblijfsituatie van de ouders. Zij verblijven momenteel nog in de woning van een vriendin. Niet duidelijk is of en op welke termijn de ouders over een eigen woning beschikken. Daar komt bij dat de GI onderzoek wil doen (al dan niet via [jeugdbeschermingsinstantie] ) naar de (opvoed)situatie bij de ouders in [land] en onderzoek wordt/is gedaan door de Raad naar mogelijke gezagsbeëindiging. Reeds uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] nog noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding en dat voldaan is aan de wettelijke criteria daarvan. Het verzoek van de GI zal daarom worden toegewezen, en wel voor de duur van de ondertoezichtstelling.
5.8.
Tot slot wenst de kinderrechter nog het volgende op te merken over de relatieve bevoegdheid van de rechtbank en de lopende dan wel nog te verwachten juridische procedures. Ter zitting is door alle betrokkenen de wens uitgesproken om alle (toekomstige) zaken door één rechtbank te laten behandelen om conflicterende belangen en termijnen te voorkomen en bij voorkeur de rechtbank Midden-Nederland. De GI heeft namelijk het voornemens om [de minderjarige 2] (als het perspectief niet ligt bij de ouders in [land] of in [land] ) bij de pleegouders van [de minderjarige 1] te plaatsen. Op dit moment loopt een gezagsbeëindigingsprocedure voor [de minderjarige 2] bij rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. In die zaak zal van de wens van de belanghebbenden rekenschap worden gegeven, althans die zal in overweging worden genomen. Voor de kinderrechter is overigens niet bekend of er voor [de minderjarige 1] een verzoek om gezagsbeëindiging is gedaan (bij een andere rechtbank). Een dergelijk verzoek is ook niet bekend bij de advocaat van de ouders en de GI.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]tot 10 februari 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]in een voorziening voor pleegzorg tot 10 februari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Ok, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.S. van Lede-Terhaar sive Droste, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.