ECLI:NL:RBNHO:2023:11481

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
HAA 23/2335
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen terugvordering Tozo-uitkering en ontvankelijkheid van het bezwaar

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder van 28 februari 2023 gegrond verklaard. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat zou zijn ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat de emailberichten van eisers, verzonden op 1 en 7 september 2022, in samenhang moesten worden gezien als een bezwaarschrift in de zin van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte had gesteld dat het bezwaar te laat was ingediend en dat het bezwaar alsnog inhoudelijk beoordeeld moest worden.

De rechtbank heeft het besluit van verweerder vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan eisers en tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter M. Jurgens, in aanwezigheid van griffier E. Boon.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2335
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] en mevrouw [eiseres] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: [naam 2] , werkzaam bij [bedrijf] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder
(gemachtigde: K. Demir).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het bestreden besluit van verweerder van 28 februari 2023 op de zitting van 8 november 2023 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers vergezeld door [eiser] en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 28 februari 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,00 aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan eisers.

Inleiding

1. Per 1 maart 2020 ontvingen eisers bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo).
Verweerder besluit op 26 juli 2022 dat de Tozo-uitkering van eisers over de periode 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 te herzien en het te veel ontvangen bedrag ter hoogte van € 7.451,04 terug te vorderen. In het besluit staat, voor zover hier van belang, het volgende:

“Herziening

(…).
Als gevolg van de herziening van de bijstand is aan u over de periode 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 teveel uitbetaald tot een bedrag van € 7.451,04. Dit betreft een bruto bedrag.

Terugvordering

Wij vorderen het hierboven vermelde bedrag van u terug.
(…).”
2. Naar aanleiding van het besluit van 26 juli 2022 stuurt [naam 1] ( [naam 1] ), werkzaam bij [bedrijf] , namens eisers op 1 september 2022 een emailbericht naar verweerder. In het emailbericht staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Geachte mevrouw [naam 3] ,
(…). Wij hebben van cliënt een brief ontvangen waarin jullie een bedrag terugvorderen. Jullie geven aan dat uit onderzoek is gebleken dat er sprake was van inkomsten in de periode 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020. Wij zijn erg benieuwd naar de onderbouwing van deze inkomsten. Zouden jullie deze met ons kunnen delen?”
3. Bij emailbericht van 2 september 2022 stuurt verweerder een overzicht van de berekende winst uit onderneming naar [naam 1] .
4. Bij emailbericht van 7 september 2022 reageert [naam 1] . In het emailbericht staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Geachte mevrouw [naam 3] ,
Bedankt voor de berekening. Wij hebben echter nog enkele vragen/opmerkingen hierbij:
- Wij volgen dat we de uitkering van SVB/AOW en Pensioen ook meegenomen had moeten worden en dat dit niet is gebeurd. Dit is dan ook helemaal duidelijk.
- Wij volgen echter niet helemaal de berekening van de winst uit onderneming per persoon:
(…).”
5. Hierna volgt een korte mailwisseling en tot slot stuurt [naam 1] bij emailbericht van 28 september 2022 een bezwaarschrift.
6. Bij brief van 4 oktober 2022 wordt de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd. In deze brief wordt aangegeven dat het bezwaar te laat is ingediend. Om te beoordelen of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding wordt gevraagd om binnen twee weken aan te geven waarom het bezwaar te laat is ingediend.
7. Bij besluit van 28 februari 2023 verklaart verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat niet geoordeeld kan worden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Dit omdat niet is aangegeven waarom het bezwaar te laat is ingediend. Verweerder laat weten dat het bezwaar niet inhoudelijk zal worden beoordeeld en dat het primaire besluit in stand blijft.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar van eisers ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
9. Het emailbericht van 1 september 2022 had, in samenhang met het emailbericht van 7 september 2022, door verweerder moeten worden aangemerkt als een bezwaarschrift in de zin van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [1] In het emailbericht van 1 september 2022 hebben eisers gevraagd om een onderbouwing van het terugvorderingsbedrag, omdat in het besluit van 26 juli 2022 slechts een bedrag wordt genoemd. Binnen de bezwaartermijn is aldus schriftelijk gevraagd om een volledige motivering en is hiermee, zij het beknopt, kenbaar gemaakt dat eisers het oneens zijn met de inhoud van het ontvangen besluit. Bovendien is bij emailbericht van 7 september 2022, na ontvangst van een door verweerder opgestelde berekening van de winst uit onderneming, kenbaar gemaakt dat eisers het oneens zijn met die berekening. Laatstgenoemd emailbericht dateert weliswaar van na de afloop van de bezwaartermijn, maar moet worden aangemerkt als een vervolg op het eerdere emailbericht.

Conclusie en gevolgen

10. Uit het voorgaande volgt dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat het bezwaar van eisers te laat is ingediend. Dit betekent dat verweerder het bezwaar van eisers alsnog inhoudelijk moet beoordelen.
11. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar.
12. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
13. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 50,00 aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door [bedrijf] wordt in deze procedure aangemerkt als beroepsmatig verleende bijstand, nu de bezwaren financieel van aard zijn en eisers, gelet hierop, klaarblijkelijk gemachtigde daarom om professionele rechtsbijstand hebben verzocht. De bijstand levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,00 en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,00), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,00.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023 door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Boon, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CRvB 5 april 2018, CRVB:2018:1006 en CRvB van 5 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:35.