ECLI:NL:RBNHO:2023:11879

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
C/15/341965 / HA ZA 23-398
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in een kansspelzaak met internationale elementen

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van kansspelen, heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een incident betreffende de onbevoegdheid van de rechtbank. De eiser, wonende in Nederland, heeft een vordering ingesteld tegen N1 Interactive Limited, een vennootschap gevestigd in Malta. De eiser stelt dat de kansspelovereenkomst die hij met N1 heeft gesloten nietig is, omdat N1 geen vergunning had om kansspelen aan te bieden in Nederland. De eiser vordert onder andere een verklaring voor recht dat de overeenkomst nietig is en schadevergoeding van N1. N1 heeft in het incident aangevoerd dat de rechtbank onbevoegd is, omdat de zaak een internationaal karakter heeft en de Maltese rechter bevoegd zou zijn op basis van de Brussel I bis verordening.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser als consument kan worden aangemerkt en dat de beschermende bepalingen van Brussel I bis van toepassing zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat N1 commerciële activiteiten in Nederland ontplooit en dat de eiser zijn vordering kan instellen bij de Nederlandse rechter. De rechtbank heeft de incidentele vordering van N1 tot onbevoegdheid afgewezen en N1 veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 29 november 2023 opnieuw op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/341965 / HA ZA 23-398
Vonnis in incident van 15 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. B.Z. Loonstein te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
N1 INTERACTIVE LIMITED,
gevestigd te Valletta, te Malta,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.R. Brouwer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en N1 genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 7
  • de conclusie van antwoord tevens houdende exceptie van onbevoegdheid met producties
1. t/m 12
- de conclusie van antwoord in incident van de zijde van [eiser].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
[eiser] vordert – samengevat – in de hoofdzaak:
  • een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten kansspelovereenkomst nietig is of de kansspelovereenkomst te vernietigen met veroordeling van N1 tot betaling van € 170.649,80, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van storting, en/of;
  • een verklaring voor recht dat N1 onrechtmatig gehandeld heeft jegens [eiser], althans toerekenbaar jegens [eiser] tekort is geschoten, althans zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken en te verklaren voor recht dat N1 verplicht is om de door deze gedragingen geleden schade aan [eiser] te vergoeden, met veroordeling van N1 tot betaling van € 170.649,80 of (subsidiair) N1 te veroordelen tot betaling van meer en/of andere schade, nader op te maken bij staat, en/of;
  • een verklaring voor recht dat de kansspelovereenkomst door dwaling aan de zijde van [eiser] tot stand is gekomen en (primair) de kansspelovereenkomst te vernietigen en N1 te veroordelen om de gevolgen ongedaan te maken door betaling van € 170.649,80 aan [eiser], althans (subsidiair) om het door [eiser] geleden nadeel op grond van artikel 6:230 lid 2 BW op te heffen door terugbetaling van geleden verliezen alsook ander nadeel te betalen, en;
  • N1 te veroordelen in de proceskosten.
2.2.
[eiser] stelt – kort gezegd – dat hij heeft deelgenomen aan door N1 aangeboden kansspelen, terwijl N1 geen vergunning had om kansspelen aan te bieden. De Wet op de Kansspelen (hierna: WOK) verbiedt het aanbieden van kansspelen, zodat N1 illegaal en strafbaar heeft gehandeld. De kansspelovereenkomst is daarom (ver)nietig(baar) ex artikel 3:40 BW. Zodoende is sprake van onverschuldigde betalingen, zodat [eiser] gerechtigd is dit terug te vorderen. De overtreding van de WOK levert een onrechtmatige daad op. De schade die [eiser] hierdoor heeft geleden moet N1 vergoeden. Ook is sprake van schending van de zorgplicht, en daardoor van een onrechtmatige daad. Subsidiair beroept [eiser] zich op oneerlijke handelspraktijken, tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en dwaling.
2.3.
N1 voert verweer en heeft daarnaast dit bevoegdheidsincident opgeworpen.

3.Het geschil in het incident

3.1.
N1 beroept zich, voor alle weren, op de onbevoegdheid van de rechtbank om van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen. N1 heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat deze zaak een internationaal karakter heeft en dat de vraag naar internationale rechtsmacht daarom op grond van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (hierna: Brussel I bis) moet worden beantwoord. Op grond van de hoofdregel van artikel 4 Brussel I bis komt aan de rechtbank geen rechtsmacht toe, evenmin op basis van de bijzondere bevoegdheden uit de Brussel I bis. Bovendien zijn partijen expliciet overeengekomen dat de Maltese rechter bevoegd is in geval ven een geschil.
3.2.
[eiser] concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident. [eiser] heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat hij consument is, dat N1 haar commerciële activiteiten in Nederland exploiteert en dat de uitvoering van de kansspelovereenkomst heeft plaatsgevonden in Nederland, zodat de rechtbank op grond van Brussel I bis bevoegd is om van zijn vordering kennis te nemen. Daarnaast stelt [eiser] zich op het standpunt dat N1 misbruik van procesrecht maakt en handelt in strijd met de goede procesorde, door een kansloze incidentele vordering in te stellen. Gelet hierop, en op de overtreding van artikel 20 en 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verzoekt [eiser] N1 te veroordelen in de daadwerkelijke proceskosten van het incidentele vonnis.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De vorderingen in deze zaak dragen een internationaal karakter, omdat N1 gevestigd is in Valetta, Malta, en [eiser] in Nederland woont. In dit incident ligt de vraag voor of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen.
4.2.
De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft moet worden beantwoord op grond van Brussel I bis. Op grond van de hoofdregel van artikel 4 lid 1 Brussel I bis wordt de bevoegdheid van de rechter gebaseerd op de woonplaats van de verweerder. In dit geval is dat de Maltese rechter, omdat N1 gevestigd is in Malta. De bevoegdheid is slechts anders wanneer sprake is van een exclusieve bevoegdheidsregel dan wel een forumkeuzebeding waarbij een andere rechter bij uitsluiting wordt aangewezen.
Exclusieve bevoegdheidsregel
4.3.
[eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij tegenover N1 als consument heeft gehandeld en dat hem daarom een beroep toekomt op de beschermende bepalingen in Brussel I bis. De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.
Afdeling 4 van Hoofdstuk II van Brussel I bis (artikelen 17 tot en met 19) houdt een aparte bevoegdheidsregeling in voor door consumenten gesloten overeenkomsten. Artikel 17 lid 1 Brussel I bis bepaalt dat deze afdeling van toepassing is indien er voldaan is aan drie voorwaarden, namelijk dat:
  • een van de contractanten een consument is die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd,
  • er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en,
  • deze overeenkomst onder een van de in artikel 17 lid 1 sub a) tot en met c) Brussel I bis bedoelde categorieën valt.
Bovenstaande voorwaarden zijn cumulatief, zodat aan al deze drie voorwaarden moet zijn voldaan om de bevoegdheid te kunnen vaststellen volgens de regels die gelden voor overeenkomsten die zijn gesloten door consumenten (HvJEU 2 april 2020, ECLI:EU:C:
2020:264, r.o. 45).
4.5.
Uitsluitend overeenkomsten die een individu los en onafhankelijk van enige bedrijfs- of beroepsmatige activiteit of doelstelling sluit met als enige doel te voldoen aan de eigen particuliere consumptiebehoeften vallen onder de in Afdeling 4 van Hoofdstuk II van Brussel I bis neergelegde bijzondere regeling ter bescherming van de consument als zwakke partij (HvJEU 2 april 2020, ECLI:EU:C:2020:264, r.o. 47-57). [eiser] heeft zich in de dagvaarding en in dit incident op het standpunt gesteld dat hij in verhouding tot N1 is aan te merken als consument. Daartoe heeft [eiser] aangevoerd dat hij een account bij N1 heeft aangemaakt met zijn persoonlijke gegevens en dat hij stortingen heeft gedaan vanaf zijn eigen bankrekening of creditcard. De rechtbank volgt [eiser] in dit standpunt. N1 heeft weliswaar betwist dat [eiser] als consument heeft gehandeld, maar zij heeft deze betwisting niet onderbouwd. N1 heeft daarnaast weliswaar gesteld dat er aanwijzingen zijn dat [eiser] beroeps- of bedrijfsmatig heeft gehandeld, maar zij heeft die stelling niet onderbouwd. De enkele stellingen dat [eiser] een ondernemer is en dat hij vragen aan de servicedesk heeft gesteld over hoe winsten fiscaal worden belast, zijn daarvoor in ieder geval onvoldoende. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat [eiser] heeft te gelden als consument, die handelde ter voldoening van zijn particuliere consumptiebehoefte.
4.6.
Dat N1 een bedrijfs- of beroepsmatig handelend rechtspersoon is, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook aan de tweede voorwaarde van artikel 17 lid 1 Brussel I bis is voldaan.
4.7.
Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of N1 commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in Nederland, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op Nederland. Indien hiervan sprake is mag [eiser] als consument de rechtsvordering ook instellen voor het gerecht van de plaats waar hij woonplaats heeft.
4.8.
Voor het antwoord op die vraag dient volgens de uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Pammer/Alpenhof (HvJEU 7 december 2010, C-585/08, C-144/09) te worden nagegaan of vóór de eventuele sluiting van een overeenkomst met de consument uit de internetsites en de algemene activiteit van de ondernemer blijkt dat deze van plan was om handel te drijven met consumenten die woonplaats hebben in één of meerdere lidstaten, waaronder die waar deze consument woonplaats heeft, in die zin dat hij bereid was om met deze consumenten een overeenkomst te sluiten. De volgende factoren, waarvan de lijst niet uitputtend is, kunnen aanwijzingen vormen dat de activiteit van de ondernemer is gericht op de lidstaat waar de consument woonplaats heeft: het internationale karakter van de activiteit, routebeschrijvingen vanuit andere lidstaten naar de plaats waar de ondernemer is gevestigd, het gebruik van een andere taal of munteenheid dan die welke gewoonlijk worden gebruikt in de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is en de mogelijkheid om in die andere taal de boeking te verrichten en te bevestigen, de vermelding van een telefoonnummer met internationaal kengetal, uitgaven voor een zoekmachineadvertentiedienst die worden gemaakt om consumenten die in andere lidstaten woonplaats hebben gemakkelijker toegang te verlenen tot de site van de ondernemer of diens tussenpersoon, het gebruik van een andere topleveldomeinnaam dan die van de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is, en de verwijzing naar een internationaal clientèle dat is samengesteld uit klanten die woonplaats hebben in verschillende lidstaten. Het is aan de nationale rechter om na te gaan of deze aanwijzingen voorhanden zijn. De loutere toegankelijkheid van de internetsite van de ondernemer of de tussenpersoon in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft is daarentegen onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de vermelding van een e-mailadres en andere contactgegevens of voor het gebruik van een taal of een munteenheid wanneer deze taal en/of een munteenheid gewoonlijk worden gebruikt in de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is.
4.9.
De rechtbank is, met inachtneming van de hiervoor genoemde uitspraak, van oordeel dat N1 haar commerciële activiteiten op Nederland richt, zodat zij bevoegd is van de vordering van [eiser] jegens N1 kennis te nemen. [eiser] heeft namelijk gesteld dat N1 zeer veel omzet heeft gemaakt op de Nederlandse markt, dat de website van N1 vanuit een Nederlands IP-adres bereikbaar is, dat een account kan worden aangemaakt met Nederlandse adresgegevens, dat bij het registratieproces bepaalde gegevens voor Nederlandse gebruikers al waren ingevuld en dat stortingen en uitbetalingen gedaan kunnen worden vanaf en naar Nederlandse bankrekeningen. Uit deze stellingen van [eiser] blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat, mede gelet op het internationale karakter van gokken, N1 bereid was overeenkomsten aan te gaan met consumenten in Nederland.
4.10.
N1 heeft zich weliswaar op de forumkeuze in haar algemene voorwaarden beroepen, maar op grond van artikel 19 van Brussel I bis kan van de hiervoor besproken bevoegdheidsregels niet worden afgeweken door middel van een forumkeuze van vóór het ontstaan van het geschil.
4.11.
De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De incidentele vordering van N1 zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
N1 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. [eiser] heeft verzocht N1 te veroordelen in de werkelijke proceskosten in het incident. Dit is volgens de rechtspraak van de Hoge Raad alleen mogelijk in buitengewone omstandigheden, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad waarvan pas sprake is als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
4.13.
Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Weliswaar heeft N1 ook in een andere zaak, waarnaar [eiser] verwijst, een onbevoegdheidsincident ingesteld maar in die zaak zijn door N1 andere feiten en omstandigheden aangevoerd. De proceskosten zullen daarom overeenkomstig het liquidatietarief worden berekend.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt N1 in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 598,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 november 2023voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1589