5.3.Nu het spoedeisend belang aanwezig is, zal de voorzieningenrechter hieronder een voorlopig oordeel geven over de kans van slagen van het bezwaar van verzoekster.
Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?
6. Verzoekster stelt dat zij nooit een uitnodiging voor het consult bij de bedrijfsarts op 15 augustus 2023 heeft gehad. Daarbij heeft zij gemeld op vakantie te zijn en dat een buurvrouw haar post in de gaten zou houden. Door haar begeleider van het wijkteam ([naam 1]) is een verklaring overgelegd. Ze heeft op 15 augustus 2023 wel een uitnodiging ontvangen voor het consult op 5 september 2023. In die uitnodiging is niets vermeld over het missen van een consult op 15 augustus 2023. Zij heeft op 16 augustus 2023 per mail – per abuis naar een no-reply adres – verzocht om de afspraak te verplaatsen. Nadat bleek dat de uitkering was geschorst heeft een vriendin van verzoekster, [naam 2], op 23 augustus 2023 telefonisch contact opgenomen met de ex-werkgever. Gevraagd is of het consult 2 dagen later plaats kon vinden, maar dat was niet mogelijk. Ook kon geen contact op worden genomen met de bedrijfsarts. Vervolgens is aangeboden het contact telefonisch plaats te laten vinden. Verzoekster zat klaar bij haar telefoon in Turkije, maar bleek toch twee gemiste oproepen te hebben. Het was niet mogelijk een nieuw consult te plannen.
7. Verweerder heeft een reactie van de ex-werkgever toegestuurd, waarin het tijdsverloop is opgenomen. Volgens de ex-werkgever is op 25 juli 2023 de uitnodiging verstuurd voor het gesprek op 15 augustus 2023 per e-mail naar het bij de ex-werkgever bekende e-mailadres. Op 15 augustus 2023 en op 24 augustus 2023 is de uitnodiging ook naar dat e-mailadres verstuurd. Verder wordt door de ex-werkgever vermeld dat nooit de exacte vakantiedata zijn doorgekregen van verzoekster. Door de ex-werkgever is geadviseerd om niet langer dan 10 dagen weg te gaan aangezien verzoekster een Wia-aanvraag moest voorbereiden in dezelfde periode.
Ten aanzien van het schorsingsbesluit
8. Ter zitting is door verweerder verklaard dat de schorsing per 14 september 2023 (de datum van het beëindigingsbesluit) is vervallen. Het gaat dus om de vraag of de schorsing over de periode 15 augustus tot 14 september 2023 stand kan houden in bezwaar.
9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, mede gelet op artikel 2 van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (de Beleidsregels), het schorsingsbesluit van 23 augustus 2023 onvoldoende gemotiveerd. In het schorsingsbesluit is allereerst geen grondslag opgenomen. In het schorsingsbesluit is bovendien vermeld dat als verzoekster niet binnen 1 maand contact zou opnemen met haar ex-werkgever haar recht op een uitkering mogelijk eindigt. Niet in geschil is dat verzoekster binnen een maand contact heeft opgenomen met de ex-werkgever, namelijk op 23 augustus 2023. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster hiermee binnen de haar daarvoor gegeven termijnvoldaan aan de voorwaarde in het schorsingsbesluit en had de schorsing eerder ongedaan gemaakt moeten worden.
Door gemachtigde van verweerder is ter zitting opgemerkt dat iets anders was bedoeld in het schorsingsbesluit, namelijk dat ze alsnog moest verschijnen bij de bedrijfsarts, maar dat is niet vermeld in het besluit en is daar ook niet uit af te leiden. De voorzieningenrechter ziet niet in hoe verweerder dit motiveringsgebrek nog in de bezwaarfase kan herstellen.
Ten aanzien van het beëindigingsbesluit
10. Ook het beëindigingsbesluit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende en onjuist gemotiveerd. Ook in het beëindigingsbesluit ontbreekt namelijk de grondslag. Verweerder stelt dat dit gebruikelijk is bij een primair besluit, maar in dit geval is zonder aanduiding van de grondslag niet uit het besluit zelf op te maken op welke bepalingen de beëindiging is gebaseerd. Hierdoor is het voor verzoekster onmogelijk om zich juist te verweren tegen het besluit. Aan het besluit kleeft daarom een gebrek.
11. Daarbij staat in het bestreden besluit dat de uitkering wordt beëindigd, omdat verzoekster niet heeft gereageerd op de brief van 23 augustus 2023. Dit is onjuist. Verzoekster heeft wel gereageerd. Dit is al hiervoor uiteengezet. Het niet reageren zou volgens het besluit ertoe hebben geleid dat niet (meer) kon worden vastgesteld of verzoekster arbeidsongeschikt is. Deze motivering houdt eveneens geen stand. Wat verweerder heeft bedoeld, zo is ter zitting gebleken, is dat de uitkering is beëindigd op grond van artikel 28 Zw in samenhang met artikel 30a Zw, omdat verzoekster niet is verschenen bij de bedrijfsarts op 5 september 2023. Dit staat echter niet in het besluit.
12. Aan het bestreden besluit kleven dus motiveringsgebreken. De voorzieningenrechter is het met verweerder eens dat deze kunnen worden hersteld in bezwaar. Uitgaand van de door verweerder ter zitting gegeven grondslag overweegt de voorzieningenrechter het volgende.