In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.J. van der Meer, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn bedrijfspand door de burgemeester van de gemeente Zaanstad. De sluiting was gebaseerd op artikel 174a van de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad 2013, en vond plaats van 13 oktober 2023 tot en met 27 oktober 2023, met een verlenging tot 24 november 2023. De voorzieningenrechter heeft op 16 november 2023 het verzoek behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten, maar dat de grondslag voor de sluiting in bezwaar gewijzigd moet worden. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker onvoldoende spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien er geen financiële noodsituatie is aangetoond. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er nog acht dagen resteren van de sluitingsperiode en dat de burgemeester bereid is om het pand tijdelijk te openen voor verzoeker om zijn werkmateriaal en goederen te verwijderen. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.