ECLI:NL:RBNHO:2023:12030

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
10765804 \ VV EXPL 23-150
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil en nakoming van vaststellingsovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J.P. Liefting, gedaagde op 31 oktober 2023 gedagvaard in een kort geding. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 november 2023, waarbij gedaagde niet verschenen is, ondanks een behoorlijke oproeping. De kantonrechter heeft verstek verleend tegen gedaagde. Eiser vordert ontruiming van de woning aan [adres] te [plaats] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, betaling van een voorschot van € 5.000,00 voor de kosten van de ontruiming, € 4.500,00 aan achterstallige huur, een schadevergoeding voor gederfde huurpenningen, € 625,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en een contractuele boete van € 2.000,00. Eiser stelt dat gedaagde tekortschiet in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst die op 13 december 2022 is gesloten, waarin gedaagde verplicht was de woning per 1 oktober 2023 te verlaten.

De kantonrechter heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen. De ontruiming is toegewezen, maar het gevorderde voorschot op de kosten van ontruiming, de contractuele boete en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de gevorderde kosten voor ontruiming niet op voorhand kunnen worden beoordeeld en dat de contractuele boete al in het eerdere geschil is gevorderd. De gevorderde wettelijke rente over toekomstige schade is afgewezen omdat gedaagde niet in verzuim is. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10765804 \ VV EXPL 23-150
Uitspraakdatum: 20 november 2023
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: eiser
gemachtigde: mr. A.J.P. Liefting
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: gedaagde
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
Eiser heeft gedaagde op 31 oktober 2023 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 november 2023. Gedaagde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen gedaagde is verstek verleend.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat eiser ter toelichting van zijn standpunt naar voren heeft gebracht.
1.5.
Voorafgaand aan de zitting heeft gedaagde per e-mail van 12 november 2023 gereageerd op de vordering. Aangezien gedaagde niet op de mondelinge behandeling is verschenen wordt op deze reactie overeenkomstig artikel 6.1. van het
Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken, kanton 2023bij de beoordeling van de vordering geen acht geslagen.

2.De vordering

2.1.
Eiser vordert dat de kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening, gedaagde veroordeelt tot:
  • ontruiming van de aan eiser woning aan de [adres] te [plaats], binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
  • betaling van een voorschot van € 5.000,00 op de kosten van de gerechtelijke ontruiming voor het geval gedaagde niet vrijwillig tot ontruiming overgaat;
  • betaling van € 4.500,00 aan achterstallige huur over de periode vanaf 1 januari 2023 tot en met september 2023, te vermeerderen met wettelijke rente;
  • betaling van een schadevergoeding, te weten de gederfde huurpenningen vanaf 1 oktober 2023 tot de dag van ontruiming, vermeerderd met wettelijke rente;
  • betaling van € 625,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
  • betaling van contractuele boete van € 2.000,00, vermeerderd met wettelijke rente.
2.2.
Eiser legt aan de vordering – kort weergegeven – ten grondslag dat gedaagde te kort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de tussen partijen op 13 december 2022 ter zitting van de kantonrechter in kort geding gesloten vaststellingsovereenkomst, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van die zitting. Op grond van die overeenkomst is gedaagde gehouden de woning aan de [adres] te [plaats] per 1 oktober 2023 te verlaten, omdat de woning niet uiterlijk op die datum aan hem is geleverd en de huurovereenkomst tussen partijen is geëindigd. Gedaagde verblijft echter nog steeds in de woning. Daarnaast heeft hij de overeengekomen huurprijs van € 500,00 per maand over de periode januari 2023 tot en met september 2023 niet betaald. Op grond van artikel 11.2 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst is gedaagde een boete verschuldigd van € 10,00 per kalenderdag, met een maximum van € 2.000,00.

3.3. De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal de vordering – met in achtneming van het onder 3.2. tot en met 3.4. vermelde – toewijzen omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en eiser hierbij een spoedeisend belang heeft.
3.2.
Het gevorderde voorschot op de kosten van een eventuele gedwongen ontruiming wordt afgewezen. De met de ontruiming gemoeide kosten zijn slechts toewijsbaar als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand kan worden beoordeeld.
3.3.
De gevorderde contractuele boete van € 2.000,00 wordt afgewezen. De contractuele boete werd al gevorderd in het geschil waarin partijen op 13 december 2022 een vaststellingovereenkomst hebben gesloten en valt daarmee binnen het bereik van de daarin getroffen regeling. Gelet op de daarin vermelde (betalings)verplichtingen en de verleende kwijting voor het overige staat deze overeenkomst aan het opnieuw vorderen van deze boete in de weg.
3.4.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt evenmin voor toewijzing in aanmerking, nu de grondslag en de feitelijke onderbouwing van deze kosten in de dagvaarding ontbreekt.
3.5.
De gevorderde wettelijke rente “over de toekomstige schade” zal worden afgewezen omdat niet is gebleken dat gedaagde in verzuim is met de betaling van die toekomstige schade.
3.6.
De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, omdat hij grotendeels in het ongelijk wordt gesteld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt gedaagde om het pand, gelegen aan de [adres] te ([postcode]) [plaats], binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, met medeneming van de daarin vanwege gedaagde aanwezige goederen en personen, te verlaten en met overgifte aan eiser - dan wel aan gevolmachtigde [gemachtigde] - van de sleutels en al hetgeen tot de woning van eiser behoort, ter vrije en algehele beschikking van eiser te stellen;
4.2.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van € 4.500,00 aan achterstallige huur over de periode 1 januari 2023 tot en met september 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 oktober 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
4.3.
veroordeelt gedaagde tot betaling van € 500,00 per maand voor iedere maand dat gedaagde de woning vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag van de ontruiming in gebruik houdt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2023 over de op die datum verschuldigde vergoeding;
4.4.
veroordeelt gedaagde tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van eiser tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 129,73
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 529,00
nakosten € 124,00 ;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst de gevorderde voorziening voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter