In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 februari 2023 een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging afgewezen. Het verzoek was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een posttraumatische stressstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstig nadeel voor de betrokkene of anderen aanwezig was, waaronder lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang, maar heeft ook voldoende vertrouwen in de vrijwillige voortzetting van de behandeling door de betrokkene. Dit vertrouwen is gebaseerd op eerdere naleving van afspraken met het ambulante behandelteam, ondanks dat de betrokkene niet op de hoogte was van het lopende zorgmachtigingsverzoek.
De rechtbank oordeelde dat het verlenen van een zorgmachtiging niet doelmatig zou zijn, omdat dit de weerstand van de betrokkene tegen hulpverlening zou verhogen, wat een goede samenwerking met het behandelteam in de weg zou staan. De rechtbank concludeerde dat niet voldaan was aan de criteria voor verplichte zorg zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken door rechter W.P. van der Haak, met E.B.B.M. van Linden als griffier. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 15 februari 2023 vastgesteld.