ECLI:NL:RBNHO:2023:12109

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
8279367 \ CV EXPL 20-752
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagier na annulering van vlucht door weersomstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder British Airways Plc. De passagier had een vordering ingesteld wegens de annulering van een vlucht van Amsterdam naar Singapore via Londen, die op 3 en 4 november 2017 had moeten plaatsvinden. De vervoerder had de vlucht geannuleerd vanwege slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Heathrow, wat leidde tot een vermindering van de capaciteit. De passagier arriveerde uiteindelijk met bijna 24 uur vertraging op de eindbestemming en vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond waarom specifiek deze vlucht geannuleerd moest worden en niet met vertraging kon worden uitgevoerd. De rechter concludeerde dat de vervoerder aansprakelijk was voor de compensatie en veroordeelde deze tot betaling van € 708,90 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen bij annuleringen en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren voor buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8279367 \ CV EXPL 20-752
Uitspraakdatum: 8 november 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de buitenlandse vennootschap: Public Limited Company
British Airways Plc.gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 28 oktober 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Londen Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Changi Airport (Singapore) op 3 en 4 november 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier is vervolgens omgeboekt en met 23 uur en 49 minuten vertraging aangekomen op de eindbestemming.
2.4.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 februari 2018, dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht is geannuleerd vanwege de slechte weersomstandigheden op en rond de luchthaven van Heathrow. Op 3 november 2017 was sprake van mistwaarschuwingen, als gevolg waarvan de luchtverkeersleiding het aantal landingen per uur heeft teruggebracht (‘Low Visibility Procedures’). Dit leidde ertoe dat het luchtverkeersbeheer het aantal landingen per uur eerst tot 32 terugbracht, terwijl er normaal tussen de 40 en 44 landingen per uur plaatsvinden. Tussen 7:00 uur en 8:00 uur UTC kon de luchtverkeersleiding maar 29 vluchten laten landen terwijl er 37 vluchten per uur moesten landen. Tussen 9:00 uur en 11:00 uur UTC werd het aantal landingen teruggebracht naar 20 per uur terwijl voor de rest van de dag maximaal 36 landingen per uur zouden worden toegelaten. Vanwege de sterk verminderde capaciteit op de luchthaven zag de vervoerder zich geconfronteerd met een situatie waarin hij niet al zijn korte vluchten zou kunnen uitvoeren voor de nachtsluiting van Londen Heathrow. Om die reden heeft hij om 11:10 uur UTC de rotatie BA 446/447 waar de vlucht van de passagiers deel van uitmaakte geannuleerd. De vervoerder heeft hierbij toegelicht dat London Heathrow Airport zijn thuisbasis en dat een capaciteitsreductie altijd van invloed zal zijn op zijn vluchten.
4.4.
De passagier betwist dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. Zij heeft als productie 3 bij repliek een schema overgelegd waaruit blijkt dat rond de geplande aankomsttijd van de vlucht wel andere vluchten zijn geland op de luchthaven Londen Heathrow. Bovendien heeft de vervoerder volgens de passagier onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom specifiek de vlucht in kwestie moest worden geannuleerd en niet, zij het met vertraging, kon worden uitgevoerd. De annulering van de vlucht is dan ook een operationele keuze van de vervoerder geweest.
4.5.
Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat een capaciteitsreductie een buitengewone omstandigheid kan vormen. Hierbij geldt wel dat het aan de vervoerder is om aan te tonen dat hij, gelet op de duur en mate van de luchtverkeersleidingsrestricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop hier niet in is geslaagd. Weliswaar heeft de vervoerder voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding vanwege de weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven heeft verminderd en dat dit van invloed is geweest op zijn vluchten, maar de vervoerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom specifiek de onderhavige vlucht moest worden geannuleerd en niet, zoals de passagier heeft gesteld, met vertraging kon worden uitgevoerd. Volgens de vervoerder was het door de ontstane vertraging niet langer mogelijk om de vlucht (vertraagd) uit te voeren zonder de nachtsluiting van de luchthaven Londen Heathrow te schenden. De vervoerder heeft echter niet toegelicht vanaf wanneer de luchthaven gesloten is voor de nacht, zodat onduidelijk is hoe de onderhavige vlucht daarmee verband houdt. Bovendien heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd welke afwegingen hij heeft gemaakt bij het annuleren van de vlucht. De stelling van de vervoerder dat hij bij annuleringen rekening houdt met verschillende factoren is daartoe onvoldoende. Dit zegt namelijk niets concreets over de onderhavige vlucht.
4.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.8.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier wordt gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 708,90 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 4 november 2017, en over € 108,90 vanaf 28 oktober 2019, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier wordt gemaakt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter