ECLI:NL:RBNHO:2023:12110

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
8301044 \ CV EXPL 20-1193
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers wegens vertraging van vlucht en de verantwoordelijkheid van de vervoerder

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways Plc. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers, die op 26 maart 2018 van Amsterdam Schiphol naar Douglas Airport (Charlotte, VS) wilden vliegen, hebben hun aansluitende vlucht gemist na een omboeking. Ze vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de passagiers zelf verantwoordelijk zijn voor het missen van de aansluitende vlucht, omdat zij voldoende overstaptijd hadden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat de overstap niet mogelijk was en dat de vervoerder zijn zorgplicht niet heeft geschonden. De vordering is afgewezen, en de passagiers zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 1 november 2023 door kantonrechter S.N. Schipper in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8301044 \ CV EXPL 20-1193
Uitspraakdatum: 1 november 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
beiden wonende te [plaats] (Duitsland)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de buitenlandse vennootschap
Public Limited Company (Verenigd Koninkrijk) British Airways Plc.
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren Amsterdam Schiphol Airport via Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Douglas Airport (Charlotte, Verenigde Staten) op 26 maart 2018.
2.2.
De passagiers zijn reeds op de luchthaven Schiphol omgeboekt naar een alternatieve vlucht van Amsterdam Schiphol Airport via Dulles International Airport (Verenigde Staten) naar Douglas Airport (Charlotte, Verenigde Staten) op diezelfde dag.
2.3.
De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Douglas Airport (Verenigde Staten) met vluchtnummer UA6166 (hierna: de vlucht) gemist en zijn, na een volgende omboeking, met 5 uur en 40 minuten vertraging aangekomen op de eindbestemming.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2018, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling, dan wel de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 29 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers de aansluitende vlucht door eigen toedoen hebben gemist. De passagiers hadden meer dan voldoende overstaptijd. De verantwoordelijkheid om tijdig aan boord te gaan ligt bij de passagiers. Dat de passagiers zich niet (tijdig) hebben gemeld voor de aansluitende vlucht dient volgens de vervoerder dan ook voor hun eigen rekening en risico te komen.
4.3.
De passagiers betwisten dat de geplande overstaptijd tussen vlucht LH651 en UA6166 afdoende was om over te stappen. Zij stellen in dit verband dat de geplande overstaptijd op Dulles International Airport 1 uur en 20 minuten bedroeg. De passagiers zijn weliswaar om 15.27 uur (lokale tijd)op Dulles International Airport geland, maar de verwachtte aankomsttijd was 15.40 uur (lokale tijd). De aansluitende vlucht naar Douglas Airport zou vervolgens om 17.15 uur (lokale tijd) vetrekken. De gate zou echter reeds 15 minuten voor vertrek, dus om 17.00 uur (lokale tijd), sluiten. De passagiers stellen dat de vervoerder zijn zorgplicht jegens de passagiers heeft geschonden. De vervoerder heeft bij de omboeking namelijk geen rekening gehouden met de duur van de security check en douane op Dulles International Airport en de leeftijd van de passagier sub 2 (78 jaar oud). Het had volgens de passagiers op de weg van de vervoerder gelegen om assistentie voor de oudere passagier te verzorgen. De passagiers stellen voorts dat zij (desondanks) alles in het werk hebben gesteld om de aansluitende vlucht te halen.
4.4.
Volgens de vervoerder hadden de passagiers een ruime overstaptijd van 2 uur en 47 minuten dan wel 2 uur en 12 minuten. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder verwezen naar de overgelegde vluchtgegevens (Productie A2 bij de conclusie van antwoord). De passagiers hebben bovendien zélf nagelaten een ruimere overstaptijd en/of assistentie aan te vragen, zodat dit niet aan de vervoerder te wijten is. Een deel van de douanecontroles is bovendien vergelijkbaar met de douanecontrole op Heathrow Airport (de oorspronkelijke overstap). Van passagiers mag volgens de vervoerder worden verwacht dat zij alles in het werk stellen om de aansluiting te halen. De passagiers stellen dat zij hieraan hebben voldaan, maar zij hebben dit niet onderbouwd.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het is aan de passagiers om te stellen en te bewijzen dat de overstap niet mogelijk was. De enkele stelling dat zij hun best hebben gedaan om de aansluitende vlucht te halen maar dat dit vanwege de leeftijd van de passagier sub 2 niet is gelukt, is daartoe onvoldoende. Dit geldt te meer nu de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vlucht vanuit Amsterdam eerder dan gepland in Dulles is aangekomen, terwijl de aansluitende vlucht naar Charlotte met vertraging is vertrokken. Weliswaar hebben de passagiers gesteld dat de overstap van een intercontinentale vlucht naar een binnenlandse vlucht veel tijd in beslag neemt, maar zij hebben geen toelichting gegeven op de minimale connectietijd (MCT) te Dulles. Dit had wel op hun weg gelegen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende overstaptijd in acht heeft genomen. De vordering wordt dan ook afgewezen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.wijst de vordering af;
5.2.veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 66,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter