ECLI:NL:RBNHO:2023:12113

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
8359673 \ CV EXPL 20-2132
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door weersomstandigheden en de verantwoordelijkheden van de vervoerder

In deze zaak heeft Stichting Achmea Rechtsbijstand (hierna: Achmea) een vordering ingesteld tegen British Airways Plc. (hierna: de vervoerder) wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: een passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Palma Mallorca via Londen, maar deze vlucht had meer dan drie uur vertraging. Achmea, die het vorderingsrecht van de passagier had overgenomen, vorderde compensatie van € 250,00 en bijkomende kosten van de vervoerder.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk restricties opgelegd door de luchtverkeersleiding vanwege weersomstandigheden. Achmea betwistte dit en stelde dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd voor de claim van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden en dat de vordering van Achmea tot betaling van de hoofdsom moest worden toegewezen. De kantonrechter wees ook de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat Achmea niet had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan Achmea, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 22 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8359673 \ CV EXPL 20-2132
Uitspraakdatum: 22 november 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Stichting Achmea Rechtsbijstand
wonende te Tilburg
eiser
hierna te noemen: Achmea
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
De buitenlandse vennootschap: Public Limited Company (Verenigd Koninkrijk) British Airways Plc.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
Achmea heeft bij dagvaarding van 9 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.1.
Achmea heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Achmea heeft zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 4 juni 2018 diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Londen City Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Palma Mallorca Airport (Spanje).
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Londen BA8496 hierna: de vlucht) heeft vertraging opgelopen. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt en op diezelfde dag vervoert van Amsterdam Schiphol Airport via Barajas Airport (Spanje) naar Palma Mallorca Airport (Spanje). De passagier is met meer dan drie uur vertraging aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft zijn eventuele vorderingsrecht aan Achmea overgedragen.
2.4.
Achmea heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Achmea vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 juni 2018, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling, dan wel de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75, althans € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 januari 2019, dan wel de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Achmea heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Achmea stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is tot compensatie conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg is geweest van de doorwerking van een buitengewone omstandigheid. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder een HOEC-rapport en een CFMU-rapport overgelegd. Uit de rapporten volgt volgens de vervoerder dat er zogenoemde ‘
slot delays’zijn opgelegd aan de direct voorafgaande vlucht (BA8497) vanwege de weersomstandigheden op Londen City Airport (Verenigd Koninkrijk). Dit betreft een restrictie van de luchtverkeersleiding. Vlucht BA8497 kwam als gevolg van deze restricties met 27 minuten vertraging aan, aldus de vervoerder.
4.4.
Achmea betwist dat sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid. Zij stelt dat uit de door de vervoerder overgelegde productie bij de conclusie van antwoord (A1) af te leiden is dat de vertraging van vlucht BA8497 is ontstaan wegens code ‘RS’. Deze code staat voor ‘
Cabin Crew Rotation’. Dit houdt volgens Achmea in dat de vervoerder over onvoldoende cabine personeel beschikt vanwege de vertragingen op andere vluchten. De vervoerder voert daarentegen aan dat uit de producties bij de Conclusie van Dupliek (D1 en D2) volgt dat codes ‘RA’ (
Aircraft Rotation) en ‘CFMU’ of ‘AW’ (
ATFM duet to weather at destinations) zijn opgelegd. Deze geven de opgelegde restricties vanwege de weersomstandigheden aan.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat het aan de vervoerder is om aan te tonen dat de voornoemde vertraging is ontstaan wegen buitengewone omstandigheden. Achmea stelt terecht dat uit de verschillende rapporten, welke de vervoerder overlegd heeft, niet eenduidig blijkt wat de oorzaak van de vertraging is geweest. Het verweer van de vervoerder is al met al onbegrijpelijk en tegenstrijdig. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vervoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging op de eindbestemming is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de duur van de vertraging op de eindbestemming, worden toegewezen.
4.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
Achmea heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Achmea heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten met de daarover gevorderde rente moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.10.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Achmea worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Achmea van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 juni 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Achmea en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01
griffierecht € 124,00
salaris gemachtigde € 160,00
nakosten € 40,00
te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de vervoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de vervoerder ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt de vervoerder in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter