ECLI:NL:RBNHO:2023:12194

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
340898
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de verantwoordelijkheid voor dressuurpaard Davinci na veiling

In deze zaak heeft Primeval Stoeterij B.V. een dressuurpaard, genaamd Davinci, gekocht van Delano Trade B.V. en hen de opdracht gegeven om het paard te trainen en te onderhouden met het doel het later met winst te verkopen. Na een mislukte veiling in oktober 2019, waarbij het paard niet verkocht werd, ontstond er onduidelijkheid over de verblijfplaats van het paard. Primeval stelt dat Delano wanprestatie heeft gepleegd, omdat het paard niet is teruggekomen. De rechtbank moet beoordelen of de verantwoordelijkheid van Delano voor het paard is geëindigd op het moment van de veiling. De rechtbank heeft Delano een bewijsopdracht gegeven om aan te tonen dat de verplichtingen tot verzorging van het paard zijn geëindigd bij de veiling. De zaak is complex door de verschillende interpretaties van de afspraken tussen partijen en de rol van de veiling. De rechtbank heeft vastgesteld dat Delano verantwoordelijk blijft voor het paard, tenzij zij kan bewijzen dat de verplichtingen zijn geëindigd. De uitspraak is gedaan op 1 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/340898 / HA ZA 23-345
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak van
PRIMEVAL STOETERIJ B.V.,
die is gevestigd in Ursem, gemeente Koggenland ,
eisende partij,
hierna te noemen: Primeval,
advocaat: mr. R.A.M. Schram, kantoorhoudende in Velsen-Noord,
tegen

1.DELANO TRADE B.V.,

2.
[gedaagde],
die wonen en gevestigd zijn in [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Delano c.s.,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Emmen.
De zaak in het kort
Tussen partijen is een overeenkomst gesloten. Primeval heeft van Delano c.s. een dressuurpaard gekocht, genaamd Davinci. Primeval heeft vervolgens aan Delano c.s. de opdracht gegeven om het paard te trainen en te onderhouden, met het doel om het paard enige tijd later met winst te verkopen. Nadat het paard op een veiling niet verkocht werd, is het paard niet teruggekomen naar Primeval of Delano c.s. Over de verblijfplaats van het paard bestaat onduidelijkheid. Primeval stelt dat Delano c.s. wanprestatie heeft gepleegd. De kern van de zaak betreft de vraag of de verantwoordelijkheid van Delano c.s. voor het paard is geëindigd op het moment dat het paard is afgegeven bij de veiling. De rechtbank geeft Delano Trade B.V. een bewijsopdracht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 juni 2023 met de bijlagen 1 tot en met 3;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 16 augustus 2023;
- de akte voor comparitie tevens akte vermeerdering van eis met producties;
- de akte houdende overlegging van een productie van Delano;
- de mondelinge behandeling van 19 september 2023. De griffer heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mrs. Schram en Wensing hebben daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [gedaagde] (hierna: [gedaagde] ) is bestuurder van Delano Trade B.V. (hierna: Delano). Delano is gespecialiseerd in het trainen, verhandelen en verkopen van paarden.
2.2.
Primeval is een vennootschap waarvan de heer [bestuurder] (indirect) aandeelhouder en bestuurder is.
2.3.
Op 16 mei 2017 hebben Primeval en Delano een overeenkomst gesloten waarbij Primeval het paard Davinci heeft gekocht voor een bedrag van € 40.000,--.
2.4.
Partijen hebben bij de koop afgesproken dat alle kosten voor de training en het onderhoud van Davinci voor rekening van Delano zouden komen. De winst zou tussen partijen worden verdeeld. Als het paard binnen een jaar na de aankoop zou worden verkocht, zou Primeval 60% van de winst krijgen en Delano 40%. Als het paard na een jaar na aankoop zou worden verkocht zouden beide partijen 50% van de winst krijgen.
2.5.
Primeval heeft de overeenkomst bij dagvaarding van 8 juni 2023 gedeeltelijk ontbonden, voor zover het betaling van de koopprijs van € 40.000,- betreft.

3.Het geschil

3.1.
Primeval vordert na vermeerdering van eis -samengevat- dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Delano c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan Primeval binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis een bedrag van € 40.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 1 februari 2021,
voor recht verklaart dat Delano wanprestatie heeft gepleegd jegens Primeval en dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Primeval, met hoofdelijke veroordeling van Delano c.s. tot betaling aan Primeval van de schade die Primeval als gevolg daarvan heeft geleden,
Delano c.s. hoofdelijk veroordeelt om binnen vijf dagen na dit vonnis rekening en verantwoording af te leggen aan Primeval over de uitvoering van de overeenkomst
Delano c.s. hoofdelijk veroordeelt om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis aan Primeval een bedrag te betalen van € 1.175,-- aan buitengerechtelijke kosten,
Delano c.s. veroordeelt in de proceskosten, inclusief de nakosten,
Delano c.s. hoofdelijk veroordeelt om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis aan Primeval een bedrag te betalen van € 4.991,25 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 30 september 2019.
3.2.
Delano c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op 16 mei 2017 heeft Primeval het dressuurpaard Davinci gekocht van Delano voor een bedrag van € 40.000,--. Zoals tussen partijen was afgesproken, is het paard vervolgens door Delano verzorgd en getraind. Het was de bedoeling van partijen om het paard na enige tijd met winst te verkopen. In 2019 is het paard daarom door Delano ingeschreven voor de Equine Elite veiling in Weert. Het paard is door Delano naar de veiling gebracht. De veiling werd gefaciliteerd door Stal De Korenbloem.
Over het financiële gedeelte van de veiling en over wat er tijdens en na de veiling met het paard is gebeurd zijn partijen het niet eens. De rechtbank zal in het vervolg van dit vonnis eerst de stellingen van partijen schetsen.
Standpunt Delano
4.2.
Volgens Delano heeft zij de inschrijving voor de veiling, het aanbieden van het paard op de veiling en de keuring geregeld. Het financiële gedeelte van de veiling heeft Primeval op zich genomen. Primeval heeft volgens Delano de laatprijs bepaald op € 55.000,-- en Primeval heeft ook de inschrijfkosten voor de veiling betaald.
Op de veiling in oktober 2019 werd de laatprijs niet gehaald en het paard werd niet verkocht. Delano voert aan dat de heer [bestuurder] vervolgens zelf contact heeft gehad met de veiling en afspraken heeft gemaakt over het verdere verloop. Het paard is niet naar de stal van Delano teruggekeerd en Delano weet niet wat er verder met het paard is gebeurd. [gedaagde] heeft verklaard dat het paard na de veiling op Stal De Korenbloem is blijven staan, omdat er mogelijk buiten de veiling om nog een koper kon worden gevonden. Enige tijd na de veiling heeft [gedaagde] nog contact gehad met de heer [eigenaar] , eigenaar van Stal De Korenbloem en organisator van de Equine Elite veiling. [gedaagde] heeft toen vernomen dat het paard inmiddels in Engeland zou staan.
Delano stelt dat haar verantwoordelijkheid voor het paard is geëindigd op het moment dat zij het paard in opdracht van Primeval naar de veiling heeft gebracht. De overeenkomst op basis waarvan Delano het paard zou trainen en verzorgen werd op dat moment beëindigd. Tussen partijen zijn volgens Delano geen verdere afspraken gemaakt. Primeval heeft de regie over het paard overgenomen op het moment dat het naar de veilig was gebracht en daarmee ligt de verantwoordelijkheid voor het paard volgens Delano weer bij Primeval, de eigenaar van het paard.
Standpunt Primeval
4.3.
Het is volgens Primeval juist dat Delano het paard heeft ingeschreven voor de Equine Elite veiling in oktober 2019. Dat Primeval het financiële gedeelte van de veiling op zich heeft genomen is niet juist. Zoals bij de koopovereenkomst was afgesproken dienden alle kosten voor rekening van Delano te komen, zo ook de kosten van de veiling. Primeval heeft de inschrijfkosten slechts op verzoek van Delano voorgeschoten, omdat Delano had aangegeven geen geld te hebben om deze kosten te betalen. Volgens Primeval is het ook Delano geweest die de laatprijs van € 55.000,-- heeft bepaald.
Primeval is er niet van overtuigd dat het paard ook daadwerkelijk aan de veiling heeft meegedaan. Davinci is een Grand Prix paard en dergelijke paarden zijn erg gewild en veel geld waard. Primeval vindt het daarom opmerkelijk en onaannemelijk dat de laatprijs van slechts € 55.000,- niet is gehaald.
Het is voor Primeval niet duidelijk wat er na de veiling met het paard gebeurd is, maar het paard is in ieder geval niet aan Primeval overgedragen. Het paard is onder beheer van Delano gebleven. Delano was ook na de veiling verantwoordelijk voor het paard. Delano zou alles regelen met betrekking tot het paard, zoals de huisvesting, verzorging en de verkoop. Delano beschikte daarom ook over het paspoort van het paard.
Bewijsopdracht
4.4.
De inhoud van de overeenkomst van partijen blijkt uit het volgende.
Op de factuur van 16 mei 2017 van € 40.000,- van Delano aan Primeval staat met de hand geschreven:
“gekocht met de volgende afspraken:allekosten zijn voor [gedaagde] en bij verkoop gedurende een jaar ná aankoop 60% Primeval/40% Delano BV na het 1e jaar 50/50”
Partijen zijn het erover eens dat Delano het paard zou verzorgen. Dat heeft hij ook gedaan in 2017, 2018 en 2019. Hij heeft het paard ook getraind en er wedstrijden mee gereden. Partijen zijn het er ook over eens dat Davinci in oktober 2019 op de veiling in Weert zou worden aangeboden. Delano heeft het paard aangemeld, er naar toe gebracht en het contact erover onderhouden met de eigenaar van de veiling.
Partijen hebben geen afspraak gemaakt over wat er zou gebeuren als Davinci op de veiling niet zou worden verkocht.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het ervoor worden gehouden dat Delano ook na de veiling de zorg voor Davinci zou houden en er dus verantwoordelijk voor was, wat er met het paard gebeurde. Dat was de twee jaren ervoor zo geweest en niet valt in te zien, waarom dat vanaf de veiling ineens anders zou zijn.
Delano was bovendien zelf op de veiling aanwezig, toen Davinci werd aangeboden, Primeval niet.
4.6.
Kern van het verweer van Delano is echter dat partijen zijn overeengekomen dat de verplichtingen van Delano zouden eindigen zodra het paard ter veiling werd aangeboden. Primeval heeft volgens Delano zelf nadere afspraken met derden gemaakt over de huisvesting, training en verkoop van het paard. Die stelling wordt gemotiveerd door Primeval betwist.
Omdat Delano zich beroept op de rechtsgevolgen van dit verweer, is het aan Delano om te bewijzen dat met het inleveren van Davinci bij de veiling, haar verplichtingen tegenover Primeval zijn geëindigd. De rechtbank zal Delano in de gelegenheid stellen te bewijzen dat partijen op enig moment zijn overeengekomen dat de verplichting van Delano tot verzorging van het paard is geëindigd op het moment dat het paard op de veiling werd aangeboden.
In het kader van de waarheidsvinding en wat partijen over en weer hebben gesteld, ligt het voor de hand om in ieder geval de heer [eigenaar] als getuige te horen.
4.7.
Als onderbouwing van zijn stelling heeft Delano in de conclusie van antwoord aangevoerd dat de inschrijfkosten voor de veiling door Primeval zijn betaald. Die stelling bleek ter zitting onjuist te zijn. Primeval heeft namelijk de desbetreffende factuur in het geding gebracht. Deze is gericht aan HMS Stables, een bedrijf van Delano, dat ook in [woonplaats] is gevestigd. Primeval heeft ook emailverkeer overgelegd, waaruit blijkt dat [gedaagde] contact heeft gehad met [bestuurder] .
“Invoice Davinci is inschrijfgeld voor de veiling. Heb met [gedaagde] overlegd om dat even voor te schieten.”
Het was dus Delano die aansprakelijk was voor voldoening van de inschrijfkosten van de veiling.
Persoonlijke aansprakelijkheid bestuurder
4.8.
In het merendeel van haar vorderingen heeft Primeval naast Delano ook [gedaagde] persoonlijk (hoofdelijk) aansprakelijk gesteld. [gedaagde] is volgens Primeval naast Delano zelf ook aansprakelijk op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Van bestuurdersaansprakelijkheid is alleen sprake als de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt treft. Uit vaste rechtspraak volgt dat niet snel aan dat criterium zal zijn voldaan. Ondanks de aankondiging in het tussenvonnis dat ter zitting de grondslag van de vorderingen aan de orde zou komen, heeft Primeval deze vordering in het geheel niet onderbouwd. Ook uit de door Primeval overgelegde stukken volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat aan dit vereiste van een persoonlijk ernstig verwijt is voldaan. De vorderingen tegen [gedaagde] persoonlijk zullen daarom worden afgewezen.
Als de bewijsopdracht slaagt of niet slaagt
4.9.
Als Delano slaagt in het opgedragen bewijs, zijn ook de overige vorderingen van Primeval niet toewijsbaar.
Als Delano niet in haar bewijsopdracht slaagt, zal daarmee vast komen te staan dat zij ook na de veiling verantwoordelijk is gebleven voor het paard. De vordering van Primeval tot (terug)betaling van het bedrag van € 40.000,-- op grond van gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie is dan toewijsbaar.
Ook de vordering tot (terug)betaling van de veilingkosten van € 4.991,25 ligt dan voor toewijzing gereed.
4.10.
Op het moment dat de in 4.9 besproken vordering wordt toegewezen, zal de door Primeval onder b. gevorderde verklaring voor recht en de daarbij gevorderde vergoeding van schade worden afgewezen. Primeval heeft niet onderbouwd waar de schade naast de koopprijs uit zou bestaan. Niet in de uiterst summiere dagvaarding en ook niet tijdens de mondelinge behandeling. Primeval zal daartoe ook niet meer in de gelegenheid worden gesteld. Primeval heeft daarom geen belang bij deze vordering.
4.11.
Als de bewijsopdracht niet slaagt en de in 4.9 besproken vordering wordt toegewezen, dan zal de vordering onder c. die ziet op een veroordeling tot het afleggen van rekening en verantwoording ook worden afgewezen. Allereerst omdat Primeval ondanks gelegenheid daartoe niet heeft onderbouwd wat de grondslag van die vordering is. Maar daarnaast omdat de tussen partijen gesloten overeenkomst bij toewijzing van de in 4.9 besproken vordering van Primeval zal worden ontbonden. De verplichtingen van partijen over en weer komen op dat moment te vervallen. Voor een verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording is dan in ieder geval geen grondslag meer. De rechtbank merkt hierbij nog op dat hoewel uit de overgelegde stukken volgt dat Primeval in 2018 en 2019 heeft aangegeven het paard te willen laten veilen, nergens uit volgt dat Primeval tussen het moment van de veiling in oktober 2019 en vóór november 2020 op enig moment heeft geïnformeerd naar de voortgang van het paard of naar de verrichte inspanningen om het paard te verkopen.
4.12.
De door Primeval gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen te zijner tijd worden afgewezen. Primeval heeft onvoldoende onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
Artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
4.13.
Beide partijen hebben gesteld dat de andere partij zich in deze procedure schuldig heeft gemaakt aan het afleggen van verklaringen die in strijd zijn met de waarheid. De rechtbank heeft de verklaringen van partijen nader beoordeeld in het licht van artikel 21 Rv. Op grond van artikel 21 Rv zijn partijen verplicht om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Als deze beslissing niet wordt nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
4.14.
In de dagvaarding zou Primeval het hebben doen voorkomen alsof zij niets van een veiling wist. Dat klopt. In de dagvaarding wordt niets gezegd over een (eventuele) deelname aan een veiling. Door Primeval wordt aangevoerd dat zij tot in 2020 nergens van wist en daarom een advocaat hebben ingeschakeld. Ook in de door de vorige advocaat van Primeval op 1 februari 2021 verstuurde brief wordt niets over een veiling gezegd. Pas naar aanleiding van de conclusie van antwoord is door Primeval in de akte voor comparitie benoemd dat het paard in 2019 is ingeschreven bij een veiling.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [bestuurder] verklaard dat hij inderdaad wist van de veiling en dat hij zelf bij Delano heeft aangedrongen op inschrijving van het paard voor de veiling.
Voor de rechtbank staat daarmee vast dat Primeval onjuist dan wel onvolledig heeft verklaard en ook over een cruciaal onderdeel in dit geschil. De rechtbank acht deze schending van artikel 21 Rv niet ernstig genoeg om de vordering van Primeval af te wijzen. Wel zal de rechtbank te zijner tijd in de beslissing over de proceskosten rekening houden met de schending.
4.15.
In de conclusie van antwoord stelt Delano dat zij “vermoedt” dat de kosten voor de veiling “circa € 4.500,-“ belopen. Uit de akte voor comparitie van Primeval blijkt dat Delano de factuur van deze kosten zelf naar Primeval heeft doorgestuurd. Van de hoogte van het bedrag zou Delano dus op de hoogte moeten zijn geweest. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Delano toegelicht dat zij de vier jaar oude factuur niet bij de hand had op het moment dat zij de kwestie met haar advocaat besprak. Daarom heeft zij het bedrag geschat. De rechtbank vindt dit een geloofwaardige verklaring. Een en ander levert geen schending van artikel 21 Rv op.
4.16.
Delano zou in een Whatsapp-bericht aan Primeval hebben bericht dat er tijdens de veiling niet op het paard geboden is. In het door Primeval overgelegde bericht staat inderdaad dat de verkoop van het paard niet gelukt is, omdat er niet op geboden werd. Eerder stelde Delano in de conclusie van antwoord al dat de laatprijs niet gehaald was. Tijdens de mondelinge behandeling is door Delano toegelicht dat er wel op het paard is geboden, maar dat deze biedingen onder de laatprijs bleven, zodat Davinci onverkocht bleef. Dat strookt ook met de door Primeval overgelegde Whatsapp-correspondentie. Als [bestuurder] op de avond van de veiling vraagt: “Hoe gaan de prijzen?”, reageert [gedaagde] met “Tot nu toe heel goed.” Daarna volgt later op de avond de mededeling “Niet gelukt. Werdt niet op geboden. Jammer. Maar blijft een fijn paard.” De rechtbank begrijpt dat biedingen onder de laatprijs er feitelijk niet toe doen en dat het bericht van Delano aldus moet worden uitgelegd. Van schending van artikel 21 Rv is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
4.17.
In de conclusie van antwoord zou Delano gesteld hebben dat Primeval na de veiling zelf contact heeft gehad met Stal De Korenbloem over het paard. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Delano toegelicht dat zij er vanuit is gegaan dat Primeval zelf de regie over het paard heeft genomen, net zoals Primeval dat met een ander paard (Amber) had gedaan. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een schending van artikel 21 Rv.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt Delano op te bewijzen dat partijen op enig moment zijn overeengekomen dat haar verplichting tot verzorging van het paard Davinci is geëindigd op het moment dat het paard in oktober 2019 op de veiling in Weert bij Equine Elite werd aangeboden,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 november 2023voor uitlating door Delano of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als Delano geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als Delano getuigen wil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
februari tot en met mei 2024dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. L.J. Saarloos, in het gerechtsgebouw te Alkmaar, Kruseman van Eltenweg 2,
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op
1 november 2023.